Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 februari 2013
In antwoord op Kamervragen van de leden Karabulut (SP), Van Klaveren en Wilders (beiden
PVV) en Bergkamp (D66) (Aanhangsel Handelingen II, 2012/2013, nrs. 918, 926 en 927) heb ik mijn voornemens kenbaar gemaakt tot het voeren van een overleg over Turkse
internaten met een aantal betrokken gemeenten.
Zoals ik in de integratieagenda (Kamerstuk 32 824, nr. 7) heb aangegeven mag Nederland geen land zijn van parallelle gemeenschappen, waarin
de noodzaak lijkt te vervallen om elkaar te ontmoeten en elkaar te verstaan. Om een
plek te vinden in Nederland is het van belang dat migranten in aanraking komen met
mensen met andere denkbeelden of een andere levensstijl. Dat geldt zeker voor kinderen.
Het is niet wenselijk wanneer zij opgroeien in afzondering van de rest van samenleving.
In het kader van het pedagogisch klimaat in Turkse internaten vind ik het belangrijk
dat kinderen volop mee (kunnen) doen aan de Nederlandse samenleving. Tegen deze achtergrond
heb ik op 26 februari 2013 het bestuurlijk overleg gevoerd met vertegenwoordigers
van de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Arnhem, Almelo en Dordrecht.
Ten aanzien van brandveiligheid en vergunningen hebben de aanwezige gemeenten aangegeven
dat deze op orde zijn en dat ze over voldoende instrumenten beschikken om de fysieke
veiligheid van kinderen te garanderen. Tijdens het overleg is verder geconstateerd
dat er geen waarborgen bestaan ten aanzien van het pedagogische klimaat in de privaat
gefinancierde internaten – zoals Turkse internaten – waar kinderen wonen en waarvoor
geen toezicht is geregeld. Dat baart ons zorgen. Daarom is afgesproken dat rijk en
gemeenten in afstemming met de betrokken internaten en eventuele andere partijen zullen
komen tot een kwaliteitskader met aandacht voor onder andere het pedagogisch beleid,
de veiligheid en het welzijn van kinderen op deze internaten. Daarbij zullen ook andere
gemeenten betrokken worden waarin zich privaat gefinancierde internaten bevinden.
Het kwaliteitskader – dat aan door overheid geformuleerde minimumeisen moet voldoen-
moet de internaatbesturen richtsnoeren geven met betrekking tot de verwachte kwaliteit
van de internaten. Voor de gemeenten biedt het kwaliteitskader een instrument om toezicht
te kunnen houden. Het kader en het toezicht daarop zal zoveel mogelijk aansluiten
op bestaande wetgeving en instrumentarium.
Het kader en het voorstel voor toezicht zal mei van dit jaar klaar zijn. Ik zal vervolgens
in afstemming met de betrokken gemeenten en in afstemming met de staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bezien of het kwaliteitskader en het toezicht
daarop afdoende geregeld zijn, en in het verlengde daarvan of wetgeving aangepast
dient te worden.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher