33 363 Goedkeuring van de op 11 mei 2012 te Brussel tot stand gekomen Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten , enerzijds, en de Republiek Irak, anderzijds (Trb. 2012, 101)

Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 6 december 2012

De regering dankt de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor haar verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van de Kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, enerzijds, en de Republiek Irak anderzijds (hierna: het Verdrag). In deze nota naar aanleiding van het verslag worden de vragen van de commissie beantwoord. Vragen over hetzelfde onderwerp en met dezelfde strekking zijn samengevoegd en in één keer beantwoord.

I ALGEMEEN

De leden van de VVD-fractie vragen zich af waarom tijdens de 7e onderhandelingsronde over een Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Irak in februari 2009 besloten werd om de overeenkomst om te vormen tot een PSO, met jaarlijkse ministeriële bijeenkomsten en een Samenwerkingsraad. Ook vragen zij welke voordelen daaraan voor Nederland zijn verbonden en welke eventuele nadelen.

Het besluit om de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst op te waarderen naar een PSO werd ingegeven door de wens van EU zijde om overeenkomsten met derde landen zoveel mogelijk te harmoniseren en daarin ook standaard een aantal politieke clausules op te nemen ten aanzien van onder meer mensenrechten, non-proliferatie, terrorismebestrijding en terug-en overname. De PSO die nu met Irak is gesloten bevat deze standaard elementen, maar is voor het overige vergelijkbaar met de eerder beoogde Handels- en Samenwerkingsovereenkomst. Bij de opwaardering naar een PSO hoort ook een formele overlegstructuur waarin de uitvoering van de overeenkomst gemonitord kan worden en waarin de politieke dialoog vorm kan krijgen. Nederland hecht sterk aan toevoeging van bovengenoemde elementen aan de EU relatie met Irak en heeft daarom het besluit tot opwaardering van de overeenkomst gesteund.

De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze wordt toegezien op de uitvoering van de PSO en hoe de Kamer geïnformeerd wordt over voortgang en ontwikkelingen hiervan.

Bij inwerkingtreding van de PSO zal een samenwerkingsraad worden ingesteld die toeziet op de uitvoering van het verdrag, geschillen oplost met betrekking tot de interpretatie van het verdrag en aanbevelingen doet met betrekking tot de uitvoering ervan. De samenwerkingsraad wordt bijgestaan door een samenwerkingscomité en, indien nodig, door gespecialiseerde sub comités. Wanneer daartoe aanleiding is zal de Kamer over ontwikkelingen met betrekking tot de uitvoering van de PSO worden geïnformeerd.

De leden van de VVD fractie vragen welk juridisch kader er ontstaat door de PSO, om de Republiek Irak te houden aan het mensenrechtenbeleid. Zij vragen zich af of de inzet met betrekking tot de mensenrechten beperkt blijft tot de politieke dialoog. Tevens vragen de leden van de VVD fractie welke mechanismes in werking kunnen treden bij (ernstige) schending van de politieke clausules in de overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Irak. De leden van de SP-fractie vragen of, naast de artikelen inzake mensenrechten en non-proliferatie, ook andere artikelen een opschortende werking hebben en zo nee, waarom niet.

In het derde lid van artikel 121 wordt bepaald dat, wanneer sprake is van schending van een essentieel element van de overeenkomst door één van de partijen, de andere partij onmiddellijk passende maatregelen kan nemen; hieronder wordt mede verstaan het onverwijld en eenzijdig opschorten van het akkoord. Er is bij de EU onderhandelingsinzet voor gekozen om niet alle politieke clausules aan het opschortingsmechanisme te verbinden, omdat er dan te veel nadruk op de punitieve kant van de samenwerking komt te liggen, hetgeen het derde land, in dit geval Irak, niet zou accepteren. De standaardbepalingen over mensenrechten en non-proliferatie worden in de regel wel als essentiële elementen aangemerkt, omdat deze in de ogen van de EU het zwaarst wegen en een ernstige schending ervan niet zonder gevolgen kan blijven. De stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze en de overige bepalingen in de overeenkomst zal uiteraard onderwerp zijn van de politieke dialoog en zal eveneens in de verschillende uitvoeringscomités nauwlettend gevolgd worden.

De leden van de VVD-fractie vragen welke mogelijkheid de regering ziet om de PSO in te zetten als instrumentarium om de economische banden tussen de EU en Irak, maar ook tussen Nederland en Irak, te verbreden. Ook vragen de leden van de VVD fractie of er mogelijkheden zijn om de economische diplomatie tussen Nederland en Irak te verbreden, bijvoorbeeld in Noord-Irak.

De PSO biedt een basis voor het uitbouwen van de handelsrelatie met Irak. Zo worden in de PSO afspraken vastgelegd die ook gelden in WTO kader en via de PSO van toepassing zijn op de relatie tussen de EU en Irak, dat geen WTO-lid is. De PSO biedt daarmee meer duidelijkheid en zekerheid voor Europese en dus ook Nederlandse investeerders en exporteurs.

Mogelijkheden voor verbreding van de economische betrekkingen tussen Nederland en Irak, al dan niet met behulp van economische diplomatie, zijn zeker aanwezig, vooral op terreinen van landbouw, energie en water. Voor de details verwijs ik u naar de brief over de economische missie naar Irak die van 2 tot en met 7 juni jl. plaatsvond (33 000 nr. 193, vergaderjaar 2011, 2012). Economische diplomatie is de belangrijkste prioriteit van de ambassade in Bagdad en de vertegenwoordiging in Erbil. Door inkomende en uitgaande handelsmissies, visumverlening aan zakenlieden en informatieverstrekking over tenders van de overheid probeert Nederland de bilaterale economische betrekkingen verder te versterken.

De leden van de PvdA-fractie willen graag van de regering weten welke precieze handelsvoordelen aan Irak worden toegekend. De leden van de fractie van de PvdA vragen daarnaast op welke wijze de regering verwacht dat de handelsafspraken tussen de EU en Irak zullen verbeteren en op welk terrein zij verwacht dat de investeringen in Irak worden bevorderd.

Op dit moment past de EU op exporten uit Irak de tarieven en andere handelsvoorwaarden van het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) toe. Dat betekent dat Irak op een substantieel aantal goederen een tariefkorting krijgt ten opzichte van de algemene buitentarieven van de EU. De PSO brengt hierin geen verandering ten aanzien van de handel in goederen. Wel staan in de PSO preferentiële bepalingen ten aanzien van overheidsopdrachten en de handel in diensten en investeringen. De verwachting is dat hiermee investeringen in Irak zullen worden bevorderd.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om aan te geven welke ontwikkeling in de mensenrechtensituatie in Irak gaande is, op basis waarvan zij van mening is dat de algemeen geldende principes van de samenwerking, namelijk democratie, respect voor mensenrechten en respect voor de principes van het internationaal recht, voldoende worden nageleefd. Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze er invulling gegeven zal worden aan de politieke dialoog die jaarlijks plaatsvindt in het kader van de PSO en welke prioriteiten de EU heeft in deze dialoog ten aanzien van mensenrechten en veiligheid. Ook vragen de leden van de PvdA-fractie welke verwachtingen de regering heeft ten aanzien van de ontwikkelingen in Irak op deze terreinen. Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie de regering naar haar inschatting in welke mate Irak op dit moment voldoet aan de genoemde voorwaarden voor opschorting.

Irak is partij bij diverse internationale mensenrechtenverdragen. De Iraakse grondwet biedt op papier waarborgen voor fundamentele vrijheden en garandeert administratieve, culturele en politieke rechten voor alle burgers. Ondanks dat Irak vooruitgang heeft geboekt op mensenrechtengebied en de opbouw van de rechtsstaat blijven punten van zorg bestaan, onder andere ten aanzien van de doodstraf, de positie van etnische, seksuele en religieuze minderheden en de aanwezigheid van gewapende milities. De PSO vormt de basis voor samenwerking tussen de EU en Irak en ondersteunt de waarborging van de mensenrechten in Irak. Verder ondersteunt de EU de opbouw van de Iraakse rechtsstaat door middel van de civiele EU JUSTLEX-missie die onder het Europese Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid (GVDB) is opgezet. Bevordering en bescherming van mensenrechten zijn belangrijke voorwaarden voor het intensiveren van samenwerking tussen Irak en de EU. De jaarlijkse politieke dialoog die zal plaatsvinden in het kader van de PSO heeft betrekking op alle onderwerpen van gemeenschappelijk belang. Mensenrechten en veiligheid nemen daarbinnen een belangrijke positie in.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering bekend is met de berichtgeving over onderdrukking van religieuze minderheden zoals de Assyriërs in het Koerdische deel van Irak. Zij vragen voorts of de regering kan bevestigen of recent in Dohuk de Koerdische regionale regering grote stukken land van Assyrische christenen heeft onteigend ten voordele van de Koerdische regionale regering en vragen hoe deze actie zich verhoudt tot de in de PSO genoemde eerbiediging van de democratische beginselen en de rechten van de mens, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en andere desbetreffende internationale mensenrechteninstrumenten en de eerbiediging van het beginsel van de rechtsstaat. De leden van de CDA fractie vragen of de regering kan ingaan op de ontwikkeling van de positie van christenen in de afgelopen jaren en op welke wijze dit verdrag bij draagt aan de versterking van de positie van religieuze minderheden.

