33 238 Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES in verband met de implementatie van aanbevelingen van de Financial Action Task Force

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 september 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, subonderdeel 1, wordt als volgt gewijzigd:

1°. In de aanhef van subsubonderdeel e wordt «onder 18° en 19°» vervangen door: onder 18°, 19° en 20°.

2°. De subsubonderdelen f en h vervallen.

2. Onderdeel D wordt als volgt gewijzigd:

1°. In subonderdeel 1 wordt in het voorgestelde onderdeel f «voor zichzelf» vervangen door «ten behoeve van zichzelf» en wordt «voor een derde» vervangen door: ten behoeve van een derde.

2°. Subonderdeel 3 komt te luiden:

3. Na het tweede lid worden, onder vernummering van het derde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:

3. In afwijking van het tweede lid stelt het cliëntenonderzoek, indien de cliënt handelt als trustee, de instelling in staat om op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om inzicht te verwerven in de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de trust en daartoe:

a. de instellers en de trustees van de trust te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om hun identiteit te verifiëren;

b. de uiteindelijk belanghebbende van de trust te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om diens identiteit te verifiëren;

c. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;

d. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van de relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de trust en het risicoprofiel van de trust, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;

e. vast te stellen of de cliënt bevoegd is te handelen als trustee.

4. In afwijking van het tweede lid stelt het cliëntenonderzoek, indien cliënten optreden als vennoten van een personenvennootschap, de instelling in staat om:

a. de vennoten en de personen bevoegd inzake het beheer van de personenvennootschap te identificeren en op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om, voor zover toepasselijk, hun hoedanigheid van vennoot te verifiëren;

b. de natuurlijke persoon te identificeren die:

1°. bij ontbinding van de personenvennootschap recht heeft op een aandeel in de gemeenschap van meer dan 25 procent;

2°. recht heeft op een aandeel in de winsten van de personenvennootschap van meer dan 25 procent;

3°. bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap of ter zake van de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer, meer dan 25 procent van de stemmen kan uitoefenen voor zover in die overeenkomst besluitvorming bij meerderheid van stemmen is bedongen; of

4°. feitelijk zeggenschap kan uitoefenen over de personenvennootschap;

c. op risico gebaseerde en adequate maatregelen te nemen om de identiteit van de natuurlijke persoon bedoeld in onderdeel b te verifiëren;

d. het doel en de beoogde aard van de zakelijke relatie vast te stellen;

e. een voortdurende controle op de zakelijke relatie en de tijdens de duur van deze relatie verrichte transacties uit te oefenen, teneinde te verzekeren dat deze overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de personenvennootschap en haar risicoprofiel, met zo nodig een onderzoek naar de bron van de middelen die bij de zakelijke relatie of de transactie gebruikt worden;

f. vast te stellen of de natuurlijke persoon die de vennoten in de personenvennootschap vertegenwoordigt daartoe bevoegd is;

g. in voorkomend geval de natuurlijke persoon, bedoeld in onderdeel f, te identificeren en diens identiteit te verifiëren.

3°. In subonderdeel 4 wordt «vierde lid (nieuw)» vervangen door: vijfde lid (nieuw).

4°. In subonderdeel 5 wordt «zesde lid (nieuw)» vervangen door «zevende lid (nieuw)» en wordt «eerste tot en met vijfde lid» vervangen door: eerste tot en met zesde lid.

5°. Subonderdeel 6 komt te luiden:

6. Onder vernummering van het achtste en negende lid (nieuw) tot het negende en tiende lid wordt na het zevende lid een lid ingevoegd, luidende:

8. Een instelling neemt op risico gebaseerde en adequate maatregelen om ervoor te zorgen dat de gegevens die ingevolge het tweede, derde en vierde lid zijn verzameld over daar bedoelde personen, actueel gehouden worden.

6°. Er wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

7. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

11. In dit artikel wordt verstaan onder personenvennootschap: een maatschap als bedoeld in artikel 1 655 van boek 7A van het Burgerlijk Wetboek, een vennootschap onder firma als bedoeld in artikel 16 van het Wetboek van Koophandel en een commanditaire vennootschap als bedoeld in artikel 19 van het Wetboek van Koophandel, alsmede een maatschap of vennootschap naar buitenlands recht die met deze rechtsvormen vergelijkbaar is.

3. Onderdeel F wordt als volgt gewijzigd:

1°. In subonderdeel 1 wordt het voorgestelde eerste lid als volgt gewijzigd:

a. In de aanhef wordt «Het is een instelling verboden» vervangen door: Onverminderd artikel 4 is het een instelling verboden.

b. In onderdeel a wordt onder 1° «24°» vervangen door «23°», wordt onder 3° «20°, 22° of 23°» vervangen door: «20° of 22°» en wordt onder 4° «de artikelen 3, tweede lid, derde lid, aanhef en onderdelen a tot en met g, en zesde lid» vervangen door: artikel 3, tweede, derde, vierde, vijfde en achtste lid.

c. In onderdeel b,wordt «artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, f, g en h, en derde lid» vervangen door: artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e, f en g, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en e, en vierde lid, aanhef, onderdelen a, b, c, d, f en g.

d. In onderdeel c wordt «tweede lid» vervangen door: tweede, derde en vierde lid.

2°. In subonderdeel 2 wordt «artikel 3, eerste en tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e, f en g, en derde lid» vervangen door: artikel 3, eerste tot en met vierde lid.

4. Onderdeel G wordt als volgt gewijzigd:

1°. In subonderdeel 1 wordt in de voorgestelde aanhef van artikel 6, eerste lid, «derde lid» vervangen door: vijfde lid.

2°. In subonderdeel 3 wordt in het voorgestelde onderdeel b van artikel 6, eerste lid, «tweede, derde, vierde en zesde lid» vervangen door: tweede tot en met vijfde en achtste lid.

5. In onderdeel R, subonderdeel 3, komt de eerste volzin van het voorgestelde vierde lid te luiden: De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e, f en g, derde lid, aanhef en onderdelen a, b, c en e, en vierde lid, aanhef en onderdelen a, b, c, d, f en g, bedoelde resultaat of een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, tweede lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.

6. In onderdeel W, subonderdeel 1, wordt aan het voorgestelde eerste lid, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. overleg over de naleving van artikel 16 met betrekking tot een transactie.

7. Onderdeel X komt te luiden:

X

Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na «onder 10° tot en met 15°» toegevoegd: en 23°.

2. In het derde lid wordt «De Nederlandsche Bank N.V. is» vervangen door: De Nederlandsche Bank N.V. en de daartoe bij besluit van De Nederlandsche Bank N.V. aangewezen personen zijn.

3. In het vierde lid wordt «De Stichting Autoriteit Financiële Markten is» vervangen door: De Stichting Autoriteit Financiële Markten en de daartoe bij besluit van de Stichting Autoriteit Financiële Markten aangewezen personen zijn.

4. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid.

8. Onderdeel AA wordt als volgt gewijzigd:

1°. In subonderdeel 1, onder 1°, wordt «de cliënt opgave heeft laten doen van zijn identiteit en deze heeft geverifieerd» vervangen door: een persoon heeft geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd.

2°. In subonderdeel 2 wordt in de aanhef van het voorgestelde tweede lid «begunstigden» vervangen door: uiteindelijk belanghebbenden.

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan onderdeel A wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

3. In het zevende lid (nieuw) wordt «ambtenaren van de Koninklijke marechaussee» vervangen door: ambtenaren.

2. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «artikel 2.2, onderdelen a, b en c» vervangen door: artikel 2.2, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f.

2. In het derde lid wordt «de instelling» vervangen door «de dienstverlener» en wordt «artikel 2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, en c» vervangen door: artikel 2.2, eerste en tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, e en f.

