33 361 Verdrag tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden; Panama, 2 maart 2012/8 augustus 2012

A/ Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen 27 november 2012.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 27 december 2012.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 november 2012

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 2 maart 2012/8 augustus 2012 te Panama tot stand gekomen notawisseling houdende een verdrag tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden (Trb. 2012, 155).

Een toelichtende nota bij het wijzigingsverdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, F. C. G. M. Timmermans

Toelichtende nota

Inleiding

In 2010 en 2011 vonden besprekingen plaats tussen de luchtvaartautoriteiten van Panama en Nederland die hebben geresulteerd in een aanpassing van het op 5 juli 1996 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Panama inzake luchtdiensten tussen en via hun respectieve grondgebieden (Trb. 1996, 218), hierna het «Verdrag».

Om te voldoen aan de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 5 november 2002 in de zogenaamde «Open Skies» zaken, is op 29 april 2004 Verordening (EG) nr. 847/2004 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2004, L 157) inzake onderhandelingen over en de uitvoering van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen vastgesteld. Op 10 oktober 2007 is de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Panama inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten (PbEU 2007, L 106) tot stand gekomen, die vervolgens op 3 maart 2009 in werking is getreden; met deze Overeenkomst is de toepasselijke EU-regelgeving in het Verdrag geïncorporeerd.

In het licht van de expansie van de luchtvaartbetrekkingen tussen Panama en Nederland wensen beide partijen de mogelijkheid van aanwijzing en verlening van vergunningen voor luchtvaartmaatschappijen uit te breiden van enkelvoudige naar tweevoudige aanwijzing.

Om vertraging te voorkomen is er van Nederlandse zijde van afgezien om de verdragswijzigingen voor te stellen die nodig zijn om het Verdrag uit te kunnen breiden tot het Caribische deel van Nederland; er zal een volgende onderhandelingsronde worden voorgesteld met betrekking tot een dergelijke uitbreiding.

De wijziging

De wijziging van het Verdrag heeft slechts één doel: uitbreiding van één naar twee luchtvaartmaatschappijen die door de partijen aangewezen mogen worden om vluchten uit te voeren. Aanpassing van artikel 4 is voldoende om dat te bereiken.

De in de inleiding genoemde Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Panama zou het mogelijk maken om onder artikel 4 van het Verdrag Europese luchtvaartmaatschappijen aan te wijzen.

Voorlopige toepassing

De wijzigingen van het Verdrag worden voorlopig toegepast. De uitbreiding van de luchtvaartbetrekkingen is van direct belang voor de Nederlandse luchtvaartwereld en dus van economisch belang voor Nederland.

Koninkrijkspositie

De wijzigingen van het Verdrag zullen voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, evenals het Verdrag van 1996, alleen voor het Europese deel van Nederland gelden. Zie voor het Caribische deel van Nederland ook de laatste alinea van de inleiding van deze toelichting.

De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W. J. Mansveld

De minister van Buitenlandse Zaken, F. C. G. M. Timmermans

Naar boven