33 400 B Vaststelling van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2013

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 mei 2013

Hierbij bied ik u het Toezichtverslag 2013 aan1. Dit verslag geeft een overzicht van de bevindingen van het door mij uitgeoefende financiële toezicht op de begrotingen 2013 en de rekeningen 2011 van de provincies en de gemeenschappelijke regelingen waaraan provincies deelnemen.

Tevens zend ik u ter kennisneming twee door de gezamenlijke provincies opgestelde verslagen over het door de provincies uitgevoerde financieel toezicht op de gemeenten. Bijlage 2 betreft het gebruikelijke verslag over het uitgevoerde toezicht2. Bijlage 3 gaat in op het verdiepingsonderzoek naar de grondexploitatie dat in het kader van het financieel toezicht is verricht3.

Bevindingen financieel toezicht op provincies

De provinciale begrotingen 2013 zijn materieel in evenwicht (de structurele lasten worden gedekt door structurele baten); voor geen van de provincies is er aanleiding om voor het jaar 2013 op basis van de financiële positie of anderszins over te gaan tot het instellen van preventief toezicht.

Het totaal van de algemene reserves en bestemmingsreserves van alle provincies wordt per 1 januari 2013 geraamd op bijna € 15,7 miljard (per 1 januari 2012 was dit bijna € 14,0 miljard). Deze stijging is vooral toe te schrijven aan de administratieve afwikkeling van de verkoop van de energieaandelen van de provincie Fryslân. In de periode 2013–2016 is er per saldo sprake van een geraamde onttrekking aan de reserves van € 1,1 miljard (in de periode 2012–2015 was dit ook € 1,1 miljard). Dit betekent een afname van ruim 7% ten opzichte van 2013 (vorig jaar was sprake van een geraamde afname van bijna 8%).

Bevindingen financieel toezicht op gemeenten

Uit de jaarlijkse beoordeling van de begrotingen van gemeenten door de provincies blijkt dat de financiële positie van de gemeenten verder is verslechterd. Als belangrijkste oorzaken van deze verslechtering noemen de provinciale toezichthouders de stijgende lasten als gevolg van de Wet Werk Bijstand, de financiële participatie van gemeenten in sociale werkvoorzieningschappen en de lagere baten uit de grondexploitatie. De meeste gemeenten zijn er niettemin in geslaagd een sluitende begroting 2013 te presenteren. In het algemeen hebben gemeenten weinig middelen gereserveerd in hun begroting voor de taken die zij middels decentralisatie toegewezen zullen krijgen.

Gemeenten zijn over het algemeen al bezig met de nodige voorbereidingen van deze grote veranderopgave. Daarbij worden ze vanuit het rijk en de VNG ondersteund door de diverse transitiebureaus en projecten. Ook laat ik, zoals ik u eerder heb toegezegd onderzoek verrichten naar de financiële risico’s en uitvoeringsrisico’s van de decentralisaties werk, zorg en jeugd.

Van de 408 gemeenten zijn 9 gemeenten vanwege de financiële positie onder preventief toezicht geplaatst (Bellingwedde, Delfzijl, Ten Boer, Apeldoorn, Beuningen, Gemert-Bakel, Nuenen en de 2 artikel 12-gemeenten Boarnsterhim en Millingen aan de Rijn). Bij 6 van deze gemeenten4 is de zorgelijke financiële situatie voornamelijk een gevolg van het verwerken in de begroting en meerjarenraming van verliesverwachting op de grondexploitatie.

Onderzoek grondexploitatie

In 2012 hebben de provinciale toezichthouders wederom extra aandacht besteed aan de grondexploitatie. Gemeenten die in het verleden een actief grondbeleid hebben gevoerd lopen als gevolg van de crisis in de bouw financiële risico’s. De toezichthouders hebben deze risico’s onderzocht door te inventariseren wat de omvang van de grondexploitatie is (zowel in exploitatie genomen bouwgronden als nog niet in exploitatie genomen gronden), welke resultaatverwachtingen gemeenten op de grondexploitatie hebben en welke middelen gemeenten hebben om verliezen af te dekken. Bijlage 3 vat de uitkomsten van dit onderzoek samen.

De provinciale toezichthouders concluderen dat in 2011 de winstverwachting over geheel van de Nederlandse gemeenten fors is afgenomen en dat een aanzienlijk aantal gemeenten zich geconfronteerd ziet met verliezen. Over het algemeen nemen gemeenten hun verantwoordelijkheid en worden voorzieningen gevormd voor de tegenvallende resultaten of wordt er afgewaardeerd. Geconstateerd wordt dat sommige gemeenten nog steeds een te optimistische kijk hebben op de ontwikkelingen in de grondexploitatie en dat voor een verdere verslechtering van de financiële positie van gemeenten als gevolg van de grondexploitatie moet worden gevreesd.

Het beeld dat uit het onderzoek van de provinciale toezichthouders naar voren komt, komt overeen met de vervolgrapportage over de financiële effecten van de crisis bij gemeentelijke grondbedrijven, die in opdracht van de VNG, de minister van Infrastructuur en Milieu en mij is opgesteld door Deloitte Financial Advisory Services B.V.. Bij brief van 29 oktober 2012 (TK 27 581, nr. 43) bent u in kennis gesteld van deze rapportage.

Vanwege de grote impact van actief grondbeleid op de financiële positie van gemeenten zullen de provinciale toezichthouders ook dit jaar aan de hand van de beschikbare jaarrekeningcijfers 2012 onderzoek doen naar de grondexploitatie.

Het verdient de voorkeur dat onderzoeken naar de grondexploitatie door gemeenten op elkaar zijn afgestemd. Ik verken op dit moment met de provinciale toezichthouders op welke wijze hun voorgenomen onderzoek en mogelijk vervolgonderzoek vanuit het rijk gebundeld kan worden.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
4

Apeldoorn, Beuningen en de 4 nieuwe preventieve gemeenten Ten Boer, Delfzijl, Nuenen en Gemert-Bakel

Naar boven