33 240 XII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Infrastructuur en Milieu 2011

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 juni 2012

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu 2011 (Kamerstuk 33 240 XII, nr. 2).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 12 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Snijder-Hazelhoff

De griffier van de commissie, Sneep

1

Bent u bereid in het volgende jaarverslag prestaties over de totale hoeveelheid afval te presenteren en de betrouwbaarheid van deze cijfers te verbeteren, zoals aangeven door de Algemene Rekenkamer?

In de jaarverslagen worden steeds de meest recente cijfers opgenomen over afvalaanbod en verwerking. Omdat deze cijfers echter bij veel verschillende bedrijven, branche organisaties, instituten, enz. moeten worden verzameld, elke afzonderlijke  leverancier van gegevens een eigen planning heeft voor het verzamelen en publiceren van hun gegevens en de verzamelde gegevens moeten worden gevalideerd en moeten worden verwerkt, zijn de gegevens over kalenderjaar X pas beschikbaar in kalenderjaar X+2 (dus over 2010 komen de cijfers pas in 2012). Dit kan er toe leiden dat in een jaarrapportage niet de cijfers staan van het jaar waar de rapportage over gaat, maar van het jaar daarvoor. Als die cijfers zijn vertraagd, dan kan het voorkomen dat een jaarrapportage oudere of geen nieuwe gegevens bevat. Maar uiteraard is het mijn bedoeling dat in een jaarrapportage steeds de nieuwste cijfers staan.

Overigens heeft de Algemene Rekenkamer in haar brief (Kamerstuk 33 240 XII, nr. 2, 16 mei 2012) niet gesteld dat de betrouwbaarheid van de gegevens moet worden verbeterd.

2

Wanneer komt er een actuele risicoafweging voor het verkeersmanagementsysteem MTM?

De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer om de ontbrekende aspecten van informatiebeveiliging in te vullen in relatie tot de gesignaleerde risicoafweging voor de MTM systemen zijn opgepakt. Binnen RWS maakt risicoanalyse als onderdeel van de informatiebeveiliging, standaard deel uit van de werkprocessen. Verder is binnen RWS een taskforce informatiebeveiliging opgericht die bezig is de informatiebeveiliging van RWS, de daaraan gekoppelde risico’s en de te nemen beheersmaatregelen nader te onderzoeken. MTM is daar onderdeel van. Naar verwachting is dit onderzoek medio dit jaar gereed, waarna eventuele verbetermaatregelen getroffen worden.

3

Kunt u reageren op de kritiek van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot uw aansturing van NS en ingaan op de specifieke opmerking met betrekking tot het vervangen van het outputcriterium zitplaatskans door vervoerplaatskans?

In het rapport van de Algemene Rekenkamer is mijn reactie te lezen op de bevindingen van de Algemene Rekenkamer. Daarbij ben ik ook ingegaan op het vervangen van de prestatie-indicator «zitplaatskans» door de indicator «vervoercapaciteit reizigers in de spits». Hierbij de citaten uit het rapport van de Algemene Rekenkamer, waarin mijn reactie is verwoord.

«De minister meldt over Toezicht op NS het volgende: «Ten aanzien van het toezicht op NS heeft u een aandachtspunt opgenomen. U stelt «dat NS naar eigen inzicht de invulling van de afspraken aanpast, zonder dat de minister hier grip op houdt». Deze conclusie onderschrijf ik niet. Zowel voor de indicatoren als voor de grenswaarden geldt dat NS in het Vervoerplan een voorstel doet. Dit wordt door mijn ministerie beoordeeld en met NS besproken; het definitieve Vervoerplan (inclusief de indicatoren en de grenswaarden) wordt door mij vastgesteld.

U stelt dat de prestatieafspraken die ik met NS maak over zitplaatsen niet conform de bedoeling van de wet zouden zijn. De toelichting op het amendement (Kamerstuk 27 216, nr. 13 d.d. 14 maart 2002) biedt naar mijn mening de beleidsmatige ruimte om, wanneer ik dit gelet op het hoofddoel van wet en concessie (namelijk goed vervoer voor de reizigers) nuttig of nodig acht, af te wijken van de letterlijke tekst. Bij de wettelijk vastgelegde concessie-systematiek is het erg lastig om voor een periode van 10 jaar gedetailleerde prestatieafspraken te maken. Daarom houdt de systematiek in dat ik in de concessie algemene kaders stel en dat ik daarbinnen jaarlijkse prestatieafspraken maak met NS.

In het Vervoerplan 2010 stelde NS voor de nieuwe indicator «vervoercapaciteit reizigers in de spits» op te nemen. Mijn ambtsvoorganger heeft toen geoordeeld dat de nieuwe indicator inderdaad een verbetering is en heeft daarom ingestemd met het Vervoerplan 2010 (en vervolgens met de plannen voor 2011 en 2012). Het Vervoerplan wordt jaarlijks aan de Tweede Kamer aangeboden. Ik ga ervan uit dat de Tweede Kamer mij daarop aanspreekt als hij van oordeel is dat ik mij met deze prestatieafspraken buiten de kaders van de concessieafspraken begeef.»

Op haar beurt reageert de Algemene Rekenkamer weer op mijn reactie. De reactie van de Algemene Rekenkamer is als volgt:

De minister verwijst in haar reactie naar de toelichting van het amendement waarin de Tweede Kamer het opnemen van een procentuele garantie op een zitplaats in de vervoerconcessie heeft verlangd. Volgens de minister biedt deze toelichting de beleidsmatige ruimte om, indien de minister dit nuttig acht, van de letterlijke tekst van de wet af te wijken.

Door het amendement stelt de Wet personenvervoer 2000 in art. 32, lid 2:

«Aan een concessie worden in ieder geval voorschriften verbonden ten aanzien van: (...) j. een procentuele beschikbaarheidsgarantie van zitplaatsen.»

De toelichting op het amendement luidde: «In het belang van een goed spoorproduct voor de reiziger, is het wenselijk dat het pakket van criteria waarvoor in het kader van het concessiestelsel prestatieafspraken met de vervoerder worden vastgelegd, wordt uitgebreid met prestatieafspraken op het vlak van sociale veiligheid en de beschikbaarheid van zitplaatsen voor de reizigers.»

Naar onze mening biedt noch de tekst van de wet, noch de toelichting daarop bij het amendement de beleidsmatige ruimte voor de minister om van die tekst af te wijken.

Terecht stelt de minister dat het aan de Tweede Kamer is om haar erop aan te spreken als de Kamer van oordeel is dat de minister zich buiten de kaders van de wet of de concessieafspraken begeeft.

De reactie van de Algemene Rekenkamer op mijn reactie geeft mij geen aanleiding om mijn eerdere reactie aan te passen.

4

Kunt u aangeven wat er bereikt is op het gebied van duurzaamheid, waarbij de relevante informatie over de realisatie van diverse beleidsdoelen op het gebied van duurzaamheid uit de onderzoeken van het Planbureau voor de Leefomgeving, die de Algemene Rekenkamer in haar verslag noemt, wordt gebruikt?

De resultaten op het terrein van duurzaamheid zal worden opgenomen in de rapportage van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Deze verschijnt elke twee jaar rond Prinsjesdag. Dit jaar wordt de rapportage uitgebracht.

Naar boven