33 251 EU-voorstel: Verordening collectieve actie en vrij verkeer van diensten COM (2012) 130

Nr. 7 BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Brussel, 14 maart 2013

De Commissie dankt u voor het gemotiveerde advies over het voorstel van de Commissie voor een verordening betreffende de uitoefening van het recht om collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van vestiging en de vrijheid van dienstverrichting COM(2012) 130 final1.

In mei 2012 is naar aanleiding van de gemotiveerde adviezen van 12 nationale parlementen die samen 19 stemmen vertegenwoordigden, overeenkomstig Protocol nr. 2 bij het VWEU het mechanisme van de «gele kaart» in werking getreden voor het hierboven genoemde voorstel van de Commissie. De Commissie heeft de argumenten die de nationale parlementen in hun gemotiveerde adviezen hebben aangevoerd, zorgvuldig bestudeerd en vastgesteld dat de bezwaren met name betrekking hebben op de toegevoegde waarde van de voorgestelde verordening, de keuze van de rechtsgrondslag, de bevoegdheid van de EU om wetgeving op dit gebied vast te stellen, de consequenties van het in artikel 2 geformuleerde algemene beginsel, de verwijzing naar het evenredigheidsbeginsel in artikel 3, lid 4, en in overweging 13, de gelijke toegang tot geschillenbeslechtingsregelingen en het waarschuwingsmechanisme. De Commissie heeft op basis hiervan niet geconstateerd dat het subsidiariteitsbeginsel is geschonden.

Tegelijkertijd heeft de Commissie nota genomen van de geformuleerde standpunten en van de stand van de discussie over de voorgestelde verordening tussen de betrokken partijen, met name het Europees Parlement en de Raad. Uiteindelijk heeft de Commissie geconcludeerd dat het voorstel waarschijnlijk niet voldoende steun zou krijgen en heeft zij haar voorstel op 26 september ingetrokken, nadat zij de nationale parlementen en de EU-wetgever had ingelicht over haar voornemen daartoe.

Het Commissievoorstel moest verduidelijking brengen over de algemene beginselen en toepasselijke voorschriften op EU-niveau met betrekking tot de uitoefening van het grondrecht om collectieve actie te voeren in de context van de vrijheid van dienstverrichting en de vrijheid van vestiging; het moest onder meer verduidelijken dat dat recht en die vrijheden in de praktijk in grensoverschrijdende situaties met elkaar in overeenstemming moeten worden gebracht. De Commissie is ervan overtuigd dat dit niet door de afzonderlijke lidstaten kan worden bereikt en dat er maatregelen op het niveau van de Europese Unie nodig zijn.

Omdat hierover geen expliciete bepalingen in het Verdrag zijn opgenomen, was de voorgestelde verordening gebaseerd op artikel 352 VWEU. Het is waar dat artikel 153, lid 5, VWEU het stakingsrecht uit van de kwesties die in de EU kunnen worden geregeld bij wijze van in richtlijnen opgenomen minimumnormen. Uitspraken van het Hof hebben evenwel duidelijk gemaakt dat het feit dat artikel 153 niet op het stakingsrecht van toepassing is, niet noodzakelijkerwijs wil zeggen dat collectieve actie buiten de werkingssfeer van het EU-recht valt.

De Commissie is van mening dat een verordening het meest geschikte rechtsinstrument zou zijn geweest voor de verduidelijking van de algemene beginselen en toepasselijke voorschriften op EU-niveau, met het doel om in grensoverschrijdende situaties de uitoefening van de grondrechten en de economische vrijheden met elkaar in overeenstemming te brengen. Aangezien een verordening rechtstreeks toepasselijk is, zou de regelgeving minder complex zijn en meer rechtszekerheid bieden voor degenen op wie de wetgeving in de Unie van toepassing is: het zou immers duidelijk zijn welke voorschriften er van toepassing zijn.

Bovendien zou in de voorgestelde verordening zijn erkend dat het de taak van de nationale rechter is om de feiten vast te stellen en te beoordelen of met bepaalde acties doelen worden nagestreefd die een legitiem belang vormen, of die doelen met die acties kunnen worden bereikt en of de acties niet verder gaan dan nodig is om die doelen te bereiken. In de verordening zou eveneens het belang zijn erkend van de bestaande nationale wettelijke regelingen en procedures voor de uitoefening van het stakingsrecht, zoals bestaande instanties voor alternatieve geschillenbeslechting, die niet zouden zijn gewijzigd of waaraan niet zou zijn geraakt. De verordening zou geen verplichting hebben ingehouden om een mechanisme voor de informele beslechting van arbeidsgeschillen in te voeren op nationaal niveau, wat tot een soort precontentieuze toetsing van vakbondsacties zou kunnen leiden (zoals is voorgesteld in het rapport Monti van 2010); er zou enkel zijn gewezen op de rol van de regelingen voor alternatieve informele geschillenbeslechting die in een aantal lidstaten bestaan.

De Commissie hoopt dat deze toelichting het standpunt van de Commissie verduidelijkt en kijkt uit naar de verdere dialoog met de Tweede Kamer over deze en andere kwesties.

De vicevoorzitter van de Europese Commissie, Maroš Šefčovič


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven