33 348 Regels ter bescherming van de natuur (Wet natuurbescherming)

Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2015

Hierbij doe ik u de brief van ACTAL over het rapport «Regeldrukeffecten Wetsvoorstel Natuurbescherming» van SIRA Consulting BV toekomen1, zoals ik heb aangekondigd in mijn brief van 17 april jl. (Kamerstuk 33 348, nr. 14).

ACTAL concludeert in zijn brief dat het onderzoek van SIRA Consulting inzicht geeft in de regeldrukeffecten van het wetsvoorstel natuurbescherming. Ook is ACTAL van oordeel dat de gesprekken met stakeholders in de begeleidingscommissie, waar een vertegenwoordiger van ACTAL aan heeft deelgenomen, de kwaliteit van de berekening van de regeldrukeffecten hebben versterkt.

ACTAL beveelt ten algemene aan om te monitoren en te evalueren hoe burgers en bedrijven de regeldruk in het wetsvoorstel natuurbescherming, eenmaal wet, in de praktijk zullen ervaren. Deze aanbeveling is mede ingegeven doordat onderdelen van de wet door Rijk en provincies nader ingevuld zullen worden in uitvoeringsregelgeving of in de uitvoering en de handhaving. Als voorbeelden noemt ACTAL in dit verband de doelbepaling met de verwijzing naar de intrinsieke waarde van natuur en de uitvoering van de actieve soortenbescherming en de aanwijzing van «bijzondere provinciale natuurgebieden» door provincies. Ook vraagt ACTAL aandacht voor kwalitatieve vormen van regeldruk, zoals wachttijden bij ontheffingsaanvragen. ACTAL noemt als voorbeeld de ontheffingen buiten de faunabeheerplannen, verleend door provincies.

Ik onderschrijf, en de provincies met mij, het belang dat ACTAL in zijn brief hecht aan het zo veel als mogelijk beperken van de regeldruk voor burgers en bedrijven. Rijk en provincies zullen de effecten van de Wet natuurbescherming in de praktijk, waaronder de regeldruk, monitoren. Daarbij spelen ook aspecten als een voortvarende behandeling van ontheffingsaanvragen een rol. Het beperken van de regeldruk wordt ook meegenomen in het op dit moment lopende project implementatie natuurwetgeving van Rijk, provincies en gemeenten. Zoals ik in mijn hiervoor genoemde brief van 17 april jl. heb gemeld, zullen de ontwerpen van de algemene maatregel van bestuur en de ministeriële regeling op grond van het wetsvoorstel worden onderzocht op hun gevolgen voor de regeldruk ter voldoening van het integraal afwegingskader. Ik zal ACTAL hierbij betrekken.

Meer specifiek gaat ACTAL in zijn brief in op de toename van de nalevingskosten voor met name jachtaktehouders als gevolg van het voorgestelde regime voor jacht en schadebestrijding. ACTAL noemt daarbij de introductie van het zogenoemde afschotplan en mogelijke onduidelijkheid over het begrip «bovenmatige wildstand» zoals gebruikt in de toelichting bij de nota van wijziging van het wetsvoorstel (Kamerstuk 33 348, nr. 9). Zoals ik in mijn brief van 17 april jl. aan uw Kamer heb gemeld, verdient deze ook in het SIRA-rapport gesignaleerde toename van de regeldruk serieuze aandacht. Ik voer hierover overleg met de provincies, tegen de achtergrond van het belang van de waarborging van een maatschappelijk verantwoorde en transparante uitoefening van de jacht en van de bestrijding van schadeveroorzakende dieren door grondgebruikers.

Ik onderschrijf de opvatting van ACTAL dat de betekenis van in wetgeving gebruikte begrippen helder moet zijn. ACTAL noemt in dit verband onder meer het in de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn gebruikte begrip «verstoring» van vogels en dieren. Ik merk daarbij op dat aan begrippen uit EU-wetgeving geen nadere invulling kan worden gegeven in nationale wetgeving. Het is immers vaste jurisprudentie van Europese Hof van Justitie dat begrippen in EU-wetgeving binnen de EU op uniforme wijze moeten worden uitgelegd en toegepast en dat de interpretatie van deze begrippen uiteindelijk aan het Hof van Justitie is voorbehouden. De benodigde duidelijkheid ten aanzien van dergelijke begrippen zal in de uitvoering van de wet moeten worden gegeven, bijvoorbeeld in de vorm van voorlichting.

Tot slot verwacht ik, anders dan ACTAL, niet dat het begrip «intrinsieke waarde» als onderdeel van de doelbepaling van het wetsvoorstel onduidelijkheid zal kunnen geven in de verdere uitvoering en naleving van het wetsvoorstel, eenmaal wet. De intrinsieke waarde van de natuur is één van de beweegredenen voor het beschermen van de natuur en de voorgestelde bepaling over de intrinsieke waarde biedt geen zelfstandige grondslag voor het stellen van regels.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven