33 273 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek ter implementatie van de richtlijn solvabiliteit II en invoering van een daarop gebaseerd regime voor bepaalde kleinere verzekeraars (Implementatiewet richtlijn solvabiliteit II)

Nr. 8 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 september 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

K

In artikel 1:57, eerste lid, wordt «groepslid als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel f,» vervangen door: richtlijngroepslid.

2. In artikel I, onderdeel BM, komt het tweede subonderdeel te luiden:

2. In het zevende lid, eerste volzin, vervalt: entiteit voor risico-acceptatie.

3. In het in artikel I, onderdeel DN, voorgestelde artikel 3:285, vijfde lid, vervalt de zinsnede: als bedoeld in artikel 3:289, onderdeel d,.

4. Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

1. Na het tweede lid wordt, onder vernummering van het derde tot en met zesde lid tot vierde tot en met zevende lid, een lid ingevoegd, luidende:

3. De verklaring, bedoeld in het eerste lid, geldt als een vergunning als bedoeld in artikel 2:75, eerste lid, of artikel 2:80, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht indien de verklaringhouder binnen de termijn, bedoeld in het eerste lid, de Autoriteit Financiële Markten in kennis stelt van de door hem gewenste vergunning, onder overlegging van een afschrift van de verklaring.

2. Aan het zesde lid (nieuw) wordt een volzin toegevoegd, luidende: Van artikel 2:31, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht blijven de onderdelen a, b, c, f, g, h, en k buiten toepassing.

Toelichting

1. De aanpassing betreffende artikel 1:57, eerste lid, betreft het aanpassen van een verwijzing.

2. De aanpassing betreffende artikel 3:72, zevende lid, maakt de voorgestelde wijziging van dat lid deels ongedaan. Bij nader inzien is het efficiënter indien de accountant de staten voorziet van een verklaring omtrent de getrouwheid. Hij zal immers bij de controle van de jaarrekening ook de staten betrekken en kan dan daarover zonder veel extra inspanning een verklaring geven. Daardoor is het overbodig dat de toezichthouder de getrouwheid van die staten controleert hetgeen extra inzet van personeel zou vergen met de daarmee gepaard gaande kosten. Die kosten zouden worden doorberekend aan verzekeraars, hetgeen vermoedelijk duurder zou uitvallen.

Het is de bedoeling dat de verklaring van de accountant slechts eenmaal per jaar bij de staten wordt gevoegd. Ten einde dit duidelijk te maken, zal in de algemene maatregel van bestuur dit met zoveel woorden worden bepaald.

3. De aanpassing in onderdeel C, artikel I, onderdeel DN, betreft aanpassing van een verwijzing.

4. In onderdeel D wordt artikel XI op twee punten gewijzigd. Naar aanleiding van bezwaren vanuit de kring van kleine verzekeraars is besloten om hen tegemoet te komen door het overgangsrecht nog beter toe te snijden op hun situatie. In overleg met DNB is besloten om de toets bij de overstap naar een basic-vergunning te beperken tot de extra eisen, dat wil zeggen de eisen waaraan verklaringhouders nu nog niet hoeven te voldoen. Ook is, in overleg met de AFM, voorzien in een soepele overgang naar een AFM-vergunning voor die kleine verzekeraars die nu al een verklaring hebben en straks uitsluitend nog onder gedragstoezicht zullen vallen. Met deze aanpassingen worden de administratieve lasten voor de verzekeraars die overstappen van het huidige verklaringenregime naar een vergunning, tot een minimum beperkt.

In de eerste plaats gaat het om verklaringhouders die na inwerkingtreding van de implementatiewet richtlijn solvabiliteit II en de bijbehorende lagere regelgeving niet langer onder prudentieel toezicht vallen. Deze verklaringhouders kunnen, afhankelijk van hun werkzaamheden, een vergunning nodig hebben van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) als bemiddelaar of adviseur. Geregeld wordt dat de verklaring geldt als een vergunning, als het ware «van rechtswege», indien de betreffende verklaringhouder de AFM in kennis heeft gesteld van de door hem gewenste vergunning. Aan deze omzetting zijn geen kosten verbonden. Mocht een verklaringhouder bij gelegenheid van de overgang van een verklaring naar een AFM-vergunning wijzigingen doorvoeren in zijn organisatie die normaliter door de AFM getoetst worden, dan zal de toezichthouder die toets moeten uitvoeren en daar de reguliere kosten voor in rekening moeten brengen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld een wijziging van de persoon van de bestuurder, die dan door de toezichthouder moet worden getoetst op geschiktheid en betrouwbaarheid.

In de tweede plaats wordt de toets die door de toezichthouder DNB plaatsvindt bij de aanvraag van een Solvency II Basic-vergunning door een bestaande verklaringhouder, beperkt tot voor verklaringhouders nieuwe of sterk gewijzigde vereisten. Het gaat dan om een toets op de zeggenschapsstructuur, de kapitaalseisen en de eis dat verzekeraars met een Solvency II Basic-vergunning twee dagelijks beleidsbepalers moeten hebben. Dit geldt uiteraard uitsluitend indien de verklaringhouder bij gelegenheid van de vergunningaanvraag geen voor de toezichthouder relevante wijzigingen aanbrengt in zijn bedrijfsuitoefening. Mocht een verklaringhouder met de overgang naar een nieuwe vergunning bijvoorbeeld ook de persoon van de bestuurder wijzigen, dan zal de toezichthouder deze nieuwe bestuurder uiteraard ook moeten toetsen op betrouwbaarheid en geschiktheid.

De minister van Financiën, J. C. de Jager

Naar boven