Het voorbereidend onderzoek heeft de commissies aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
1. Inleiding
De leden van de SP -fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot goedkeuring
van bovengenoemd verdrag. Zij hebben enkele vragen met betrekking tot de medegelding
voor de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten. De leden van de fracties van de PvdA, het CDA, D66, en van GroenLinks sluiten zich bij deze vragen aan.
2. Medegelding voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten
Blijkens de memorie van toelichting onder punt 4, Koninkrijkspositie, hebben de regeringen
van Aruba en Sint Maarten de wenselijkheid van medegelding van het Protocol voor hun
landen nog in beraad, terwijl de regering van Curaçao heeft aangegeven vooralsnog
geen medegelding voor haar land te wensen.4 Omdat deze drie landen van het Koninkrijk uitvoeringswetgeving nodig hebben alvorens
tot bekrachtiging kan worden overgegaan, stelt de Nederlandse regering thans goedkeuring
voor het hele Koninkrijk voor, teneinde het mogelijk te maken dat, wanneer de regeringen
van Aruba, Curaçao en Sint Maarten medegelding wenselijk achten, deze dan direct tot
stand kan worden gebracht, aldus de memorie van toelichting.
3. Mogelijkheden tot een voorbehoud
Deze leden willen graag van de regering vernemen of dit juridisch de juiste weg is.
Verplicht goedkeuring en toetreding voor het hele Koninkrijk de landen om, wellicht
binnen een bepaalde termijn, uitvoeringswetgeving tot stand te brengen? Zo ja, wat
is het gevolg als de landen daar niet, of niet tijdig, toe over gaan?
Zou het mogelijk zijn geweest om goedkeuring te vragen voor uitsluitend Europees en
Caribisch Nederland (Bonaire, Sint Eustatius en Saba) en een voorbehoud aan te tekenen
ten aanzien van gelding voor de overige drie landen?
Zouden Aruba, Curaçao en Sint Maarten in dat geval later zelfstandig alsnog tot dat
Protocol hebben kunnen toetreden? Of kan alleen Nederland, wanneer zo'n voorbehoud
is gemaakt overeenkomstig artikel 18 van het Protocol, dat dan op verzoek van een
of meer van de drie landen voor hen weer intrekken?Als de weg van het maken van een
voorbehoud bij toetreding open staat, waarom is daar dan niet voor gekozen, zo vragen
deze leden.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie en de vaste commissie
voor Koninkrijksrelaties zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier
weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Broekers-Knol
De voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Linthorst
De griffier voor het verslag, Van Dooren