Met interesse heb ik kennis genomen van de vragen van de leden van SP-fractie. Voor
deze inbreng dank ik deze leden en de leden van de fracties van de PvdA, het CDA,
D66 en GroenLinks die zich bij deze vragen hebben aangesloten. De vragen beantwoord
ik mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Infrastructuur
en Milieu.
De leden van de SP-fractie vragen of het juridisch de juiste weg is dat het Protocol
voor het gehele Koninkrijk wordt goedgekeurd, terwijl Aruba, Curaçao en Sint Maarten
nog geen uitsluitsel hebben gegeven over de medegelding. Zij vragen of goedkeuring
en toetreding voor het hele Koninkrijk de landen verplicht om, wellicht binnen een
bepaalde termijn, uitvoeringswetgeving tot stand te brengen. Zij vragen tevens of,
indien dat het geval is, wat het gevolg is als de landen daar niet, of niet tijdig,
toe over gaan. De genoemde leden vragen of het mogelijk zou zijn geweest om goedkeuring
te vragen voor uitsluitend Europees en Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius
en Saba) en een voorbehoud aan te tekenen ten aanzien van gelding voor de overige
drie landen. Deze leden vragen of Aruba, Curaçao en Sint Maarten in dat geval later
zelfstandig alsnog tot dat Protocol hebben kunnen toetreden. Tevens informeren deze
leden of alleen Nederland, wanneer zo'n voorbehoud is gemaakt overeenkomstig artikel
18 van het Protocol, dat dan op verzoek van een of meer van de drie landen voor hen
weer kan intrekken. Als de weg van het maken van een voorbehoud bij toetreding open
staat, waarom is daar dan niet voor gekozen, zo vragen deze leden.
Door een verdrag goed te keuren, machtigen de Staten-Generaal de regering als het
ware om tot binding aan het verdrag over te gaan. In het geval van het Protocol zal
deze binding tot stand komen door het deponeren van een toetredingsakte bij de Internationale
Maritieme Organisatie (IMO). De akte vermeldt voor welke delen van het Koninkrijk
de binding tot stand wordt gebracht. Vooralsnog zal in de toetredingsakte voor het
Protocol worden aangeven dat het Protocol zal gelden voor het Europese deel van Nederland.
Is de goedkeuring van de Staten-Generaal verkregen voor het gehele Koninkrijk, dan
kan voor elk afzonderlijk deel van het Koninkrijk op elk gewenst moment een afzonderlijke
akte door de regering worden gedeponeerd.
Op het moment dat de uitvoeringswetgeving voor het Caribische deel van Nederland gereed
is, of dat duidelijk is dat Aruba, Curaçao en Sint Maarten medegelding wensen en de
wetgeving in die landen conform het Protocol is, kan een akte worden neergelegd ter
uitbreiding van de gelding van het Protocol tot het betreffende land of deel van het
Koninkrijk. Er behoeft niet aan een termijn voor het opstellen van uitvoeringswetgeving
te worden voldaan.
Conform artikel 18 van het Protocol is de praktijk dat het Koninkrijk der Nederlanden
in de toetredingsakte zal verklaren voor welk deel van de staat het Protocol geldt.
De uitbreidingsaktes zijn vervolgens ook de verklaringen in de zin van dit artikel.
Een akte deponeren voor het gehele Koninkrijk en tegelijkertijd een voorbehoud maken
ten aanzien van de gelding voor een deel van het Koninkrijk is conform de Nederlandse
verdragspraktijk niet mogelijk.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten