33 400 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2013

33 400 C Vaststelling van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2013

Nr. 7 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN FINANCIËN EN VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 januari 2013

Mede namens de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Financiën willen wij uw Kamer informeren over de uitkomsten van het Bestuurlijk Overleg met de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW) dat 18 januari 2013 heeft plaatsgevonden.

In dit overleg is een onderhandelaarsakkoord bereikt over een aantal samenhangende financiële onderwerpen dat de medeoverheden raakt. De belangrijkste afspraken hebben betrekking op:

  • De Wet houdbare overheidsfinanciën, waarbij de ambitie en de tekortnorm voor de medeoverheden voor de komende jaren zodanig is vastgesteld dat ruimte blijft voor investeringen.

  • Het Wetsvoorstel schatkistbankieren, waarbij medeoverheden hun overtollige middelen zullen onderbrengen in de schatkist. Het wetsvoorstel zal zodanig worden aangepast dat ook onderling lenen mogelijk wordt.

  • Het BTW-compensatiefonds, waarvoor is overeengekomen dat het kabinet zal afzien van de voorgenomen afschaffing. Daarbij geldt dat de korting van 550 mln euro wordt gehandhaafd en de beheersbaarheid van het fonds wordt gegarandeerd.

Het volledige onderhandelaarsakkoord is bijgevoegd. VNG, IPO en UvW zullen dit akkoord met positief advies voorleggen aan hun achterban.

Door de verschillen van inzicht te overbruggen geven de decentrale overheden en het Rijk een impuls aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën en het sterker maken van de Nederlandse economie. Dit financieel akkoord is dan ook een grote stap voorwaarts. Het akkoord biedt medeoverheden zekerheid en er is een passend antwoord gevonden op zorgen van gemeenten, provincies en waterschappen over hun investeringsruimte.

Ik hoop u voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Conclusies Bestuurlijk overleg 18 januari 2013

In bestuurlijk overleg tussen VNG, IPO, de UvW en het kabinet zijn het saldopad en de wet Hof, evenals het schatkistbankieren en het BTW compensatiefonds allen in samenhang besproken. Partijen hebben het volgende onderhandelaarsakkoord bereikt:

Wet HOF / Saldopad EMU-norm

Wat betreft de Wet Hof wordt het af te spreken saldopad (dat geen onderdeel is van de wet) als de belangrijkste onzekerheid gezien. Het kabinet begrijpt dit goed. Daarom is hierover voor de huidige kabinetsperiode (2014–2017) reeds vandaag overeenstemming bereikt.

Herstel van de overheidsfinanciën vergt dat het EMU saldo ten minste een dalende trend laat zien. Ook de regels uit Brussel schrijven voor dat het EMU tekort daalt, zodat op termijn evenwicht op de begroting wordt bereikt. Op basis van het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën (wet HOF) en de geldende begrotingsregels leveren het Rijk en de medeoverheden een gelijkwaardige inspanning bij het terugdringen van het begrotingstekort. Over de bijdrage van de medeoverheden aan de Europese doelstellingen wordt overigens aan het begin van elke kabinetsperiode bestuurlijk overleg gevoerd.

Het regeerakkoord is erop gericht deze dalende trend in te zetten. De doorrekening van het regeerakkoord volgend, zorgt dat akkoord ervoor dat het tekort van de medeoverheden gedurende deze kabinetsperiode in geleidelijke stappen daalt naar 0,2% BBP in 2017. Dit is goed vergelijkbaar met de ontwikkeling bij het Rijk waar het tekort in deze periode daalt naar 1,2% BBP. Het pad van de doorrekening is voor medeoverheden de ambitie, en de inspanning moet er dan ook maximaal op zijn gericht dit pad te volgen.

Het kabinet begrijpt tegelijkertijd de zorgen die medeoverheden hebben over de ruimte voor investeringen in verband met wettelijke taken en nationale verplichtingen, met inachtneming van een gematigde lastenontwikkeling. De tekortnorm (waarvan ook sprake is in de wet Houdbare overheidsfinanciën) wordt daarom voor de duur van deze kabinetsperiode gesteld op de waarden in onderstaande tabel. De wet Houdbare Overheidsfinanciën regelt vervolgens procedureafspraken voor situaties waarin die norm dreigt te worden overschreden, dan wel wordt overschreden. Zo sprake is van (dreigende) overschrijding wordt in het bestuurlijk overleg besloten welke maatregelen moeten worden genomen om de overschrijding te voorkomen of in latere jaren goed te maken. Er is ruimte voor afspraken over een collectief verbeterpad, net als bij de vigerende afspraken over het EMU-saldo van de medeoverheden. Het bestuurlijk overleg dient concrete resultaten op te leveren en meerjarig zicht op het wél voldoen aan de norm. Het sanctie instrument is het ultimum remedium voor die situatie waar de norm wordt overschreden en komt pas in beeld nadat op alle cruciale momenten bestuurlijk overleg is gevoerd. Sancties zijn onderdeel van de wet, maar zullen gedurende deze kabinetsperiode niet worden toegepast.

