33 199 Beleidsdoorlichting Veiligheid en Justitie

Nr. 10 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 september 2015

Met deze brief informeren wij uw Kamer over de voorgenomen opzet en vraagstelling van de in 2016 uit te voeren beleidsdoorlichting van begrotingsartikel 34.3 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties en Vreemdelingenbewaring. Hiermee doen wij ten aanzien van die doorlichting de toezegging gestand die de Minister van Financiën heeft gedaan1 ter uitwerking van de motie-Harbers2.

Reikwijdte

De algemene doelstelling van begrotingsartikel 34 luidt:

Het borgen van de veiligheid door de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen en het beperken van de recidive, het voorkomen van slachtofferschap door middel van het bevorderen van het nemen van preventieve maatregelen door burgers en bedrijven en het versterken van de positie van slachtoffers.

De onderdelen preventieve maatregelen (art. 34.2) en slachtofferbeleid (art. 34.4) zijn in 2013 respectievelijk 2014, reeds doorgelicht. Deze beleidsdoorlichting richt zich derhalve op het beleid met betrekking tot de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen (art. 34.3).

In de doorlichting wordt de periode 2009–2015 in beschouwing genomen, waarbij de beleidsambities van het kabinet Rutte I, neergelegd in het regeerakkoord, dienen als natuurlijk startpunt voor het onderzoeken van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid. Daarnaast zal waar nodig en dienstig aansluiting gezocht worden bij de beleidsdoorlichting uit 2008 gericht op effectieve tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen.3

Centrale thema’s

De Minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor een goed functionerende strafrechtsketen, inclusief de uitvoeringsketen van strafrechtelijke beslissingen. Plegers van strafbare feiten moeten niet alleen worden opgespoord, vervolgd en berecht, maar ook echt bestraft. Het gaat er uiteindelijk immers om dat plegers van strafbare feiten hun straf daadwerkelijk en volledig ondergaan.

De tenuitvoerlegging zelf geschiedt, zoals neergelegd in artikel 553 Sv: «door het openbaar ministerie (OM) dan wel op voordracht van deze door Onze Minister».

Dit komt voort uit het feit dat de tenuitvoerlegging deels wordt uitgevoerd door landelijke diensten die onder de verantwoordelijkheid van de Minister ressorteren. Te weten: de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en de Justiële informatiedienst (Justid). Daarnaast spelen de gesubsidieerde reclasseringsorganisaties een belangrijke rol bij de tenuitvoerlegging van taakstraffen en het toezicht.

De tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties en maatregelen is een dynamisch geheel, waaraan vele partijen een noodzakelijke bijdrage leveren. De organisaties die bij de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen een wezenlijke rol spelen – het OM, de rechtspraak, de politie, de reclasseringsorganisaties, het Ministerie van Veiligheid en Justitie en zijn uitvoeringsorganisaties CJIB, DJI, Justid – werken samen aan het verbeteren van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen. De beleidsambities zoals geformuleerd in de regeerakkoorden Rutte I en II vormen de inhoudelijke uitgangspunten voor de beleidsdoorlichting.

Het betreft onder meer de verbetertrajecten gericht op het optimaliseren van de uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen, cq. snelle en zekere tenuitvoerlegging. Eén van de onderdelen betreft het wetsvoorstel «herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen», waarmee de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging verschuift van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Het wetsvoorstel ligt momenteel ter behandeling in de Tweede Kamer. Ook de inrichting van het Administratie en Informatie Centrum Executieketen bij het CJIB, dat namens de Minister is belast met de coördinatie van de feitelijke tenuitvoerlegging, komt voort uit deze doelstelling.

Een ander centraal thema betreft taakstellingen en reorganisaties bij de verschillende uitvoeringsorganisaties in de executieketen, zoals bij DJI en de drie reclasseringsorganisaties. Zo staat in het Masterplan DJI 2013–2018 aangegeven welke maatregelen DJI neemt om besparingen te realiseren. Ook de drie reclasseringsorganisaties hebben te maken (gehad) met bezuinigingen en/of reorganisaties en tegelijkertijd een toenemende vraag naar reclasseringsproducten.

De uitwerking van de centrale thema’s en de formulering van de bijbehorende vraagstellingen gebeurt in het plan van aanpak van de beleidsdoorlichting, dat thans wordt opgesteld en voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie aan uw Kamer wordt toegezonden.

Centrale vraag bij de beleidsdoorlichting is of de in de afgelopen jaren geformuleerde doelen daadwerkelijk gerealiseerd zijn en hoe doeltreffend het beleid is geweest (d.w.z. de effectiviteitsvraag). Daarnaast zal worden bezien of de realisatie op de meest doelmatige wijze zijn beslag heeft gekregen (de efficiencyvraag).

Aanpak

De beleidsdoorlichting heeft een budgettair beslag van circa € 2,2 mld en wordt uitgevoerd conform het bepaalde in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (Stcrt. 2014, nr. 27142). De beantwoording van de onder artikel 3, tweede lid, van die regeling genoemde vragen ten aanzien van voornoemde onderwerpen zal leidend zijn.

Bij het beantwoorden van de vragen zal zoveel als mogelijk gebruik worden gemaakt van de het omvangrijke bestand aan wetenschappelijk onderzoek dat door of in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is verricht (zie www.wodc.nl) en het onderzoek van diverse adviesorganen (Algemene Rekenkamer, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Sociaal en Cultureel Planbureau). Voorts zal gebruik worden gemaakt van bestaand onafhankelijk bronmateriaal als «Criminaliteit en rechtshandhaving» van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het WODC.

Een belangrijk rapport betreft het rapport «Prestaties in de strafrechtketen» van de Algemene Rekenkamer uit 2012 en het WODC-rapport over doorlooptijden in de strafrechtsketen. Op basis daarvan is besloten meer centraal te gaan sturen op de strafrechtsketen, inclusief de uitvoeringsketen strafrechtelijke beslissingen, en lopende initiatieven te bundelen voor een betere samenhang en regie op lopende verbeteringstrajecten.4

Een ander belangrijk rapport betreft het in 2013 uitgevoerde Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).5 In dit onderzoek zijn – gegeven de financiële positie van DJI – opties in kaart gebracht om te komen tot structureel lagere en flexibelere kosten van de uitvoering van straffen door de DJI. De beleidsmatige consequenties hiervan hebben weerslag gekregen in het Masterplan DJI 2013–20186.

Bezien zal worden of aanvullend onderzoek noodzakelijk is. Dit zal tevens terugkomen in het plan van aanpak, dat uw Kamer voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie zal ontvangen.

Deze beleidsdoorlichting voert het Ministerie van Veiligheid en Justitie zelf uit, onder leiding van een nog te formeren Stuurgroep. Het WODC zal als onafhankelijk deskundige een onafhankelijk wetenschappelijk oordeel geven over het uitgevoerde onderzoek. Dit oordeel wordt als onderdeel van het onderzoeksrapport aan uw Kamer gezonden.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 34 000, nr. 52.

X Noot
2

Kamerstuk 34 000, nr. 36.

X Noot
3

Kamerstuk 31 200 VI, nr. 145.

X Noot
4

Kamerstuk 33 173, nr. 6 over het programma versterking prestaties strafrechtsketen (VPS)

X Noot
5

Kamerstuk 24 587, nr. 506.

X Noot
6

Kamerstuk 24 587, nr. 490.

Naar boven