33 240 IV Jaarverslag en slotwet Koninkrijksrelaties 2011

Nr. 6 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2012

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties heeft een aantal vragen voorgelegd aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en voor Immigratie, Integratie en Asiel over Rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag van Koninkrijksrelaties 2011 (Kamerstuk 33 240 IV, nr. 2).

De ministers hebben deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2012. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, De Lange

1

Wat is de stand van zaken betreffende de oprichting van een gezamenlijke rekenkamerfunctie voor Caribisch Nederland?

De eilanden werken met ondersteuning van de Rekenkamer Rotterdam aan de voorbereiding op de inrichting van de gezamenlijke rekenkamerfunctie per 10-10-2012. Daartoe dient uiterlijk in september een door de eilandsraden vastgestelde verordening tot instelling van de gemeenschappelijke rekenkamer ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de Rijksvertegenwoordiger.

2

Op welke wijze wordt de komende jaren de benodigde capaciteitsopbouw op de BES-eilanden gerealiseerd?

De capaciteit van het eilandapparaat is een verantwoordelijkheid van de openbare lichamen. Zij hebben voldoende financiële middelen om een geschikt kwalitatief en kwantitatief apparaat in te richten. Dit vereist wel een goede prioriteitstelling, ook binnen de huidige samenstelling van het ambtelijk apparaat. Waar het gaat om de werving voor specialistische functies die niet kunnen worden ingevuld via de lokale arbeidsmarkt, wordt gezocht naar samenwerking tussen de openbare lichamen en de rijksoverheid. De rijksoverheid loopt immers tegen dat zelfde probleem aan.

3

Kunt u aangeven welke maatregelen u heeft getroffen om de informatievoorziening over de besteding van de subsidie voor FDA en AMFO te verbeteren? Wordt de Kamer geïnformeerd over de effectiviteit van de subsidies?

Op 5 juni 2012 vindt de start plaats van een extern onderzoek bij FDA, waarin de effecten van de subsidies tot nu toe, de effectiviteit van het «systeem» FDA in samenwerking met Aruba, het realiteitsgehalte van de ambities voor de laatste uitvoeringsjaren en de wijze van rapporteren aan de subsidieverstrekker behandeld worden. Dit kan dus gezien worden als een tussenevaluatie. De looptijd van het onderzoek bedraagt 3 maanden. Na afloop van het subsidieprogramma, in 2016, zal er een eindevaluatie plaatsvinden.

Na afloop van het subsidieprogramma voor AMFO, in 2013, zal er een onderzoek naar de effectiviteit en de doelmatigheid van deze subsidies plaatsvinden. Voor AMFO geldt dat ze hebben voldaan aan afspraken uit de beheersovereenkomst en ook jaarverslagen op tijd hebben ingediend die voldeden aan de criteria.

De Kamer zal in beide gevallen geïnformeerd worden over de effectiviteit van de subsidies.

4

Welke interventies zijn mogelijk wanneer uit de evaluatieonderzoeken blijkt dat de besteding van gelden door SONA, FDA en AMFO onvoldoende doelmatig zijn geweest?

De doelmatigheid van de besteding van de gelden op programmaniveau zal pas kunnen worden vastgesteld na afloop daarvan. Gezien de eindigheid van de programma’s zijn er dan geen interventies meer mogelijk. Reden waarom er tussenevaluaties hebben plaats gevonden om tijdig te bekijken of gewenste resultaten behaald gaan worden. Op basis van die evaluaties zijn nadere afspraken gemaakt voor de tweede helft van de uitvoeringsperiode. Deze nadere afspraken zijn te beschouwen als interventies en zijn o.a. in de vorm van actieplannen vastgelegd.

Naar boven