3. In onderdeel F komt de eerste volzin van het voorgestelde lid te luiden: De meldingsplicht als bedoeld in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 2.2, onderdelen a, b, c, e en f, bedoelde resultaat of een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 2.4, derde lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.

4. Na onderdeel F worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 3.8, derde lid, wordt «personen die werkzaam zijn voor een dienstverlener» vervangen door: personen die bestuurder zijn van of werkzaam zijn voor een dienstverlener.

Fb

Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vijfde lid wordt «de ambtenaar van de Koninklijke marechaussee bevoegd inzake paspoortcontrole» vervangen door: een daartoe bevoegde ambtenaar.

2. In het zesde lid wordt «ambtenaren van de Koninklijke marechaussee» vervangen door: ambtenaren.

5. Onderdeel H komt te luiden:

H

In artikel 6.1, eerste en tweede lid, wordt na «2.4, tweede lid,» telkens ingevoegd «2.10», wordt «2.18» telkens vervangen door «2.19» en wordt «3.11, 4.2, eerste lid» telkens vervangen door: 3.10, 3.13, 4.2.

Toelichting

Algemeen

Deze nota van wijziging heeft inhoudelijk met name betrekking op het cliëntenonderzoek zoals verplicht gesteld in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.

Een nieuwe bepaling wordt geïntroduceerd voor het cliëntenonderzoek ten aanzien van de personenvennootschap. Het begrip personenvennootschap wordt gedefinieerd in een nieuw elfde lid van artikel 3 van de wet. Overeenkomstig de gangbare terminologie in de literatuur wordt daaronder verstaan een maatschap, een vennootschap onder firma en een commanditaire vennootschap. Onder de definitie worden tevens vergelijkbare rechtsvormen naar buitenlands recht begrepen. Daarmee is gedoeld op soortgelijke gemeenschappen van personen, zonder rechtspersoonlijkheid, die door een overeenkomst tot stand zijn gebracht.

Evenals bij de trust is het cliëntenonderzoek ten aanzien van personenvennootschappen afgestemd op de omstandigheid dat de te onderzoeken entiteit geen rechtspersoonlijkheid heeft; de personenvennootschap is te beschrijven als een gemeenschap van personen die door een overeenkomst tot stand is gebracht. Tegelijk is zoveel mogelijk aangesloten bij de verplichtingen van het cliëntenonderzoek in het tweede lid en de definitie van uiteindelijk belanghebbende. De doelstelling is dezelfde als bij het cliëntenonderzoek in geval van rechtspersonen: de zeggenschapsstructuur doorgronden, monitoren van de zakelijke relatie en uitgevoerde transacties, en achterhalen welke natuurlijke personen in belangrijke mate invloed kunnen uitoefenen of belangen hebben.

Enkele aspecten van het cliëntenonderzoek bij personenvennootschappen worden hier nader toegelicht. Het begrip uiteindelijk belanghebbende zoals gedefinieerd in artikel 1 van de wet is niet goed te hanteren in de context van personenvennootschappen. Zo kent een personenvennootschap geen aandelen of algemene vergadering. In de onderhavige bepaling is niettemin zoveel mogelijk aangesloten bij de elementen van het begrip uiteindelijk belanghebbende. Zo is in plaats van «stemrechten in de algemene vergadering» uitgegaan van «stemrechten bij besluitvorming ter zake van wijziging van de overeenkomst die ten grondslag ligt aan de personenvennootschap of de uitvoering van die overeenkomst anders dan door daden van beheer». Waar het onderhavige aspect van het cliëntenonderzoek op ziet, is de mate van invloed op meer ingrijpende besluiten van de personenvennootschap, inzake bijzondere transacties (buiten het domein van de normale bedrijfsvoering) of tot aanpassing van de overeenkomst die aan de personenvennootschap ten grondslag ligt (bijvoorbeeld inzake de verdeling van de winst). De natuurlijke persoon die – direct of indirect – de personenvennootschap wezenlijk naar zijn hand kan zetten geldt als equivalent van uiteindelijk belanghebbende.

Onder daden van beheer vallen alle handelingen voor de normale verwezenlijking van het concrete doel van de maatschap, inclusief handelingen die naar gebruik en billijkheid uit het doel voortvloeien en hiermee samenhangen. Dit beheer is binnen de personenvennootschap vaak opgedragen aan een of meer vennoten.

Ten behoeve van het doorgronden van de zeggenschapsstructuur vallen personen die bevoegd zijn inzake beheer eveneens onder het cliëntenonderzoek: ingevolge onderdeel a dient de instelling hen te identificeren, maar er is geen verplichting hun identiteit te verifiëren.

Verificatie van de identiteit is beperkt tot de natuurlijke personen die ingevolge onderdeel b kwalificeren als equivalent van uiteindelijk belanghebbenden. Er is voor gekozen, in afwijking van hetgeen ter zake in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel is gesteld, het onderzoek te concentreren op deze personen. Verificatie van de identiteit van alle vennoten zou in sommige gevallen praktisch onmogelijk zijn, bijvoorbeeld bij een zogenoemde open commanditaire vennootschap1.

De specifieke bepalingen inzake het cliëntenonderzoek ten aanzien van de trust worden herzien teneinde deze beter te laten aansluiten bij de opzet van het cliëntenonderzoek in het tweede lid van artikel 3 van de wet.

De overige wijzigingen strekken tot herstel van omissies of voorzien in technische verbeteringen, zoals hierna toegelicht.

Artikelsgewijs

A

1. De wijziging van subsubonderdeel e strekt tot herstel van een omissie. De subsubonderdelen f en h betreffen wijzigingen in verband met het cliëntenonderzoek ten aanzien van personenvennootschappen. Nu in deze nota ter zake een bepaling in artikel 3 van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme wordt geïntroduceerd (zie onderdeel A, subonderdeel 3), kunnen deze onderdelen vervallen.

2. De eerste wijziging van onderdeel D strekt tot verduidelijking van de «anti stroman bepaling» in artikel 3. De term «optreden voor» wordt vervangen door «optreden ten behoeve van» om verwarring met de figuur van vertegenwoordiging te voorkomen.

In onderdeel D wordt voorts de bepaling inzake het cliëntenonderzoek ten aanzien van de trust herzien en wordt een bepaling geïntroduceerd voor het cliëntenonderzoek ten aanzien van de personenvennootschap, zoals hiervoor toegelicht.

De wijzigingen in onderdeel D, onder 3°, 4° en 5° zijn technisch van aard en hangen samen met de invoeging van een nieuw vierde lid.

3. De eerste wijziging van onderdeel F strekt ertoe de verhouding tussen artikel 5, zoals gewijzigd door het wetsvoorstel, en artikel 4 te verduidelijken. Concreet wordt geëxpliciteerd dat het verbod van artikel 5 tot het aangaan van een zakelijke relatie of een transactie uit te voeren alvorens cliëntenonderzoek heeft plaatsgevonden niet geldt voor zover artikel 4 uitstel van dit onderzoek toestaat.

De overige wijzigingen zijn technisch van aard en strekken tot aanpassing van verwijzingen naar artikelen die ingevolge deze nota worden gewijzigd.

4. De wijzigingen van onderdeel G zijn technisch van aard en hangen samen met de invoeging van nieuwe leden in artikel 3 van de wet.

5. De wijziging van onderdeel R is bedoeld om de betekenis van artikel 16, vierde lid (nieuw), te verduidelijken: de meldingsplicht ongebruikelijke transacties is van overeenkomstige toepassing ingeval een cliëntenonderzoek «mislukt» of een zakelijke relatie moet worden beëindigd omdat niet langer kan worden voldaan aan de verplichtingen inzake het cliëntenonderzoek, terwijl er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.

6. In onderdeel W wordt de geheimhoudingsplicht uitgebreid tot intern overleg over een transactie in verband met de naleving van de meldingsplicht ongebruikelijke transacties. Daarmee wordt invulling gegeven aan een aanbeveling ter zake in het rapport inzake de wederzijdse FATF-evaluatie van Nederland van 25 februari 2011.2

7. Onderdeel X wordt opnieuw vastgesteld om de terminologie van het derde en vierde lid van artikel 24 beter te laten aansluiten bij de regeling van de bevoegdheden van toezichthouders in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. De wijzigingen van onderdeel AA strekken ertoe de terminologie in artikel 33 van de wet beter te laten aansluiten bij de definities ter zake in artikel 1 van de wet. Verder wordt de term cliënt vervangen door persoon. Daarmee is beoogd de bewaarplicht van artikel 33 beter te laten aansluiten bij het cliëntenonderzoek van artikel 3, waar verificatie van de identiteit niet slechts is voorgeschreven ten aanzien van cliënten maar ook ten aanzien van andere personen, bijvoorbeeld uiteindelijk belanghebbenden.

B

1. en 4. De wijzigingen betreffende de artikelen 1.5, vierde lid, en 4.2, vijfde en zesde lid, van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES hebben betrekking op de ambtenaren bevoegd inzake paspoortcontrole. Ten onrechte wordt er in die artikelen thans van uitgegaan dat dit uitsluitend ambtenaren van de Koninklijke marechaussee kunnen zijn. Ingevolge artikel 22a, eerste lid, van de Wet toelating en uitzetting BES kunnen ook andere ambtenaren deze taak uitvoeren. Met de onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld.

2. De wijzigingen voorzien in het nieuwe onderdeel Ca strekken tot technische aanpassingen van artikel 2.4 van de wet. Het gaat om verbeteringen van verwijzingen naar bepalingen inzake het cliëntenonderzoek in artikel 2.2. Verder wordt in aansluiting bij de terminologie van de wet de term instelling vervangen door dienstverlener.

3. De wijziging van onderdeel F correspondeert met de wijziging van artikel I, onderdeel R, van het wetsvoorstel zoals voorzien in onderdeel A, subonderdeel 4, van deze nota.

4. Het nieuwe onderdeel Fa ziet op de strafrechtelijke en civielrechtelijke vrijwaring ter zake van melding van ongebruikelijke transacties. De vrijwaring geldt thans voor de dienstverlener en personen die werkzaam zijn voor een dienstverlener. Daaronder vallen niet de bestuurders van de dienstverlener, nu in artikel 2:8, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek BES, is geregeld dat de rechtsverhouding tussen een bestuurder en de rechtspersoon niet wordt aangemerkt of mede aangemerkt als een arbeidsovereenkomst. De onderhavige aanpassing strekt herstel van die omissie.

5. Onderdeel H wordt opnieuw vastgesteld ter verbetering van de opsomming van artikelen waarnaar verwezen wordt in artikel 6.1 van de wet.

De minister van Financiën, J. C. de Jager


X Noot
1

Bij de open commanditaire vennootschap kan, buiten het geval van vererving of legaat, toetreding of vervanging van commanditaire vennoten plaatshebben zonder toestemming van alle vennoten, beherende zowel als commanditaire (vergelijk: artikel 2, derde lid, onderdeel c, van de Algemene Wet Rijksbelastingen).

X Noot
2

Het rapport is beschikbaar via: www.fatf-gafi.org/media/fatf/ documents/reports/mer/ MER%20Netherlands%20full.pdf. Een samenvatting van het rapport is als bijlage gevoegd bij de brief van de Minister van Financiën en de Minister van Veiligheid en Justitie van 4 maart 2011 (Niet-dossierstukken Tweede Kamer 2010–2011, 2011D10952). Zoals beschreven in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel vormen de aanbevelingen in dit rapport aanleiding voor een aantal van de aanpassingen in het wetsvoorstel.

Naar boven