Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2012
Op verzoek van de Vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu doe ik u hierbij mede
namens de staatssecretaris van Economische Zaken, een nadere toelichting toekomen
op de brief inzake de intrekking van het voorstel van wet tot wijziging van de Wet
Milieubeheer (kostenverevening reductie CO2-emissies glastuinbouw 2013–2020) met Kamerstuk 33 291.
In het verzoek wordt gevraagd om een toelichting op de gevolgen voor de CO2 doelstellingen en op de staatssteunaspecten.
Gevolgen CO2 doelstellingen
Voor wat betreft de CO2 doelstelling voor het jaar 2020 het volgende. Het ingetrokken voorstel van wijziging
van de Wet Milieubeheer had betrekking op een onderdeel van het kostenvereveningssysteem,
namelijk het individualiseren van het CO2 plafond naar individuele tuinders. Op dit moment geldt een collectief CO2 plafond voor de gehele sector. De wetswijziging strekte ertoe dit plafond individueel
te maken. De som van de individuele plafonds zou identiek geweest zijn aan het huidige
collectieve plafond. Dit plafond is vastgelegd in het convenant1 tussen de overheid en de sector. Dit blijft ongewijzigd.
Voor wat betreft de CO2 doelstelling voor 2020 verwijs ik u naar de Balans voor de leefomgeving. Daaruit
blijkt dat Nederland ruim op koers ligt voor het halen van de 2020 doelstelling. Bij
een doelstelling van 104,6 Mton voor de niet emissiehandelssectoren is de raming 99,5 Mton.
Er is dus sprake van een ruime marge. Bij deze raming is uitgegaan van het huidige
-collectieve- systeem voor de periode tot en met 2020.
Staatssteunaspecten
Ten aanzien van de staatssteunaspecten het volgende. In de toelichting bij het voorstel
tot wijziging van de wet milieubeheer is opgenomen dat de staatssteun voortvloeiend
uit het convenant zowel de lagere energiebelasting voor de glastuinbouw ten opzichte
van andere sectoren als mogelijke staatssteun binnen het CO2-kostenvereveningssysteem zelf betreft.
Op grond van artikel 107, eerste lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie (VWEU) is staatssteun verboden. Het VWEU staat echter bepaalde vormen van staatssteun
toe. Lidstaten zijn verplicht om voor de uitvoering van een steunmaatregel deze te
laten toetsen en goedkeuren door de Europese Commissie (Commissie). Een steunmaatregel
mag niet worden uitgevoerd zolang er geen goedkeuring is verkregen (de zgn. standstill-verplichting).
Om nader te specificeren onder welke voorwaarden staatssteun goedgekeurd kan worden,
heeft de Commissie Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming
(milieusteunkader) en Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de land- en bosbouwsector
(landbouwsteunkader) vastgesteld. De Commissie zal voorstellen daaraan toetsen. Binnen
het beoogde individuele CO2-kostenvereveningssysteem is sprake van staatssteun, bovenop de staatssteun in de
vorm van een lagere energiebelasting (EB). Dat maakt de beoordeling complex.
Daarom werd een goedkeuring voor 1 januari 2013 niet haalbaar geacht. Het zal meer
tijd vergen om in overleg met de sector te komen tot een individueel CO2-kostenvereveningssysteem waarvan de verwachting is dat deze goedkeuring van de Commissie
kan verkrijgen. Een aanmelding ter verlenging van de goedkeuring voor het huidige
systeem tot en met 2014 wordt wel haalbaar geacht en vormt geen risico voor het verlaagde
EB-tarief per 1 januari 2013. Deze aanmelding ter verlenging is inmiddels bij de Commissie
ingediend.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W. J. Mansveld