Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2013
Hierbij informeer ik u naar aanleiding van de berichtgeving omtrent het Europol onderzoek
naar matchfixing, in het bijzonder het bericht dat vijf van de 425 betrokkenen Nederlanders
zijn.
Europol rapporteerde maandag 4 februari j.l. middels een persconferentie over de tussenresultaten
van een Joint Investigation Team (JIT) naar matchfixing, waarin onderzoeken in diverse
Europese landen naar omkoping rondom de resultaten van voetbalwedstrijden worden gecoördineerd.
Het gaat hier om voetbalwedstrijden in vijftien landen. Nederland is hierbij niet
genoemd. Wel is gesteld dat vijf Nederlandse personen in de onderzoeken voorkomen.
Europol rapporteerde onder andere over een Duits onderzoek naar matchfixing door het
Openbaar Ministerie in Bochum, waarin Nederlandse subjecten zouden voorkomen. Dit
onderzoek loopt sinds 2009 en er zijn in een eerder stadium verschillende mensen voor
veroordeeld. Over een van de Nederlanders die als verdachte in dit onderzoek voorkomt,
heb ik de Tweede Kamer in 2012 een aantal maal geïnformeerd in antwoord op kamervragen
van de leden Van Dekken en Recourt. Deze persoon is momenteel in Nederland in hechtenis
vanwege een ander delict dat niet aan matchfixing is gerelateerd. Blijkens Duitse
overleveringsstukken wordt deze persoon door de Duitse autoriteiten verdacht van matchfixing
in andere landen dan Nederland. De rechtbank in Amsterdam heeft bepaald dat overlevering
naar Duitsland in deze zaak toelaatbaar is.
Daarnaast komen in het Duitse onderzoek nog vier andere veronderstelde Nederlanders
voor in hetzelfde feitencomplex (het Nederlanderschap van deze personen is nog niet
in alle gevallen vastgesteld). Voor deze vier personen zijn geen rechtshulpverzoeken
ingediend en is er vooralsnog geen informatie beschikbaar gesteld die aanleiding vormt
voor een strafrechtelijk onderzoek door het Nederlandse Openbaar Ministerie. Geen
van deze personen is in Nederland bij sport betrokken, het gaat om personen die criminele
antecedenten hebben.
Zowel het Nederlandse Openbaar Ministerie als de politie hebben de afgelopen periode
expertise opgebouwd over omkoping in de sport. Op het moment dat er signalen zijn
die aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek, zal dit vanzelfsprekend gebeuren.
Uiteraard zijn het Openbaar Ministerie en de betrokken opsporingsdiensten als ook
de sportbonden alert op dergelijke signalen.
Daarnaast zoals eerder aan de Tweede Kamer gemeld, heeft mijn collega van VWS, samen
met mij,,opdracht gegeven voor een breder onderzoek naar de aard en omvang van het
fenomeen matchfixing in Nederland. Ik verwacht dat dit onderzoek, dat nu in volle
gang is, in de zomer gereed is. Op basis van de resultaten zal mijn collega van VWS
samen met mij de Tweede Kamer informeren over of, en zo ja welke, verdere maatregelen
noodzakelijk zijn voor een integrale aanpak van matchfixing.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten