33 169 EU-voorstel: Richtlijn bescherming persoonsgegevens bij gebruik door politiële en justitiële autoriteiten (COM(2012)10) en EU-voorstel Verordening algemeen kader bescherming persoonsgegevens COM(2012)11)1

AH VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 20 mei 2016

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en voor Veiligheid en Justitie hebben in hun vergadering van 19 april 2016 de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie van 5 april 2016 inzake de stand van zaken betreffende de afronding van de Algemene verordening gegevensbescherming besproken.2 Naar aanleiding daarvan is op 28 april 2016 een brief gestuurd aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

De Minister heeft op 19 mei 2016 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Van Dooren

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL / JBZ-RAAD EN VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Minister van Veiligheid en Justitie

Den Haag, 28 april 2016

De commissies voor Immigratie & Asiel / JBZ-raad en voor Veiligheid en Justitie hebben in hun vergadering van 19 april 2016 uw brief van 5 april 2016 inzake de stand van zaken betreffende de afronding van de Algemene verordening gegevensbescherming besproken.3 De leden van de fractie van D66 hebben de volgende opmerkingen en vragen hierover. De leden van de fractie van de SP sluiten zich hierbij aan.

De leden van de fractie van D66 hebben kennisgenomen van uw brief d.d. 5 april 2016 inzake de stand van zaken betreffende de afronding van de Algemene verordening gegevensbescherming. U geeft nadere schriftelijke uitleg van de betekenis van het verwerken van gepseudonimiseerde gegevens en de verwerking van gegevens voor archieven met een openbaar belang en voor wetenschappelijke en historische onderzoeksdoeleinden en statistische doeleinden.

In de brief (pagina 2, eerste alinea) geeft u een definitie voor anonieme gegevens die niet aan lijkt te sluiten bij die in de Verordening. Volgens u moet het «buiten twijfel staan» dat de gegevens niet herleidbaar zijn tot een individueel persoon. Volgens de Verordening lijkt er echter een redelijkheidseis te worden geformuleerd: «(...) reasonably likely to be used, such as singling out, either by the controller or by any other person to identify the individual directly or indirectly.» (considerans, 23).4 Is de regering voornemens om een strengere maatstaf voor anonimiteit te hanteren dan aangeduid in de Verordening?

Is er zicht op uitleg en richtlijnen voor interpretatie van de Verordening, bijvoorbeeld door de Autoriteit Persoonsgegevens?

De commissies voor I&A/JBZ en voor V&J ontvangen graag een reactie op bovenstaande opmerkingen en vragen uiterlijk vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie en Asiel / JBZ-Raad, G. Markuszower

Voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, A.W. Duthler

BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2016

Bij brief van 28 april 2016, nr. 158219.04U, van de Voorzitters van de Vaste Commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ Raad en voor Veiligheid en Justitie uit uw Kamer ontving ik enige vragen met betrekking tot de definitie van anonieme gegevens in de Algemene verordening gegevensbescherming van de leden van de fracties van D66 en de SP. Ik zeg deze leden dank voor deze vragen en zal ze in het onderstaande graag beantwoorden.

Deze leden verwijzen naar mijn brief van 5 april 2016 over hetzelfde onderwerp (Kamerstukken I 2015/16, 33 169, AF). In de brief lezen deze leden dat ik van oordeel ben dat gegevens alleen als geanonimiseerd kunnen worden aangemerkt indien buiten twijfel staat dat zij niet of niet meer herleid kunnen worden tot een individuele persoon. Deze leden vragen vervolgens hoe zich dit verhoudt tot de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: verordening). De verordening lijkt, aldus deze leden, een redelijkheidseis te formuleren, omdat overweging 23 (in de defintieve nummering: 26) zegt: «reasonably likely to be used, such as singling out, either by the controller or by any other person to identify the individual directly or indirectly». Deze leden vragen of de regering voornemens is een strengere maatstaf voor anonimiteit te hanteren dan aangeduid in de verordening. Deze leden vragen ook of er zicht is op uitleg en richtlijnen voor interpretatie van de verordening, bijvoorbeeld door de Autoriteit Persoonsgegevens.