Er is geen sprake van systematische onderdrukking van religieuze minderheden door de Koerdische regering. De problematiek rond landeigendom in dorpen als bijvoorbeeld Kori Gavan in Duhok gaat terug tot 1979, toen het regime van Saddam Hussein groepen Koerden heeft verplaatst van dorpen en districten bij de grens met Iran naar kampen, onder andere in de buurt van Duhok. De Koerdische regio maakt heden ten dage een economische ontwikkeling door die gepaard gaat met ontwikkelingsplannen voor diverse steden en omliggende gebieden, inclusief gebieden in Duhok. Bewoners die hierdoor hun grond kwijtraken worden gecompenseerd volgens een wettelijke vastgestelde regeling. Deze compensatie wordt echter door veel eigenaren niet aanvaard en kan worden aangevochten via juridische kanalen. Ondanks de juridische waarborging van de rechten van (religieuze) minderheden is de positie van deze groepen in het algemeen kwetsbaar en lopen ze een groter risico om slachtoffer te worden van discriminatie, criminaliteit en geweld. De PSO kan als platform dienen om dit bespreekbaar te maken en de positie van minderheden te versterken.

De leden van de CDA fractie vragen of de regering kan ingaan op de belemmeringen die er zijn voor Irak om lid te worden van de Wereldhandelsorganisatie in hoeverre lidmaatschap van de WTO op termijn haalbaar is.

Er zijn geen formele belemmeringen voor een eventueel WTO-lidmaatschap van Irak. Irak zal wel de formele procedure van toetreding tot de WTO moeten doorlopen en aan de WTO toetredingsvoorwaarden moeten voldoen. In 2004 is een toetredingsprocedure gestart, die in 2008 stil is komen te liggen. Om toe te treden tot de WTO zal dit proces nieuw leven moeten worden ingeblazen. Een eerste voorwaarde is de nodige uitwisseling van informatie om te bezien hoe Irak aan de toetredingsvoorwaarden kan voldoen.

De leden van de fractie van de PvdA willen graag van de regering weten welke afzonderlijke, bilaterale relaties er buiten de PSO met Irak bestaan en hoeveel EU-lidstaten een bilaterale handelsrelatie onderhouden met Irak. Zij vragen zich af wat in dit kader de toegevoegde waarde is van de PSO tussen de EU en Irak.

De EU is exclusief bevoegd op het terrein van de handelspolitiek. Dat betekent dat alleen de EU afspraken kan maken met Irak over handelsvoorwaarden. Het heeft derhalve zeker toegevoegde waarde deze afspraken in een overkoepelend akkoord samen te brengen. Dat laat onverlet dat de lidstaten, via bijvoorbeeld handelsbevordering, de eigen handelsstromen met Irak kunnen bevorderen. Daarnaast staat het lidstaten natuurlijk vrij om bilaterale diplomatieke relaties met Irak te onderhouden. De meeste EU lidstaten onderhouden een dergelijke relatie met Irak. De politieke en samenwerkingsafspraken in de PSO versterken en complementeren deze bilaterale activiteiten.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering mogelijke nadelige gevolgen ziet voor Irak wanneer een vrijhandelsakkoord gesloten wordt en in hoeverre Irak op dit moment voorstander is van het sluiten van een vrijhandelsakkoord met de EU.

In beginsel zou een vrijhandelsakkoord voor beide partijen voordelig moeten zijn. Het is nog te vroeg om tot onderhandelingen hierover te komen. Het aangaan van een vrijhandelsakkoord vereist een stevige bestuurlijke capaciteit die momenteel in Irak nog ontbreekt. Overigens geldt voor de belangrijkste export van Irak, energieproducten, dat hierop in het kader van het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS) geen tarieven worden geheven door de EU.

De leden van de CDA fractie merken op dat onlangs in Jordanië een aantal militante strijders werden opgepakt, die werden voorzien van bommen vanuit Irak. Zij vragen of er een duidelijk beeld is van de omvang van terroristische groeperingen in Irak en in hoeverre zij invloed hebben in omringende landen. Zij vragen welke afspraken er in dit verdrag gemaakt zijn, zodat deze groepen in de toekomst effectiever bestreden zullen worden.

Irak kampt met aanzienlijke terroristische activiteiten vanuit soennitische jihadistische groeperingen. Hoewel de exacte omvang moeilijk te bepalen is, lijkt de slagkracht van deze bewegingen eerder toe dan af te nemen. Reeds geruime tijd zijn er berichten dat vanuit deze bewegingen ook strijders actief zijn in Syrië. Deze ontwikkelingen baren uiteraard zorgen. Het verdrag voorziet vooral in langere termijn versterking van de Iraakse capaciteit zich tegen de terroristische dreiging te verweren. De nadruk ligt daarbij op preventie (grensmanagement, versterking opsporingscapaciteit, tegengaan radicalisering) en de strafrechtelijke aanpak van terrorisme.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 4

De leden van de SP-fractie vragen waarom het tot nu toe niet gelukt is om tot overeenstemming te komen over het Alomvattend Verdrag betreffende internationaal terrorisme van de VN (artikel 4). Zij vragen wat de verschillen in opvatting van de EU en de afzonderlijke lidstaten en Irak zijn.

Hoewel in VN-kader overeenstemming bestaat over het belang van een Alomvattend Verdrag inzake internationaal terrorisme, lopen de standpunten over een aantal sleutelonderwerpen nog altijd uiteen. Dit geldt in het bijzonder de reikwijdte van het verdrag en de daaraan verwante definitie van terrorisme. De Organisation of the Islamic Conference (OIC), waar Irak onderdeel vanuit maakt, stelt zich al jaren op het standpunt dat handelingen van strijdende partijen tegen buitenlandse bezetting buiten de werking van het verdrag zouden dienen te vallen. De OIC beoogt hiermee handelingen in het kader van de strijd voor het recht op zelfbeschikking uit te sluiten van de werkingssfeer van het alomvattend verdrag. Een groot aantal VN-lidstaten, waaronder Nederland en de overige EU-lidstaten, is echter van oordeel dat een dergelijke inperking van de reikwijdte van het alomvattend verdrag tegen internationaal terrorisme de deur zou openzetten naar rechtvaardiging van terrorisme en daardoor het internationale rechtsregime tegen terrorisme juist zou verzwakken in plaats van versterken. Deze lidstaten stellen zich verder op het standpunt dat het alomvattend verdrag een instrument van internationaal strafrecht is, dat de bestaande verplichtingen van staten onder het internationaal humanitair recht onverlet laat.

Artikel 7

De leden van de SP fractie vragen welk perspectief de regering ziet voor de mogelijkheid dat Irak partij wordt bij het internationaal strafhof en hoe binnen de PSO deze intentie concreet wordt vormgegeven. De leden van de CDA-fractie hechten er aan dat met deze Samenwerkingsovereenkomst een stap wordt gezet in de richting van toetreding van Irak tot het Statuut van Rome. Wat dat betreft vinden zij het teleurstellend te moeten lezen dat Irak alleen de mogelijkheid overweegt in de toekomst toe te treden. Zij vragen zich af hoe de toekomstige samenwerking tussen de EU en Irak op dit gebied er uit ziet, nu van toetreding op korte termijn geen sprake zal zijn.

