33 199 Beleidsdoorlichting Veiligheid en Justitie

Nr. 15 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2016

Inleiding

Begrotingsartikel 34.5 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie betreft de tenuitvoerlegging van jeugdbescherming en justitiële jeugdsancties.1 In het najaar 2016 start de beleidsdoorlichting justitiële jeugdsancties (hierna: jeugdsancties) over het tijdvak 2010 tot en met 2015, die in 2017 wordt afgerond. De beleidsdoorlichting is een vervolg op de eerste beleidsdoorlichting jeugdsancties2 (2004 tot en met 2009).

De beleidsdoorlichting heeft een budgettair beslag van circa € 160.767.0003 en wordt uitgevoerd conform het bepaalde in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE, Stcrt. 2014, nr. 27142). De beantwoording van de onder artikel 3, tweede lid, van die regeling genoemde vragen ten aanzien van voornoemde onderwerpen is leidend.

In deze brief informeren wij uw Kamer over het doel, de reikwijdte en de voorgenomen opzet van deze doorlichting. Hiermee doen wij de toezegging gestand die de Minister van Financiën heeft gedaan4 ter uitwerking van de motie-Harbers.5

Doel

De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor een goed functionerende jeugdstrafrechtsketen, inclusief de uitvoeringsketen van strafrechtelijke beslissingen jeugdigen. Jeugdige plegers van strafbare feiten moeten niet alleen worden opgespoord, vervolgd en berecht, maar ook gesanctioneerd. De sanctionering dient te allen tijde een pedagogisch doel. Het gaat er uiteindelijk om dat de strafrechtelijke aanpak naast vergelding ook de ontwikkeling van de jeugdige positief beïnvloedt en daarmee een bijdrage levert aan het terugdringen van recidive.

De tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen zelf geschiedt zoals neergelegd in artikel 553 Sv: «door het openbaar ministerie dan wel op voordracht van deze door Onze Minister». Dit komt voort uit het feit dat de tenuitvoerlegging deels wordt uitgevoerd door landelijke diensten die onder de verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie ressorteren. Te weten: de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) en de Justitiële Informatiedienst (Justid).

De tenuitvoerlegging van jeugdsancties is een dynamisch proces waaraan deze organisaties samen met het openbaar ministerie, de rechtspraak, de politie, de jeugdreclassering en het Ministerie van Veiligheid en Justitie een noodzakelijke bijdrage leveren. Zij werken voortdurend samen aan het verbeteren van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen.

Sinds 2008 daalt de jeugdcriminaliteit. De centrale vraag van de nieuwe beleidsdoorlichting jeugdsancties is of de in het desbetreffende tijdvak (2010 tot en met 2015) geformuleerde doelen daadwerkelijk gerealiseerd zijn en hoe doeltreffend het beleid is geweest (de effectiviteitsvraag) in relatie tot de daling van de jeugdcriminaliteit in dat tijdvak. Daarnaast zal worden bezien of de realisatie op de meest doelmatige wijze zijn beslag heeft gekregen (de efficiencyvraag). Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek zal worden bezien welke mogelijkheden er zijn om de doelmatigheid en doeltreffendheid van jeugdsancties te verhogen. Daarnaast zal in de doorlichting worden beschreven wat de effecten zijn bij aanzienlijk minder middelen (- 20%).

Reikwijdte

De algemene doelstelling van begrotingsartikel 34 (2016) luidt:

Het borgen van de veiligheid door de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties, het bevorderen van het nemen van preventieve maatregelen door burgers en bedrijven, het versterken van de positie van slachtoffers, het beschermen van jeugdigen die in hun ontwikkeling worden bedreigd in de opvoed- en leefsituatie en het realiseren van een effectieve aanpak van jeugdcriminaliteit en geweld in huiselijke kring.

De in deze brief aangekondigde beleidsdoorlichting betreft het onderdeel tenuitvoerlegging van jeugdsancties uit het beleidsartikel 34.5. Het onderdeel jeugdbescherming is in 2012 doorgelicht.6 De nieuwe doorlichting jeugdbescherming is gepland in 2019.7 De uitkomsten van de evaluatie van de onderdelen van de jeugdbescherming en jeugdreclassering die onder de nieuwe Jeugdwet vallen, zullen daarin worden meegenomen.8

De onderdelen preventieve maatregelen (inclusief huiselijk geweld) (art. 34.2) en slachtofferbeleid (art. 34.4) zijn in 2013 respectievelijk 2014 reeds doorgelicht. Het onderdeel de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen (art. 34.3) wordt op dit moment doorgelicht.

Het adolescentenstrafrecht9 zal beperkt deel uitmaken van de beleidsdoorlichting jeugdsancties, aangezien het pas op 1 april 2014 is ingevoerd. De vroege evaluatie van het adolescentenstrafrecht die najaar 2016 gereed is, zal als basis dienen voor de doorlichting van dit onderdeel.

De uitwerking van de centrale thema’s en de formulering van de bijbehorende vraagstellingen gebeurt na verkenning van literatuur en bij de start van de beleidsdoorlichting najaar 2016. De doorlichting zal naar verwachting eind 2017 gereed zijn.

Aanpak

De beleidsambities van de kabinetten-Rutte I en II, neergelegd in de regeerakkoorden, zijn het startpunt voor het onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Daarnaast zal waar nodig en nuttig aansluiting gezocht worden bij de vorige beleidsdoorlichting justitiële jeugdsancties uit 2010.

In de beleidsdoorlichting wordt ook rekening gehouden met de taakstellingen en reorganisaties bij de verschillende uitvoeringsorganisaties in de executieketen, zoals bij de justitiële jeugdinrichtingen. Zo staat in het Masterplan DJI 2013–2018 aangegeven welke maatregelen DJI neemt om besparingen te realiseren.

Bij het beantwoorden van de vragen zal voorts zoveel als mogelijk gebruik worden gemaakt van het omvangrijke bestand aan wetenschappelijk onderzoek dat door of in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is verricht, zoals bijvoorbeeld de Recidivemonitor, het (vervolg)onderzoek Terugval in recidive en evaluaties van de gedragsbeïnvloedende maatregel en gedragsinterventies. Ook het onderzoek van diverse adviesorganen wordt benut (Algemene Rekenkamer, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Sociaal en Cultureel Planbureau, Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming). Voorts wordt gebruik gemaakt van bestaand onafhankelijk bronmateriaal als Criminaliteit en Rechtshandhaving van het Centraal Bureau voor de Statistiek/WODC).

Deze beleidsdoorlichting voert het Ministerie van Veiligheid en Justitie zelf uit, onder leiding van een nog te formeren stuurgroep. De Algemene Rekenkamer wordt gedurende het proces betrokken. Conform de RPE zal een onafhankelijk deskundige betrokken worden bij deze doorlichting. Deze deskundige zal een schriftelijk oordeel geven over de doorlichting dat met het eindrapport aan uw Kamer zal worden aangeboden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

In de begroting 2016 is beleidsartikel 35 «Jeugd» komen te vervallen en samengevoegd met artikel 34.

X Noot
2

Kamerstuk 31 101, nr. 8.

X Noot
3

Ontwerpbegroting 2017 (art. 34.5).

X Noot
4

Kamerstuk 34 000, nr. 52.

X Noot
5

Kamerstuk 34 000, nr. 36.

X Noot
6

Uitvoering jeugdbescherming en voogdij AMV’s (art. 35.2) voorheen interlandelijke adoptie en kinderopvang.

X Noot
7

Conform het overzicht beleidsdoorlichtingen in de begroting 2016.

X Noot
8

Tussentijdse evaluatie van de Jeugdwet is voorzien in 2017/18.

X Noot
9

Toepassing van het jeugdstrafrecht op 18–23 jarigen.

Naar boven