33 240 X Jaarverslag en slotwet Ministerie van Defensie 2011

Nr. 7 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2012

De vaste commissie voor Defensie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet heeft de eer als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Van Beek

De griffier van de commissie, Roovers

1, 2, 19 en 21

Waaruit bestaan specifiek de te verkopen en doorgeschoven onroerende en roerende goederen waarvan de opbrengst is begroot op € 5,7 miljoen?

Wanneer en om welke reden is besloten tot uitstel van de verkoop van roerende en onroerende goederen?

Wat is de oorzaak of oorzaken van de lagere verkoopopbrengsten via Domeinen? Waaruit bestaan de overige materiële en personele ontvangsten?

Wat is de oorzaak of oorzaken van de lagere verkoopopbrengsten van de via Domeinen verkochte objecten? Om welke objecten gaat het?

In 2011 is € 201,3 miljoen aan roerende zaken en € 63,2 miljoen aan onroerende zaken verkocht. De ramingen ten tijde van de tweede suppletoire begroting bestaan voor het grootste deel uit inkomsten van reeds gesloten verkoopcontracten en voor een klein deel uit een schatting van nog te verkopen kleinere roerende en onroerende zaken. Daarvan is uiteindelijk voor € 5,7 miljoen niet in 2011 verkocht, waardoor de verwachte opbrengst naar latere jaren verschuift. Er is geen sprake van een besluit tot uitstel van verkoop. Het uiteindelijke verkoopresultaat is onder meer afhankelijk van marktomstandigheden.

Overige materiële en personele ontvangsten bestaan onder meer uit ontvangsten in verband met leveringen aan derden, FMS-ontvangsten en BTW-ontvangsten.

3 en 14

Waaruit bestaan specifiek de hogere geneeskundige ontvangsten?

Waaruit bestaan de extra ontvangsten voor geneeskundige zaken?

De hogere geneeskundige ontvangsten worden veroorzaakt door het wegwerken van achterstanden bij de verrekening van uitgaven met de zorgverzekeraar.

4

Waaruit bestaan specifiek de hogere ontvangsten uit medegebruik? Kunt u daarbij uiteenzetten wat de oorzaak is van de hogere verplichtingen in verband met het uitvoeren van crisisbeheersoperaties en in welke mate deze voorzienbaar waren?

In de tweede suppletoire begroting is zowel het uitgavenbudget als het verplichtingenbudget van crisisbeheersingoperaties verminderd met € 137 miljoen. Hiervan heeft € 107 miljoen betrekking op een overheveling in verband met de veteranenwet en is € 30 miljoen gerelateerd aan de laatste uitgaven voor de ISAF redeployment uit Uruzgan. Van dit laatste bedrag worden de uitgaven doorgeschoven naar 2012, terwijl de verplichtingen reeds in 2011 zijn aangegaan. Het verplichtingenbudget moest in 2011 blijven staan. Daarom is de verplichtingenbegroting met de Slotwet naar boven bijgesteld.

5

Welke oorzaak of oorzaken liggen ten grondslag aan het verschil in de uitgaven van de diverse operaties en in hoeverre was dit voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2011?

Het verschil van € 3,8 miljoen wordt veroorzaakt door het gereedkomen en betalen van een aantal projecten in het kader van de ISAF redeployment en de Geïntegreerde Politie Missie waarmee bij de tweede suppletoire begroting 2011 nog geen rekening was gehouden. Het betreft hier de oplevering van de permanente infrastructuur in Kunduz en Mazar-e-Sharif en het gereedkomen van materieel van de Task Force Uruzgan na onderhoud en reparatie.

6

Waaruit bestaan de vorderingen op de partnerlanden van de door Nederland verrichte diensten? In hoeverre waren deze voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting?

De vorderingen op partnerlanden bestaan onder andere uit brandstof-, huisvestings- en voedingskosten, alsmede de verkoop van uiteenlopende goederen bij beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan missies zoals bij EUFOR Althea (LOT-huizen). De betaling van ingestelde vorderingen is afhankelijk van de interne procedures bij de partnerlanden.

7 en 8

Welke oorzaak of oorzaken liggen ten grondslag aan de lagere uitgaven ten opzichte van de tweede suppletoire begroting Commando Zeestrijdkrachten en in hoeverre waren deze voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2011?

