Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 november 2012
In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van 7 november 2012
is besloten mij te verzoeken u te informeren over de vraag of het contact met de regeringen
van Curaçao en Zwitserland over fiscale gegevensuitwisseling reeds heeft plaatsgevonden.
Dit met het oog op de nog aanhangige motie Omtzigt/Van Vliet (33 174 (R1974), nr. 13). Hierover bericht ik u het volgende.
Curaçao
Ongeveer twee weken geleden heeft een delegatie van de Nederlandse belastingdienst
(vertegenwoordigers van de Coördinatiegroep Constructiebestrijding en de bevoegde
autoriteit voor fiscale inlichtingenuitwisseling) een bezoek gebracht aan de belastingdienst
van Curaçao voor het geven van een workshop, die in het teken stond van de verbetering
en intensivering van de samenwerking op het terrein van de fiscale inlichtingenuitwisseling.
Deze workshop vond plaats op initiatief van Curaçao. Vertegenwoordigers van Aruba
en Sint Maarten waren daarbij eveneens aanwezig. Naar mijn indruk is dit een heel
nuttige bijeenkomst geweest en hebben de Nederlandse vertegenwoordigers de antwoorden
op vijf Nederlandse inlichtingenverzoeken, die betrekking hebben op zogenaamde Stichtingen
Particulier Fonds (SPF’s), kunnen meenemen. De Nederlandse vertegenwoordigers hebben
ook boekenonderzoeken op Curaçao kunnen bijwonen, die waren ingesteld als gevolg van
Nederlandse inlichtingenverzoeken. Bij Curaçao is de laatste twee jaar een duidelijke
verbetering in de samenwerking op het terrein van de fiscale inlichtingenuitwisseling
te constateren. Na de gezamenlijke workshop bestaat dezerzijds het vertrouwen dat
die verbetering zich zal doorzetten. Uiteraard houd ik de vinger aan de pols. Tot
1 november jl. zijn in 2012 aan Curaçao 13 inlichtingenverzoeken verzonden en zijn
13 antwoorden ontvangen. Momenteel staan nog 14 verzoeken open, die voor een deel
betrekking hebben op voorgaande jaren. Daarover is en wordt gerappelleerd.
Zwitserland
Het Belastingverdrag met Zwitserland bevat – evenals de verdragen met andere landen –
geen termijnen waarbinnen de gevraagde fiscale inlichtingen moeten worden aangeleverd.
De gemiddelde reactietermijn van verdragspartners is momenteel zes maanden. Zwitserland
zit met de beantwoording – volgens de bevoegde autoriteit van de Nederlandse belastingdienst –
zelfs onder de gemiddelde reactietermijn. Bovendien is de kwaliteit van de Zwitserse
antwoorden zonder meer goed te noemen. Begin 2013 zal de Zwitserse bevoegde autoriteit
voor fiscale inlichtingenuitwisseling door de Nederlandse belastingdienst worden uitgenodigd
voor een gezamenlijke bespreking over een verdere verbetering en intensivering van
de onderlinge samenwerking. Tot 1 november jl. zijn aan Zwitserland 31 inlichtingenverzoeken
verstuurd en zijn 19 antwoorden ontvangen. Er is momenteel geen reden te twijfelen
aan de positieve intentie van Zwitserland.
Op grond van het vorenstaande zie ik thans geen aanleiding voor een interventie op
bewindspersonenniveau. Dit zou ook niet in het belang zijn van de voortgang van het
behandelproces van de nog openstaande inlichtingenverzoeken. Ik blijf dan ook bij
mijn reeds in uw vergadering van 24 oktober jl. (Handelingen II, 2012/13, nr. 14, behandeling Administratieve bijstand) verwoorde standpunt, dat ik de motie Omtzigt/Van
Vliet overbodig vind.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De staatssecretaris van Financiën,
F. H. H. Weekers