33 235 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet op de economische delicten en enige fiscale wetten ter implementatie van richtlijn nr. 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) Nr. 1060/2009 en (EU) Nr. 1095/2010 (PbEU 2011, L 174)

Nr. 10 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 20 september 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel AM wordt in het voorgestelde artikel 2:67b, zevende en negende lid, onderdeel c, «derde lid» telkens vervangen door: vierde lid.

2. Onderdeel AX komt te luiden:

AX

Artikel 2:74, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij ministeriële regeling kan vrijstelling worden geregeld van artikel 2:65.

3. In onderdeel BB wordt aan het voorgestelde artikel 2:121g een nieuw derde lid toegevoegd, luidende:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

4. Onderdeel CQ wordt als volgt gewijzigd:

a. In het voorgestelde artikel 4:37c, zevende lid, wordt «derde lid» vervangen door: zesde lid.

b. In het voorgestelde artikel 4:37c, elfde lid, wordt «een wijziging als» vervangen door: een wijziging in de informatie,.

c. In het voorgestelde artikel 4:37p, tweede volzin, wordt na «niet-professionele beleggers» ingevoegd: in Nederland.

Toelichting

1. Abusievelijk werd in het zevende en negende lid van artikel 2:67b van de Wft verwezen naar het derde lid. In deze leden moet echter worden verwezen naar het vierde lid, waarin is bepaald dat de Autoriteit Financiële Markten geheel, of gedeeltelijk ontheffing kan verlenen van het ingevolge artikel 2:67 bepaalde.

2. Nagelaten was om de vrijstelling in artikel 2:74, eerste lid, van de Wft aan te passen aan het nieuwe artikel 2:66a, eerste en tweede lid, van de wet. Dit wordt met deze wijziging hersteld. Artikel 2:66a vormt de implementatie van artikel 3 van de richtlijn. Hierin is geregeld dat een verlicht regime op beheerders van toe-passing is, wanneer de rechten van deelneming worden aangeboden aan professi-onele beleggers. Ook is een verlicht regime van toepassing bij het aanbieden van rechten van deelneming aan niet-professionele beleggers, voor zover de rechten worden aangeboden aan minder dan honderdvijftig personen, de rechten kunnen worden verworven voor een tegenwaarde van tenminste € 100 000, of de rechten een nominale waarde per recht hebben van tenminste € 100 000.

Omdat de betreffende drempels reeds zijn opgenomen in artikel 2:66a, kunnen de in artikel 2:74, eerste lid, opgenomen beperkingen worden geschrapt.

3. Artikel 40, elfde, twaalfde en dertiende lid, van de richtlijn bepaalt dat de Euro-pese Commissie uitvoeringsmaatregelen kan treffen en normen kan stellen ten aanzien van samenwerkingsovereenkomsten tussen toezichthoudende instanties. Dit geldt ook voor de samenwerkingsovereenkomsten, bedoeld in het voorgestel-de artikel 2:121g, eerste lid, onderdeel a, van de wet. Daarom wordt aan artikel 2:121g een nieuw derde lid toegevoegd, op grond waarvan bij of krachtens alge-mene maatregel van bestuur nadere regels kunnen worden gesteld met betrek-king tot deze samenwerkingsovereenkomsten.

4. In het voorgestelde artikel 4:37c, zevende lid, wordt ten onrechte verwezen naar het derde lid, terwijl bedoeld is te verwijzen naar de informatie in het zesde lid.

In het voorgestelde artikel 4:37c, elfde lid, wordt verwezen naar «wijzigingen als bedoeld in het zesde lid». Bedoeld is te verwijzen naar wijzigingen in de informa-tie, bedoeld in het zesde lid.

In het voorgestelde artikel 4:37p wordt geregeld dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aanvullende regels gesteld kunnen worden, welke gelden voor een beheerder van een beleggingsinstelling die rechten van deelneming aan-biedt aan niet-professionele beleggers. Deze regels gelden alleen voor zover de rechten van deelneming worden aangeboden in Nederland. Dit is verduidelijkt in het artikel.

De minister van Financiën, J. C. de Jager

Naar boven