De regering en de EU hechten waarde aan ratificatie door Irak van het Statuut van Rome. In artikel 7 van de PSO is vastgelegd dat de EU en Irak vastbesloten zijn om samen te werken ten aanzien van toetreding van Irak tot het Statuut van Rome. Deze samenwerking kan onder meer worden vorm gegeven door het uitwisselen van ervaringen met betrekking tot de juridische instrumenten die voor toetreding tot het Statuut van Rome vereist zijn. De uiteindelijke keuze voor ratificatie van het Statuut van Rome ligt uiteraard bij de regering van Irak.

Artikelen 20 en 22

De leden van de PvdA-fractie vragen naar aanleiding van hetgeen gesteld in Hoofdstuk 3 (artikel 20) en Hoofdstuk 5 (artikel 22), wanneer de regering verwacht dat Irak toe zal kunnen treden tot de WTO. Zij vragen daarnaast wat de gevolgen zijn van eventuele toetreding tot de WTO voor de PSO tussen de EU en Irak.

Zoals hierboven reeds gesteld zal Irak de formele procedure van toetreding tot de WTO moeten doorlopen en aan de WTO toetredingsvoorwaarden moeten voldoen. Hiertoe zal de in 2004 gestarte toetredingsprocedure nieuw leven moeten worden ingeblazen. Eventuele toetreding tot de WTO heeft geen gevolgen voor de PSO tussen de EU en Irak.

Artikel 59

De leden van de SP-fractie merken op dat in artikel 59 wordt aangegeven dat Irak, gelet op de behoeften inzake ontwikkeling, financiën en handel, in aanmerking komt voor een overgangsmaatregel van maximaal tien jaar na inwerkingtreding van het verdrag, die er onder meer in voorziet dat een prijsverschil van 5 procent voor goederen en diensten en 10 procent voor werken, op leveringen en diensten van leveranciers die volledig in Iraakse handen zijn, acceptabel is. De leden van de SP-fractie vragen of de PSO met betrekking tot deze voorziening voorziet in de mogelijkheid dat de termijn wordt uitgebreid en zo ja, onder welke voorwaarden en indien neen, waarom niet.

De in artikel 59 opgenomen bepalingen zijn een afwijking van het most favourite nation (MFN)-principe zoals opgenomen in de PSO. Een overgangstermijn van 10 jaar lijkt voldoende. Een verlenging ligt niet voor de hand en zou een nieuwe onderhandeling noodzakelijk maken. In de tussenliggende periode zal moeten blijken of een eventueel vrijhandelsakkoord aan de orde is.

Artikel 81

De leden van de PvdA fractie merken op dat artikel 81 gaat over financiële en technische bijstand. In het bijzonder wordt vastgelegd dat Irak in aanmerking komt voor financiële en technische bijstand van de Unie in de vorm van subsidies om de economische en politieke omvorming van Irak te versnellen. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke andere bronnen dan ontwikkelingssamenwerking wordt gedoeld, en hoe de coördinatie tussen deze bronnen en ontwikkelingssamenwerking vorm krijgt. Tevens vragen deze leden welke afspraken zijn of worden gemaakt om fraude te voorkomen.

Voor de periode 2011–2013 komt Irak in aanmerking voor reguliere ontwikkelings- en wederopbouw steun vanuit de EU. Hiervoor is rond de € 60 miljoen voor beschikbaar voor de prioritaire sectoren goed bestuur, onderwijs en arbeidsmarkt en watermanagement. Daarnaast komt Irak in aanmerking voor steun uit diverse regionale en thematische EU programma’s waarvan de belangrijkste is het EU mensenrechtenprogramma (EIDHR). Voorts wordt vanuit het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid de civiele missie EUJUST LEX gefinancierd. Deze richt zich op het versterken van de justitiële sector en verbetering van de bescherming van mensenrechten door het trainen van Iraakse ambtenaren en autoriteiten binnen het Iraakse strafrechtsysteem. Voor deze missie, die van 2012 tot 2013 loopt, is een budget van ruim € 27 miljoen beschikbaar. Voor het overige wordt met humanitaire hulpbudgetten van de Unie (€ 10 miljoen in 2012) steun gegeven aan ontheemden in Irak en Iraakse vluchtelingen in de buurlanden. De besteding van Europese hulpgelden zijn onderhevig aan strenge randvoorwaarden en controlesystemen die onder meer gericht zijn op het bevorderen van goede donor coördinatie en het voorkomen van fraude.