 

2013

2014

2015

2016

2017

Ambitie voor EMU-saldo van medeoverheden gezamenlijk, in procenten bbp

– 0,5

– 0,3

– 0,3

– 0,2

– 0,2

           

Afgesproken tekortnorm voor deze kabinetsperiode, cf wet Hof, in procenten bbp1

– 0,5

– 0,5

– 0,5

(– 0,4)

(– 0,3)

X Noot
1

Eind 2015 wordt in bestuurlijk overleg bezien of op basis van de dan beschikbare realisaties de geprojecteerde daling in 2016 en 2017 verantwoord en mogelijk is.

Schatkistbankieren

Mede op basis van de consultatie van de medeoverheden, dient het kabinet een aangepast wetsvoorstel in bij de kamer. Daarbij is aan een aantal punten van de medeoverheden tegemoet gekomen.

Ten eerste zal het schatkistbankieren niet worden verankerd in de Comptabiliteitswet maar in de wet Financiering Decentrale overheden, conform de wens van de medeoverheden. Tevens wordt op verzoek van de medeoverheden afgezien van een roodstandfaciliteit; er is dus geen sprake van kredietverlening aan de medeoverheden door de Nederlandse staat.

Eveneens zal op aandringen van de medeoverheden het onderling lenen, naast het verplicht schatkistbankieren, tot de mogelijkheden behoren. Onder voorwaarden kunnen openbare lichamen aan elkaar lenen. Die voorwaarden zien erop dat het lenen enkel gebeurt binnen de collectieve sector, zodat dit eveneens leidt tot consolidatie van de schuld. Leningen worden geregistreerd bij het CBS en partijen mogen niet inlenen om uit te lenen. Uiteraard mag het onderling lenen geen strijdigheid met overige (EU) wet- en regelgeving opleveren en mogen partijen geen leningen verstrekken aan openbare lichamen waarmee een toezichtrelatie bestaat. Tegoeden die niet onderling worden uitgeleend, dienen onder te worden gebracht in de schatkist of kunnen worden gebruikt voor schuldaflossing.

Medeoverheden accepteren dat alle partijen voor het schatkistbankieren worden ingeregeld, ook die partijen die momenteel bruto weinig tot geen overtollige middelen hebben, zoals waterschappen en veel gemeenten. Daarbij heeft het kabinet er oog voor dat de administratieve lasten met name ook voor deze partijen zoveel mogelijk worden beperkt. Zo wordt een drempelbedrag voor bruto overtollige middelen geintroduceerd. Zolang de bruto overtollige middelen 0,75% van het begrotingstotaal (met een minimum per medeoverheid van € 250.000 en een maximum van € 2,5 miljoen) niet overschrijden, behoeft niet in de schatkist te worden gestort maar mag dit bedrag worden aangehouden op een rekening-courant of op een direct opvraagbare spaarrekening. Volgens de bij het Rijk beschikbare gegevens bedraagt het totaal aan middelen dat buiten de schatkist mag blijven in dit geval niet meer dan € 375 miljoen. Het bedrag wordt dan ook daarop gemaximeerd.

Medeoverheden delen het principe van schatkistbankieren niet, maar accepteren het op deze wijze aangepaste wetsvoorstel dat voor behandeling naar de Kamer wordt gezonden. Voorts wordt in gezamenlijkheid gewerkt aan een voor alle partijen soepele implementatie van het verplicht schatkistbankieren tijdig voor het einde van 2013.

BTW-compensatiefonds

Gehoord de aanmerkelijke bezwaren die de medeoverheden hebben tegen het afschaffen van het BTW compensatiefonds (het BCF) is het kabinet bereid hiervan af te zien. De medeoverheden accepteren dat de ingeboekte korting van in totaal 550 miljoen euro gehandhaafd blijft en op het Gemeente- en Provinciefonds (GF/PF) wordt toegepast conform de verdeling van het BCF over gemeenten en provincies in de begroting 2013. De decentrale overheden accepteren eveneens dat het voor het BTW compensatiefonds jaarlijks beschikbare budget wordt gemaximeerd. Als maximale omvang van het BCF met ingang van 2015 geldt de raming 2014 zoals opgenomen in de begroting 2013. Met ingang van 2015 wordt de ontwikkeling van het BCF gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek. Het effect van de voorgenomen decentralisaties op de declaraties in het BCF is geen onderdeel van deze afspraak en wordt nader verkend.

Indien de declaraties in enig jaar het gebudgetteerde BTW compensatiefonds overstijgen, worden deze aangezuiverd uit het GF en PF. Wanneer de declaraties het gebudgetteerde BCF onderschrijden, wordt de onderschrijding toegevoegd aan het GF/PF. Voor beiden geldt dat de verdeelsleutel in het betreffende jaar wordt afgeleid van de verhouding van de bij het BCF ingediende declaraties door gemeenten en provincies.

 

2014

2015

2016

2017

Plafond BCF in miljoenen

(bron: begroting 2013)

3079

Raming 2014*

(1+ accrespercentage)

Plafond 2015*

(1+ accrespercentage)

Plafond 2016*

(1+ accrespercentage)

Het kabinet spant zich in om bovenop de trap-op-trap-af systematiek geen extra generieke kortingen door te voeren op het GF/PF ten opzichte van het Regeerakkoord.

Naar boven