33 222 Intrekking van de Wet op de Raad voor de Wadden en de Wet op het Waddenfonds

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

§ 1. Algemeen

In (een bijlage bij) het Regeerakkoord van het Kabinet Rutte I is het voornemen opgenomen het in 2006 opgerichte Waddenfonds te decentraliseren naar de waddenprovincies Noord-Holland, Fryslân en Groningen. Tevens is voorgenomen de bestuurlijke organisatie van het waddengebied te vereenvoudigen.1

Deze voornemens hebben gestalte gekregen in een bestuursovereenkomst tussen het Rijk en de drie genoemde provincies. Vanwege de decentralisatie van het Waddenfonds en de vereenvoudiging van de bestuurlijke organisatie, kunnen de Wet op de Raad voor de Wadden en de Wet op het Waddenfonds worden ingetrokken.

§ 2. Bestuurlijke organisatie Waddengebied

Gebleken is uit de praktijk en de evaluatie daarvan in 2010 dat de bestuurlijke organisatie van het Waddengebied onnodig ingewikkeld en daardoor niet transparant is. In overleg met de Tweede Kamer en de drie Waddenprovincies is besloten de bestuurlijke organisatie van het Waddengebied te vereenvoudigen, een vereenvoudiging die samenvalt met de voorgenomen decentralisatie van het Waddenfonds. Dit betekent dat een aantal voor het Waddengebied ingestelde commissies en overleggen kan worden opgeheven:

1. De Raad voor de Wadden

De Raad voor de Wadden is destijds bij wet ingesteld.2 Voorgesteld wordt de Raad voor de Wadden op te heffen. Artikel I voorziet hierin. Het voorstel is in lijn met het rijksbeleid met betrekking tot de afslanking van het adviesstelsel. Wanneer de Regering of de Staten-Generaal behoefte hebben aan advies over een aangelegenheid van algemeen belang betreffende het Waddengebied, zal die vraag voortaan kunnen worden neergelegd bij de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (i.o.).3

2. De Adviescommissie Waddenfonds

Met de decentralisatie wordt het beheer over het Waddenfonds en de subsidieverstrekking daaruit overgedragen door het Rijk naar de Waddenprovincies. In dit kader kan de huidige Adviescommissie Waddenfonds worden opgeheven. Artikel II voorziet hierin. Deze adviescommissie is namelijk destijds bij wet (artikel 7 van de Wet op het Waddenfonds) ingesteld.4 Vooruitlopend op de formele wetswijziging wordt het besluit tot benoeming en bezoldiging van de voorzitter en de leden van de Adviescommissie Waddenfonds5 ingetrokken.

3. Het Coördinatiecollege Waddengebied (CCW), de Interdepartementale Waddenzee Commissie (IWC), de Waddenacademie, het Regionaal College Waddengebied en het nieuwe Regiecollege Waddengebied

Het Coördinatiecollege Waddengebied (CCW/bestuurlijk overleg) en de Interdepartementale Waddenzee Commissie (IWC/ambtelijk overleg) komen sinds 2006 niet meer bijeen. Het laten voortbestaan van beide organen levert geen bijdrage aan het realiseren van de doelstellingen in het waddengebied. In die gevallen waar overleg of besluitvorming op ministerieel of DG-niveau nodig of wenselijk is, wordt dit ad-hoc georganiseerd. Een structureel overleg is daarvoor niet noodzakelijk. Het CCW en IWC worden om die reden opgeheven.

Dit college en deze commissie zijn niet bij wet ingesteld, maar bij Koninklijk Besluit (KB)6 en zullen dus ook bij KB worden opgeheven.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de Waddenacademie niet zal worden opgeheven. De Waddenacademie heeft als taken het identificeren van domeinoverstijgende kennisleemtes ten behoeve van de duurzame ontwikkeling van het Waddengebied, het formuleren van voor dit gebied relevante onderzoeksvragen, een samenhangende onderzoeksprogrammering op regionaal, nationaal en internationaal niveau en tenslotte kennisuitwisseling.

De onafhankelijke en wetenschappelijke functie van de Waddenacademie als KNAW-instituut wordt in stand gehouden. Vanuit de redenering dat organen moeten zijn afgestemd op de functies en taken die in het waddengebied moeten worden uitgevoerd, wordt het nieuwe Regiecollege Waddengebied betrokken bij de Kennisagenda van de Waddenacademie.

Dit Regiecollege Waddengebied zal worden ingesteld ter vervanging van het huidige Regionaal College Waddengebied. In het nieuwe Regiecollege zullen dezelfde partijen vertegenwoordigd zijn als in het huidige Regionale College Waddengebied. Overwogen wordt voor het Regiecollege ook vertegenwoordigers uit ecologische en economische hoek uit te nodigen. Dit brengt het totaal aan leden op tien (inclusief de niet-bestuurlijke partijen).

De leden van het Regiecollege zijn:

  • twee vertegenwoordigers van het Rijk (de ministeries van EL&I en van IenM),

  • drie gedeputeerden van de waddenprovincies (Fryslân, Groningen en Noord-Holland),

  • één lid namens de dertien «vastewalgemeenten»,

  • één lid namens de vijf Waddeneilanden,

  • één lid namens de vier betrokken waterschappen,

  • (eventueel) twee leden namens de niet-bestuurlijke partijen (ngo’s).

Om te kunnen sturen op de realisatie van de gezamenlijke doelstellingen is intensief overleg en samenwerking nodig. Dit nieuwe Regiecollege wordt het overlegorgaan voor afstemming van beleid, beheer en investeringen in het waddengebied. Het Regiecollege is uitdrukkelijk bedoeld als een overlegplatform zonder bestuurlijke verantwoordelijkheden en krijgt dus geen (bestuurs-)bevoegdheden opgedragen, noch een eigen zelfstandig budget. De verantwoordelijkheid voor de uitvoeringsactiviteiten is belegd bij de betrokken ministeries, provincies, waterschappen, gemeenten en ngo’s. Gezien het niet besluitvormende karakter van dit overleg, is een formele juridische status voor het Regiecollege niet nodig: het wordt in onderling overleg tussen de betrokken partijen ingesteld zonder een formeel instellingsbesluit. Het secretariaat van het nieuwe college wordt in personele zin ondergebracht bij één van de deelnemende bestuurlijke partijen.

§ 3. Decentralisatie Waddenfonds (artikel II)

Het kabinet heeft besloten om het Waddenfonds per 2012 te decentraliseren.

Dat betekent dat de Waddenprovincies de autonome bevoegdheid krijgen om de middelen te besteden. De Waddenprovincies en het rijk hechten eraan om vast te houden aan de doelen van het Waddenfonds:

  • het vergroten en versterken van de natuur- en landschapwaarden van het waddengebied,

  • het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee,

  • een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied en

  • een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden en het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Deze doeleinden, die waren opgenomen in artikel 2 van de Wet op het Waddenfonds, keren terug in het bestuursakkoord dat in het kader van de decentralisatie is afgesloten. Ook het werkingsgebied7, de fifty-fifty verdeling ecologie-economie bezien over de looptijd tot en met 2026 en het principe van financiering van projecten door meerdere partijen zijn gehandhaafd door deze op te nemen in dit bestuursakkoord.

§ 4. Financiële gevolgen van de decentralisatie van het Waddenfonds

Per 01-01-2012 zijn de resterende middelen uit het Waddenfonds via een decentralisatie-uitkering in het Provinciefonds volledig overgedragen aan de provincie Friesland, die voorlopig zal optreden als penvoerder. Het betreft hier een bedrag van circa € 562 miljoen, bestaande uit de nog niet vastgelegde middelen uit het Waddenfonds en uit nog niet uitbetaalde bedragen t.b.v. lopende projecten. Hiermee is per 1-1-2012 de afwikkeling van de lopende projecten en de verdere aanwending van middelen uit het Waddenfonds een autonome bevoegdheid van de Waddenprovincies geworden.

Wet op het Waddenfonds

677 600

af: efficiencykorting regeerakkoord

– 75 000

Beschikbaar budget 2006–2027

602 600

af: uitgaven 2006–2011

– 40 517

Overgedragen aan provinciefonds

562 083

Bedragen x 1000

§ 5. Overgangsrecht (artikel III) en inwerkingtreding (artikel IV)

Met het intrekken van de Wet op het Waddenfonds vervalt ook van rechtswege de Subsidieregeling Wet op het Waddenfonds.8 Het overgangsrecht voorziet erin dat lopende subsidierelaties worden overgenomen door de provincie Fryslân.

De afwikkeling van lopende projecten en de resterende middelen over de periode 2007–2011 worden ook gedecentraliseerd. Het bij verlening geldende recht, zoals beschreven in de Wet op het Waddenfonds (ontvankelijkheids-voorwaarden) en in de genoemde subsidieregeling, blijven van kracht en dus de spelregels ongewijzigd. Alleen treedt het College van Gedeputeerde Staten van Fryslân in de plaats van de Minister van Infrastructuur en Milieu. Voor zover deze overdracht van lopende zaken nadere afspraken vergt tussen Rijk en de provincie Fryslân, zijn deze meegenomen in het bestuursakkoord. Vooruitlopend op de formele intrekking en decentralisatie, wordt door mij geen nieuwe tender uitgeschreven. Lopende geschillen (bezwaar- of beroepszaken) worden onder mijn verantwoordelijkheid afgehandeld.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Kamerstukken TK 2010/11, 29 684, nr. 88. Zie ook de nrs. 91 en 92 alsmede 32 500 XII, nr. 64.

X Noot
2

Stb. 2002, 554 en 563.

X Noot
3

Kamerstukken EK, 2010/11, 32 314, A.

X Noot
6

Stb. 1980, 340, respectievelijk 370.

X Noot
7

De Waddenzee, de Waddeneilanden, de zeegaten tussen de eilanden, de Noordzeekustzone tot 3 mijl uit de kust, alsmede de aan de Waddenzee grenzende vastelandsgemeenten; voor de doelstelling energietransitie geldt als werkingsgebied de provincies Groningen en Friesland en de kop van Noord-Holland.

Naar boven