Artikel 86

De leden van de SP-fractie vragen wat de precieze status van de alomvattende mensenrechtendialoog is, mocht deze in het kader van de PSO worden ingesteld (artikel 86).

De EU onderhoudt met diverse partners, naast de reguliere politieke dialoog, een alomvattende mensenrechtendialoog. Indien een dergelijke dialoog met Irak wordt ingesteld op basis van artikel 86, dan gebeurt dit volgens de specifieke EU richtlijnen ten aanzien van mensenrechtendialogen. Het basisuitgangspunt is dat mensenrechtendialogen op een case-by-case basis worden gevoerd, op het niveau dat het meest effectief wordt geacht. In ieder geval moeten bepaalde prioritaire onderwerpen tijdens iedere dialoog aan de orde komen, waaronder de ondertekening, ratificatie en implementatie van internationale mensenrechtenverdragen, de strijd tegen marteling, de rechten van kinderen en vrouwen, de vrijheid van meningsuiting en de rol van het maatschappelijk middenveld. Tijdens de dialoog kan de samenwerking tussen de EU en het partnerland op het gebied van mensenrechten worden besproken, maar kunnen ook specifieke zorgen worden geuit over de mensenrechtensituatie in het betreffende land.

Artikel 91

De leden van de PvdA-fractie merken op dat Artikel 91 gaat over de samenwerking op het gebied van energie, een voor de EU bijzonder relevante sector. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze de beide partijen zullen werken aan verbetering van de energiezekerheid met behoud van ecologische duurzaamheid en economische groei. Zij vragen welke kaders de EU voornemens is te ontwikkelen aangaande instituties, wetgeving en regelgeving aangaande de energiesector. De leden van de SP-fractie zijn verheugd te lezen dat verbetering van de energiezekerheid en de ontwikkeling van vervoer is gekoppeld aan behoud van ecologische duurzaamheid. Zij vragen hoe concreet wordt gewaarborgd dat verbetering van de energiezekerheid en de ontwikkeling van vervoer niet ten koste gaan van ecologische duurzaamheid.

De belangrijkste milieuproblemen die samenhangen met de energiesector in Irak zijn de uitstoot van CO2 en de omvang van het waterverbruik voor oliewinning in de droge regio’s. De energie-gerelateerde uitstoot van CO2 van Irak zal stijgen van 100 miljoen ton in 2010 naar 400 miljoen ton in 2035. Daarmee is Irak gerelateerd aan het bruto binnenlands product een van de grootste vervuilers op dat gebied. Hoewel Irak de uitstoot in de energiesector terug dringt door steeds meer gebruik te maken van gas in plaats van olie bij de elektriciteitsopwekking, neemt de uitstoot via wegtransport sterk toe. Ook het affakkelen van gas draagt bij aan de CO2-uitstoot. De EU zal samenwerking stimuleren ter bestrijding van klimaatverandering door bevordering van het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, energie-efficiëntie en vermindering van het affakkelen van gas. Hiertoe ondersteunt de EU de ontwikkeling van een passend energiebeleid, een passend regelgevingskader en passende infrastructuur in Irak, op basis van de beginselen van ecologische duurzaamheid, het solide beheer van de energievoorraden en een vrije, concurrerende en open markt. De EU zal helpen met capaciteitsopbouw betreffende terugdringing van klimaatverandering.

Water en olie zijn beiden belangrijke bepalende factoren voor de verdere economische ontwikkeling van Irak. Momenteel bedraagt de totale hoeveelheid water die nodig is voor de energievoorziening slechts 1% van de totale waterbehoefte, maar de benodigde hoeveelheid water voor de olieproductie in het droge Zuiden vormt een probleem. Het aanleggen van een grote centrale zeewaterbehandelingsfaciliteit bij de Golf is waarschijnlijk de meest duurzame en efficiënte oplossing hiervoor: de aanvoer van voldoende zoet water via een pijpleiding over land is hiermee gewaarborgd voor een redelijke prijs. Water is een van de prioritaire sectoren in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU met Irak. Aan bovengenoemde problematiek wordt binnen deze samenwerking aandacht besteed, onder meer door capaciteitsopbouw en hulp bij het opstellen van wet- en regelgeving.