Welke oorzaak of oorzaken liggen ten grondslag aan de lagere op het gebied van formatie en personeelsgebonden uitgaven in beleidsartikel 21 en in hoeverre waren deze voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2011?

Het CZSK heeft tegenvallende ontvangsten voor € 3,7 miljoen gecompenseerd uit het beschikbare uitgavenbudget. Verder verwachtte het CZSK hogere uitgaven voor activiteitgebonden toelagen. Een deel van deze verwachte uitgaven is echter pas tot betaling gekomen in 2012.

9

Welke oorzaak of oorzaken liggen ten grondslag aan de lagere ontvangsten van beleidsartikel 22 als gevolg van lagere personele ontvangsten? Waaruit bestaan de diverse overige ontvangsten en voor welk bedrag is hier minder ontvangen dan voorzien? In hoeverre waren deze lagere ontvangsten voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2011?

Bij dit antwoord is ervan uitgegaan dat de ontvangsten bij beleidsartikel 21 worden bedoeld aangezien er bij beleidsartikel 22 juist hogere ontvangsten waren.

De lager dan verwachte ontvangsten op beleidsartikel 21 zijn onder te verdelen in € 0,6 miljoen personele ontvangsten en € 3,1 miljoen overige ontvangsten. Deze worden vooral veroorzaakt door het lagere aantal opleidingen voor militairen van buitenlandse marines en achterstanden bij de declaraties van de zorgverzekeraar. Dergelijke wijzigingen zijn vaak het gevolg van besluiten die in de loop van het jaar worden genomen. Dit is niet altijd te voorzien in de begroting.

10

Waaruit bestaan de lagere personele uitgaven in beleidsartikel 22? Waaruit bestaat de terughoudendheid bij het uitvoeren van de diverse activiteiten en welke activiteiten betreft dit?

De personele uitgaven bij beleidsartikel 22 zijn € 16,2 miljoen hoger uitgevallen dan in de tweede suppletoire begroting was voorzien, terwijl de overige uitgaven € 28,1 miljoen lager waren. De uitgaven waren derhalve per saldo € 11,9 miljoen lager dan verwacht in de tweede suppletoire begroting. De personele uitgaven waren hoger dan begroot omdat de huidige kwalitatieve opbouw van het personeelsbestand nog niet overeenkomt met de gewenste opbouw waarvan bij de toekenning van de budgetten is uitgegaan. De huidige en de gewenste kwalitatieve opbouw van het personeelsbestand worden tijdens het reorganisatietraject, dat loopt tot 1 januari 2016, met elkaar in overeenstemming gebracht.

De terughoudendheid bij het uitvoeren van diverse activiteiten heeft betrekking op de realisatie van het oefenprogramma en facilitaire voorzieningen. Het CLAS is in 2011 terughoudend geweest met oefeningen omdat de financiële effecten van de reorganisatie op de begroting van het CLAS vooraf niet precies konden worden geraamd.

11

Waaruit bestaan de extra ontvangsten voor materiële ontvangsten en brandstof?

De extra ontvangsten voor materiële ontvangsten en brandstof hebben betrekking op verrekeningen uit 2009 en 2010 van de binationale samenwerking met Duitsland en de verrekening van de transportkosten voor de oefening Cold Challenge in 2010.

12

Welke verplichtingen zijn neerwaarts bijgesteld bij overige exploitatie in beleidsartikel 23? En welke bij instandhouding? Wanneer is hiertoe besloten?

De overige exploitatie kent een veelheid aan uitgaven. De belangrijkste aanpassingen bestaan uit een verlaging van het aantal vliegeropleidingen en trainingen voor de F-16 in de Verenigde Staten als gevolg van de beleidsbrief. De overeenkomst met de Amerikaanse overheid daarover is aangepast. De lagere verplichtingstand voor instandhouding wordt onder meer veroorzaakt door de vertraagde instroom van de NH-90. Het CLSK kan daarop geen invloed uitoefenen.

13

Was de daling in personeelssterkte voorzienbaar bij de tweede suppletoire begroting? Zo nee, waarom niet?

De twee belangrijkste oorzaken van de daling van de personeelssterkte zijn een hogere uitstroom dan voorzien tijdens de initiële opleiding en een verhoogde irreguliere uitstroom van beroepspersoneel in de laatste maanden van het jaar. Dit is het gevolg van individuele beslissingen van defensiewerknemers die niet altijd zijn te voorzien. Wel bestaat er mogelijk samenhang met de verkleining van en de reorganisatie bij Defensie.

