33 305 Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Federale Republiek Brazilië inzake samenwerking ter zake van defensiegerelateerde aangelegenheden; Brasilia, 7 december 2011

B/ Nr. 2 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 6 april 2012 en het nader rapport d.d. 4 juni 2012, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Defensie. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 7 maart 2012, no.12.000526, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Defensie, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Federale Republiek Brazilië betreffende samenwerking in defensie gerelateerde zaken; Brasilia, 7 december 2011 (Trb. 2012, 8), met toelichtende nota.

In het verdrag maken Brazilië en het Koninkrijk algemene afspraken over samenwerking op het gebied van defensie. Het gaat bij voorbeeld om samenwerking op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, de aanschaf van defensieproducten, het uitwisselen van informatie en ervaringen, de uitwisseling van opleidingspersoneel en de deelname aan opleidingsprogramma's. Uit de toelichting blijkt dat het verdrag tot stand is gekomen omdat de Nederlandse industrie wil kunnen meedingen naar orders van de Braziliaanse marine voor offshore patrol vessels (patrouilleschepen van de kustwacht). Brazilië stelt een kaderverdrag voor defensiesamenwerking als voorwaarde om mee te kunnen dingen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 7 maart 2012, nr. 12.000526, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde verdrag rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 april 2012, nr. W07.12.0060/II, bied ik U hierbij aan.

1. Artikel 11, derde lid, van het Verdrag bepaalt dat het verdrag slechts van toepassing is op het grondgebied van het Koninkrijk gelegen in Europa. Voorts staat in de aanbiedingsbrief dat de ministerraad heeft vastgesteld dat het verdrag niet zal gelden voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten.1 Uit de toelichting blijkt niet dat de regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten in de gelegenheid zijn gesteld te bepalen of het verdrag het eigen land raakt, en – in het bevestigende geval – of een van hen medegelding van het verdrag wenst. De Afdeling adviseert hierop in de toelichting in te gaan.

2. Het Koninkrijk beschikt over een in Curaçao gevestigde Kustwacht, die in dezelfde regio opereert als de Braziliaanse marine. De Afdeling adviseert in de toelichting uiteen te zetten waarom niet is voorzien in samenwerking tussen de Kustwacht en de Braziliaanse marine.

Naar aanleiding van het advies van de Raad is de toelichtende nota in het onderdeel inleiding en in het onderdeel Koninkrijkspositie aangevuld.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoeld verdrag wordt overgelegd aan de beide kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State,

J. P. H. Donner

Ik moge U, mede namens de minister van Defensie, verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal


X Noot
1

Zie ook toelichtende nota, slotalinea.

Naar boven