Het door de leden van de fracties van D66 en de SP aangehaalde gedeelte van overweging 26 heeft betrekking op de uitleg die de overweging geeft aan het in artikel 4, onder (1), van de verordening gedefinieerde begrip «persoonsgegeven». Een gegeven is een persoonsgegeven wanneer het herleidbaar is tot een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon. Omdat er geen volledige opsomming te geven valt van alle denkbare methoden om personen te identificeren zijn in artikel 4, onder (1), de nodige voorbeelden gegeven in een niet limitatieve opsomming. Overweging 26 voegt daar als algemeen gegeven voor de uitleg de redelijkheidseis aan toe.

Die uitleg moet echter wel worden onderscheiden van het anonimiseren. Het anonimiseren wordt ook genoemd in overweging 26, maar dan in drie volgende zinnen.

Anonimiseren omschrijft het desbetreffende gedeelte van de overweging als volgt: «The principles of data protection should therefore not apply to anonymous information, namely information which does not relate to an identified or identifiable natural person or to personal data rendered anonymous in such a matter that the data subject is not or no longer identifiable. This Regulation does not therefore concern the processing of such anonymous information, including for statistical or research purposes.» De redelijkheidseis waarop deze leden doelen is zodoende niet van toepassing op anonimisering. De verordening beschouwt anonimisering enerzijds als een vaststelling die opgaat indien gegevens geen enkele relatie hebben met een natuurlijke persoon en anderzijds als een doel dat de verantwoordelijke dient te bereiken wanneer hij gegevens die wel een verband hebben met een natuurlijke persoon zodanig verwerkt dat uitgesloten is dat dit verband ooit nog kan worden gelegd. In beide gevallen is daaraan een belangrijk rechtsgevolg verbonden, namelijk dat de verordening niet of niet langer van toepassing is. Overweging 26 laat zich niet uit over de manier waarop geanonimiseerd wordt. De verantwoordelijke heeft daar een bepaalde beleidsruimte. De regering heeft met de korte weergave van een van de zinnen in de eerderbedoelde brief van 5 april 2016 geenszins beoogd strengere maatstaven aan te leggen.

De verordening voorziet in de oprichting van het Europees Comité voor gegevensbescherming. Dat Comité, bestaande uit de toezichthouders van de lidstaten en de Europees Toezichthouder voor Gegevensbescherming heeft onder andere tot taak om een verdere uitleg van de verordening door de aangesloten toezichthouders te coördineren. De Autoriteit Persoonsgegevens is lid van dit Comité. Navraag bij de Autoriteit leerde dat thans nog niet te voorzien is of het door de leden van eerdergenoemde fracties aan de orde gestelde onderwerp in het Comité aan de orde zal komen. De Autoriteit wees mij echter op een tweetal opinies die de zogeheten Artikel 29 Werkgroep (het thans bestaande samenwerkingsverband van toezichthouders) heeft vastgesteld over deze materie. Het betreft de documenten WP 216 over «Anonymisation techniques» en WP 136 over «Personal data». Ik voeg deze stukken5 ter informatie van de leden graag bij.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Zie dossiers E120003 en E120004 op www.europapoort

X Noot
2

Eerste Kamer, 2015–2016, 33 169, AF. Zie ook toezegging met nummer T02246 op www.eerstekamer.nl en edossier E120003 op www.europapoort.nl.

X Noot
3

Eerste Kamer, 2015–2016, 33 169, AF. Zie ook toezegging met nummer T02246 op www.eerstekamer.nl en dossier E120003 op www.europapoort.nl.

X Noot
4

Onderstreping door de leden van de fractie van D66.

X Noot
5

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 158219.04.

Naar boven