14

Waaruit bestaan de extra ontvangsten voor geneeskundige zaken?

Zie antwoord op vraag 3.

15

Waaruit bestaat de hogere verrekening van geleverde diensten aan andere ministeries? Is er een hogere vergoeding doorberekend of zijn er meer diensten geleverd? Welke andere oorzaken hebben deze hogere ontvangsten? Waren deze voorzienbaar ten tijde van de tweede suppletoire begroting?

De hogere ontvangsten bij de Koninklijke marechaussee komen voornamelijk voort uit een vorig jaar getekende samenwerkingsovereenkomst tussen de ministeries van Defensie en Veiligheid & Justitie (V&J) over civiele missies. Defensie ontvangt van V&J vanaf 2011 jaar structureel € 1,1 miljoen voor het opleiden van maximaal 60 agenten. Omdat deze kosten voornamelijk (95 procent) worden gemaakt door de Kmar zijn deze ontvangsten bij dat defensieonderdeel geboekt.

De overige meerontvangsten zijn het gevolg van de militaire bijstand voor de bestrijding van drugscriminaliteit in Brabant (€ 152 000), extra ontvangsten van Frontex (€ 158 000) en een bijdrage van het ministerie van V&J voor het project Biometrie (€ 280 000). Deze ontvangsten waren niet voorzien bij de tweede suppletoire begroting.

16

Kunt u specifiek ingaan op de eerdere realisatie in het JSF-project? Waaruit bestaan deze extra investeringen?

Er is geen sprake van extra investeringen. In 2011 zijn extra betalingen gedaan met betrekking tot reeds aangegane verplichtingen die voor 2012 waren geraamd. De Memoranda of Understanding inzake het F-35 programma bieden deze ruimte.

17

Welke oorzaak of oorzaken liggen ten grondslag aan de hogere uitgaven voor onderhoud wapensystemen? In hoeverre waren deze voorzienbaar? Waaruit bestaan de hogere uitgaven voor operationele zaken?

De hogere uitgaven voor onderhoud wapensystemen worden veroorzaakt doordat facturen waarvan de betaling voor 2012 was voorzien, al in 2011 betaald konden worden. Dit heeft onder meer te maken met een latere kassluiting dan in voorgaande jaren. De hogere uitgaven voor operationele zaken betreffen oefen- en simulatiemateriaal.

18

Wat is de oorzaak van de hogere vullingsgraad personeel? Was de hogere vullingsgraad van het personeel niet te voorzien ten tijde van de tweede suppletoire begroting? Kunt u de extra kosten uitsplitsen naar personeel, huisvesting en infra? Waaruit bestaat die overige exploitatie?

De hogere uitgaven ten opzichte van de tweede suppletoire begroting bestaan voor € 1,4 miljoen uit personele uitgaven terwijl € 9,4 miljoen betrekking heeft op huisvesting en infrastructuur. De hogere vulling bij DMO wordt veroorzaakt doordat de uitstroom minder groot was dan verwacht. De hogere uitgaven voor huisvesting en infrastructuur worden veroorzaakt door de hogere defensiebrede uitgaven aan energie. De overige exploitatie bestaat uit verscheidene kleinere posten, zoals opleidingen, voorlichting en bankkosten. Het saldo van deze posten was € 2,6 miljoen lager dan bij de tweede suppletoire begroting was voorzien.

19

Wat is de oorzaak of oorzaken van de lagere verkoopopbrengsten via Domeinen? Waaruit bestaan de overige materiële en personele ontvangsten?

Zie het antwoord op vraag 1.

20

Welke andere uitgaven, naast de hogere uitgaven SAC C-17, liggen ten grondslag aan de hogere uitgaven bij bedrijfsgroep Transport?

Naast de hogere uitgaven voor SAC C-17 zijn er hogere uitgaven geweest voor de koop van transportcontainers.

21

Wat is de oorzaak of oorzaken van de lagere verkoopopbrengsten van de via Domeinen verkochte objecten? Om welke objecten gaat het?

Zie het antwoord op vraag 1.

22

Kunt de meerontvangsten uitsplitsen in psychologische keuring en honorarium verwerving?

De meerontvangsten psychologische keuring bedragen € 340 000 en de meerontvangsten honorarium verwerving en afstoting bedragen € 595 000.

Naar boven