33 299 Risico's voor de overheidsfinanciën

Nr.4 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 september 2012

De vaste commissie voor Financiën heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Algemene Rekenkamer over het rapport van de Algemene Rekenkamer van 21 juni 2012 «Risico's voor de overheidsfinanciën; Inzicht en beheersing». (Kamerstuk 33 299, nr. 2).

De Algemene Rekenkamer heeft deze vragen beantwoord bij brief van 27 september 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie, Heijnen

De griffier van de commissie, Berck

Vraag 1

Waarom wordt niet uitgelegd welke schokken en ontwikkelingen positief kunnen uitwerken voor de overheidsfinanciën, zoals de zon in het overzicht aangeeft?

Het doel van ons rapport is om een eerste aanzet te geven voor een integraal beeld van de risico’s voor de overheidsfinanciën. Daarmee willen wij bereiken dat de minister van Financiën een integraal inzicht in deze risico’s beschikbaar stelt voor de Tweede Kamer.

De bronnen die wij voor ons overzicht hebben geraadpleegd geven aan dat er de komende jaren bij ongewijzigd beleid per saldo met name risico´s op de overheidsfinanciën af (kunnen) komen in de vorm van hogere uitgaven en/of lagere ontvangsten. Zie bijvoorbeeld de houdbaarheidssommen van het CPB. In het verlengde van ons onderzoeksdoel hebben wij de keuze gemaakt om niet te werken met scenario’s. Gelet op zijn verantwoordelijkheid voor het financiële beleid doen wij de minister van Financiën de aanbeveling om op basis van de op dat moment relevante schokken en ontwikkelingen stresstesten uit te voeren op de overheidsfinanciën met behulp van scenarioanalyses.

Vraag 2

Welke voorbeelden zijn er te noemen van schokken en ontwikkelingen die positief kunnen uitwerken voor de overheidsfinanciën?

Het feit dat wij ons in het rapport hebben gericht op risico’s voor de overheidsfinanciën sluit niet uit dat er zich ook positieve ontwikkelingen kunnen voordoen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan een hoger dan verwachte economische groei, of een lage rentestand, die weliswaar negatief uitpakt op de belastinginkomsten uit pensioenuitkeringen, maar positief uitpakt voor de rente die de overheid over de staatsschuld moet betalen.

Vraag 3

Hoe waarschijnlijk is het dat in de nabije toekomst schokken en ontwikkelingen optreden die positief kunnen uitwerken voor de overheidsfinanciën?

Wij verwijzen u naar ons antwoord op vraag 1. Gelet op het doel van het onderzoek hebben wij ervoor gekozen niet te werken met scenario’s. De scenarioanalyses zouden wel deel uit kunnen maken van stresstesten op de overheidsfinanciën. In het rapport geven we wel aan dat de gevolgen van schokken en ontwikkelingen op verschillende manieren op de overheidsfinanciën af kunnen komen. Via de economie gebeurt dat op een elastische manier: gaat het goed met de economie, dan geldt dat ook voor de overheidsfinanciën en vice versa.

Vraag 4

Waarom vallen deze schokken en ontwikkelingen buiten het kader van het rapport?

Wij verwijzen u naar ons antwoord op vraag 1. Het doel van het rapport is om een eerste aanzet te geven voor een integraal beeld van de risico’s voor de overheidsfinanciën. Uit dit beeld blijkt dat deze risico’s op dit moment met name gepaard gaan met hogere uitgaven en/of lagere inkomsten.

Vraag 5

Hoe groot kan de invloed van schokken en ontwikkelingen die positief kunnen uitwerken voor de overheidsfinanciën zijn op de overheidsfinanciën?

Wij verwijzen u naar ons antwoord op vraag 1 en vraag 3. We hebben in het rapport geen inschatting gemaakt van de potentiële impact van positieve schokken en/of ontwikkelingen op de overheidsfinanciën. Onderzoek naar de invloed van positieve schokken en ontwikkelingen zou wel deel uit kunnen maken van de stresstesten met scenarioanalyses.

Vraag 6

Is het mogelijk om een inschatting te maken van de kosten die er mee gemoeid zouden zijn wanneer de noodfondsen geen gebruik zouden maken van de garanties van overheden, maar in plaats daarvan de risico’s in de markt zouden afdekken? Ofwel, wat zijn de garanties die door de overheden zijn afgegeven in de markt waard? Kunt u deze vraag voor beide noodfondsen afzonderlijk beantwoorden?

Momenteel is het zeer onwaarschijnlijk dat een marktpartij bereid is of in staat is om de risico’s op wanbetaling van een programmaland te dragen, gelet op de omvang daarvan. Het is dus niet goed mogelijk om een goed onderbouwde inschatting te geven van de kosten die ermee gemoeid zouden zijn wanneer de noodfondsen geen gebruik zouden maken van overheidsgaranties, maar de risico’s in de markt zouden afdekken.

Naar boven