33 174 (R1974) Goedkeuring van het op 27 mei 2010 te Parijs tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken (Trb. 2010, 221 en 314)

Nr. 12 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Afgelopen woensdag 24 oktober jl. (Handelingen II 2012/13 nr. 14, 24 oktober 2012) heb ik de Kamer toegezegd schriftelijk te antwoorden op vragen van de leden Omzigt (CDA) en Bashir (SP) in verband met goedkeuring van het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse  Administratieve bijstand in belastingzaken (33 174). De betreffende antwoorden treft u hieronder aan.

De vraag van de heer Omzigt (CDA) had betrekking op de bijlage bij de nota naar aanleiding van verslag. Deze bijlage bevat een overzicht van de hoeveelheid door Nederland uitgewisselde informatie op belastingterrein in de jaren 2010, 2011 en 2012 (t/m 30–06). In antwoord op de vraag van de heer Omzigt waarom de kolom automatisch verstrekte informatie over 2012 nog geen gegevens bevat, kan ik het volgende opmerken.

Automatische fiscale inlichtingenuitwisseling tussen Nederland en andere landen vindt plaats op basis van bilaterale afspraken. In deze afspraken is vastgelegd dat de inlichtingen eenmaal per jaar over en weer automatisch worden verstrekt door de bevoegde autoriteiten van de betrokken belastingdiensten. Doorgaans verstrekt de Nederlandse Belastingdienst de gegevens in het laatste kwartaal van het jaar volgend op het desbetreffende belastingjaar. Dat is ook de reden waarom de kolom «Automatisch verstrekken 2012 (t/m 30–06)» in het overzicht bij de Nota naar aanleiding van het verslag nog geen gegevens bevat. De Belastingdienst streeft ernaar om vanaf volgend jaar de automatische gegevensverstrekking van Nederlandse kant te kunnen laten plaatsvinden in het eerste halfjaar volgend op het desbetreffende jaar. Partnerlanden die zelf ook vaart zetten achter automatische gegevensverstrekking zullen dan extra snel bediend worden. Uiteraard zal Nederland bij de andere betrokken partnerlanden bepleiten om ook eerder in het jaar aan Nederland automatisch informatie te verstrekken.

Een tweede vraag was van de heer Bashir (SP). De heer Bashir vroeg naar het verschil tussen OESO artikel 26 dat ziet op informatie-uitwisseling en de corresponderende bepaling in het V-N modelverdrag. Daarop zal ik hieronder ingaan. Artikel 26 OESO-modelverdrag heeft model gestaan voor de corresponderende bepaling in het V-N verdrag. De tekst van beide bepalingen is dan ook vrijwel gelijkluidend, zij het dat de OESO bepaling na een recente aanpassing iets ruimer is geredigeerd dan haar pendant in het V-N model; Het tweede lid van artikel 26 van het OESO-model bepaalt namelijk dat informatie die is verkregen onder het inlichtingenartikel onder voorwaarden ook mag worden gebruikt voor niet-belastingdoeleinden. Ook is bij deze gelegenheid in het OESO commentaar verduidelijkt dat zogenoemde groepsverzoeken zijn toegestaan. Het V-N model en het commentaar voorzien hier niet in. Gewezen kan nog worden op een klein verschil in de redactie van het eerste lid. Het V-N model bevat op dit punt een verduidelijking die aangeeft dat informatie kan worden uitgewisseld die behulpzaam kan zijn bij het tegenaan van ontduiking of ontwijking van belastingen. Materieel is er echter geen verschil met de corresponderende OESO-bepaling. Het betreft zodoende een tekstuele verduidelijking die verder niet leidt tot een verschil in de mogelijkheden om informatie uit te wisselen.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Naar boven