In januari 2010 is een «strategic energy partnership» tussen de EU en Irak gesloten, met daarin uitgangspunten voor samenwerking op energiegebied. Hierin wordt aangegeven dat beide partijen zullen samenwerken om de duurzaamheid van het energiebeleid van Irak te waarborgen door onder meer de opbouw van instituties en wet- en regelgeving en de ontwikkeling van duurzame energie. Met de PSO worden deze afspraken geformaliseerd.

Artikel 105

Met betrekking tot artikel 105 vragen de leden van de SP-fractie wanneer de terug- en overnameclausule in het derde lid naar verwachting gerealiseerd zullen zijn. Zij vragen wanneer de regering denkt dat gedwongen terugkeer naar Irak weer tot de mogelijkheden behoort en hoe wordt bevorderd dat vreemdelingen opvang en begeleiding krijgen bij terugkeer in Irak en niet op straat terecht komen. Zij vragen of de Kamer op de hoogte kan worden gehouden van de voortgang hiervan en of de regering kan aangeven wat de precieze stand van zaken op dit moment is. Zij vragen of op dit moment al overgegaan is tot het verstrekken van de beloofde 5,5 miljoen euro in ruil voor medewerking aan gedwongen terugkeer en zo ja, welke voorwaarden er precies zijn overeengekomen en zo nee, wat dan de precieze stand van zaken is.

Omdat de terug- en overnameclausule niet valt onder de delen van de PSO die voorlopig zullen worden toegepast, treedt deze pas werking wanneer de gehele PSO door Irak, de EU lidstaten en het Europees Parlement goedgekeurd is. Nederland zal er in de EU voor pleiten dat Irak ook in Europees verband op medewerking aan terugkeer wordt aangesproken, bijvoorbeeld in de in artikel 3 van de PSO genoemde politieke dialoog en in de in artikel 112 genoemde samenwerkingsraad. Mocht Irak alsnog niet overgaan tot medewerking aan gedwongen terugkeer, dan zal Nederland ervoor pleiten dat ook in Europees verband conditionaliteit wordt toegepast.

Vreemdelingen die zelfstandig terugkeren naar Irak kunnen hierbij ondersteuning en begeleiding krijgen, zowel financieel als in natura. Deze begeleiding kan zowel de voorbereiding op het vertrek betreffen als begeleiding na terugkomst in Irak. In 2012 zijn tot nog toe circa 400 Irakezen zelfstandig teruggekeerd met gebruikmaking van het hulpaanbod.

Zoals uw Kamer ook is geantwoord op vraag 270 naar aanleiding van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het jaar 2013 is nog niet overgegaan tot het verstrekken van de 5,5 miljoen euro in ruil voor medewerking aan gedwongen terugkeer. Na zijn bezoek aan Nederland in juni jl. heeft de Iraakse minister voor Migratie toegezegd het aangeboden pakket te zullen voorleggen aan zijn regering en het Iraakse parlement, inclusief het ultimum remedium van gedwongen terugkeer.

In de loop van de zomer is gebleken dat Irak de oplossing voor de terugkeerproblematiek vooral zoekt in het stimuleren van de vrijwillige terugkeer, maar niet bereid is hier een toezegging over gedwongen terugkeer tegenover te stellen. Naar aanleiding hiervan is het belang van gedwongen terugkeer nogmaals bij de minister bevestigd. Tot op dit moment is er nog geen officiële reactie ontvangen van Irak.

Overigens ondervinden de meeste Europese landen, maar ook landen buiten Europa, momenteel structurele problemen ten aanzien van gedwongen terugkeer naar Irak. Nederland neemt deel aan een internationaal initiatief met gelijkgezinde landen om te komen tot een gemeenschappelijke benadering van Irak.

Artikel 115

De leden van de SP-fractie vragen of de werking van de PSO ook van toepassing is op de Koerdische Autonome Regio in het noorden van Irak en of de Koerdische regionale regering de PSO mede heeft ondertekend.

Het sluiten van internationale overeenkomsten is in Irak een federale bevoegdheid. De PSO is van toepassing op heel Irak, inclusief de Koerdische Autonome Regio. Medeondertekening door de Koerdische regionale regering is dan ook niet aan de orde.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven