Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33161 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 33161 nr. A |
20 februari 2014
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is meer eenheid en duidelijkheid aan te brengen in de manier waarop mensen, die nu met toepassing van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening dan wel de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten een inkomensvoorziening ontvangen of met een re-integratievoorziening werkzaamheden verrichten, dat het evenzo wenselijk is om mensen die nu nog aan de kant staan meer kansen te bieden op regulier werk of op andere vormen van arbeidsbevorderende participatie en om gemeenten hiervoor meer instrumenten te geven;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet werk en bijstand wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:
2. Er wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet.
0Aa
Artikel 5, onderdeel d, komt te luiden:
de bijstand, bedoeld in artikel 35, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, en de individuele studietoeslag, bedoeld in artikel 36b.
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
b. Er worden onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma drie onderdelen toegevoegd, luidende:
personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;
een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking;
vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
3. Het tweede lid komt te luiden:
2. De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde, bedoeld in het eerste lid, onderdelen e en g. Deze regels bepalen in ieder geval:
a. de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort; en
b. de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.
Aa
Aan paragraaf 1 van hoofdstuk 1 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder medisch urenbeperkt verstaan: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling voor een geringer aantal uren belastbaar zijn dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2. Het college kan:
a. ambtshalve vaststellen of een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, medisch urenbeperkt is;
b. op schriftelijke aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, vaststellen of hij medisch urenbeperkt is.
3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden ingediend.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht voor het college de werkzaamheden ten behoeve van de vaststelling of een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, medisch urenbeperkt is en adviseert het college hierover.
B
Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. ondersteunt bij arbeidsinschakeling:
1°. personen die algemene bijstand ontvangen,
2°. personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend,
3°. personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid,
4°. personen met een nabestaanden- of wezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet
5°. personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers,
6°. personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, en.
7°. niet-uitkeringsgerechtigden
en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering gericht op arbeidsinschakeling, noodzakelijk acht, bepaalt en biedt deze voorziening aan, en.
2. Aan het derde lid, onderdeel c, wordt na «verstrekt» ingevoegd:
, tenzij het betreft een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie of een persoon als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, onder 2°.
3. Het zevende lid komt te luiden:
7. Het college en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen overeenkomen dat het college personen aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt, ondersteunt en aan die personen voorzieningen aanbiedt als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
4. In het derde lid, aanhef, zesde lid en achtste lid vervalt: aanhef en.
5. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
9. Bij de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is artikel 5 van de Wet sociale werkvoorziening van overeenkomstige toepassing.
C
Artikel 8 komt te luiden:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
a. het verlagen van de bijstand, bedoeld in artikel 18, tweede lid en de periode van de verlaging van de bijstand, bedoeld in artikel 18, vijfde en zesde lid;
b. het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36;
c. het verlenen van een individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b;
d. de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening, bedoeld in artikel 60b.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel b, in ieder geval betrekking op de hoogte van de individuele inkomenstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
3. De regels, bedoeld in het eerste lid, hebben voor zover het gaat om het eerste lid, onderdeel c, in ieder geval betrekking op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag.
Ca
Na artikel 8 wordt onder vernummering van de artikelen 8a en 8b tot de artikelen 8b en 8c een artikel ingevoegd, luidende:
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
a. het ondersteunen bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, eerste lid;
b. het opdragen van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel c;
c. de scholing of opleiding, bedoeld in artikel 10a, vijfde lid;
d. de premie, bedoeld in artikel 10a, zesde lid;
e. het verrichten van werkzaamheden in een beschutte omgeving, bedoeld in artikel 10b.
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, bepalen in ieder geval:
a. onder welke voorwaarden welke personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en werkgevers van deze personen in aanmerking komen voor in de verordening te omschrijven voorzieningen en hoe deze rekening houdend met omstandigheden, zoals de zorgtaken, en het feit, dat die persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort of gebruik maakt van de voorziening beschut werk, bedoeld in artikel 10b, of een andere structurele functionele beperking heeft, evenwichtig over deze personen worden verdeeld;
b. voor welke vergoedingen naar hoogte en duur een werkgever in aanmerking komt bij ziekte van de werknemer die een structurele functionele of andere beperking heeft of ten behoeve van wie die werkgever een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d ontvangt, voor zover artikel 29b van de Ziektewet niet van toepassing is;
c. welke regels gelden voor het aanbod van scholing of opleiding en voor de premie indien onbeloonde additionele werkzaamheden worden verricht als bedoeld in artikel 10a waarbij die regels voor de premie in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval.
Cb
Artikel 8c (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. Het opschrift van het artikel komt te luiden: Gemeentelijke samenwerking
2. Voor de tekst van het artikel wordt het cijfer 1 geplaatst.
3. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gebieden worden aangewezen waarbinnen colleges met het oog op de samenhangende uitvoering van de aan de colleges en de gemeenteraden bij of krachtens deze wet en andere wetten opgedragen taken samenwerken, uitsluitend indien de noodzakelijke samenwerking in deze gebieden ontbreekt en nadat Onze Minister op overeenstemming gericht overleg heeft gevoerd met de betrokken colleges. Bij die maatregel kunnen regels worden gesteld over de vorm van samenwerking.
3. De voordracht voor de maatregel wordt gedaan door Onze Minister, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze voordracht wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
Cc
Artikel 8c (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:
1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede en derde lid vervallen.
D en Da
[Vervallen]
E
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Na «die algemene bijstand ontvangen,» wordt ingevoegd: personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, 35, vierde lid, onderdelen b en c, en 36, derde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt.
2. «de verordening, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a» wordt vervangen door: de verordening, bedoeld in artikel 8a.
3. Na «noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling» wordt ingevoegd:, waaronder persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken, indien die persoon zonder die ondersteuning niet in staat zou zijn die taken te verrichten.
F
Na artikel 10a worden zes artikelen ingevoegd, luidende:
1. Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, ambtshalve vaststellen of iemand uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
2. Indien het college voornemens is om vast te stellen of een inwoner uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, verricht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op grond van bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels, voor het college de werkzaamheden ten behoeve van die vaststelling en adviseert het college hierover.
3. Indien op grond van het eerste lid door het college is vastgesteld dat een persoon uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, zorgt het college ervoor dat deze persoon een dienstbetrekking verkrijgt waar hij in een beschutte omgeving en onder aangepaste omstandigheden werkzaamheden verricht.
4. In de verordening, bedoeld in artikel 8a, eerste lid, onderdeel e, stelt de gemeenteraad in elk geval vast:
a. op welke wijze wordt bepaald welke personen in aanmerking komen voor de ambtshalve vaststelling, bedoeld in het eerste lid;
b. welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden om de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken;
c. de wijze waarop de omvang van het aanbod van de voorziening, bedoeld in het eerste lid, wordt vastgesteld.
5. De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
1. Het college kan:
a. op schriftelijke aanvraag van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, vaststellen of die persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;
b. ambtshalve vaststellen of een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden ingediend.
1. Indien een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, stelt het college de loonwaarde van die persoon vast. Indien die dienstbetrekking tot stand komt verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:
a. de arbeid wordt verricht in een dienstbetrekking als bedoeld in de artikelen 2 en 7 van de Wet sociale werkvoorziening; of
b. met betrekking tot de dienstbetrekking een proeftijd geldt en het derde lid is toegepast.
3. Het college kan een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, en die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, gedurende maximaal drie maanden bij een werkgever onbeloonde werkzaamheden laten verrichten met het oog op een reële vaststelling van de loonwaarde.
4. De hoogte van de loonkostensubsidie, bedoeld in het eerste lid, is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van die persoon, maar is ten hoogste 70% van het wettelijk minimumloon, vermeerderd met een bij ministeriële regeling nader te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten. De loonkostensubsidie wordt naar evenredigheid verminderd, indien de overeengekomen arbeidsduur korter is dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12 van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
5. Het college stelt na aanvang van de dienstbetrekking jaarlijks:
a. ambtshalve vast of een persoon nog steeds tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;
b. de hoogte van de loonwaarde en de loonkostensubsidie ambtshalve vast.
Indien het een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 10b, eerste lid, betreft, vindt de ambtshalve vaststelling eenmaal in de drie jaar plaats.
6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet langer op een persoon van toepassing, vanaf het moment dat is vastgesteld dat die persoon niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
7. Indien het college loonkostensubsidie als bedoeld in dit artikel verleent, verleent het ten aanzien van dezelfde dienstbetrekking geen andere subsidie voor de loonkosten.
8. Indien een persoon in een dienstbetrekking waarbij loonkostensubsidie als bedoeld in dit artikel wordt verleend zijn woonplaats verplaatst naar een andere gemeente, wordt gedurende die dienstbetrekking onder college in dit artikel verstaan het college dat op grond van het eerste lid bij het tot stand komen van de dienstbetrekking de loonkostensubsidie verleende.
9. Indien de werkgever een dienstbetrekking aangaat met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en hij op grond van dit artikel in aanmerking komt voor loonkostensubsidie is de aanspraak van de werknemer op de geldelijke beloning bij aanvang van de dienstbetrekking 100% van het voor hem geldende wettelijk minimumloon en is de werkgever gerechtigd dit loon te betalen, waarbij dit loon wordt aangemerkt als het rechtens geldende loon ten behoeve van de vaststelling van de loonwaarde.
Personen die behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie hebben aanspraak op begeleiding op de werkplek.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de artikelen 6, 10b, 10c en 10d.
In aanvulling op artikel 7 kan het college ondersteuning aanbieden aan personen ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject geboden is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:
a. van 16 of 17 jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd; of
b. van 18 tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.
Fa
[Vervallen]
G
In artikel 18, tweede lid, wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdeel a,.
H
[Vervallen]
I
Artikel 31, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen q en x wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel y door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
z. inkomsten uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van deze inkomsten uit arbeid, met een maximum van € 124,00 per maand, voor zover hij algemene bijstand ontvangt, tenzij onderdeel n of r van toepassing is.
I00a
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt na «de individuele inkomenstoeslag,» ingevoegd: de individuele studietoeslag,.
2. In het vierde lid wordt «individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36» vervangen door: individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 en individuele studietoeslag als bedoeld in artikel 36b.
I0a
Aan hoofdstuk 4, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. Op een daartoe strekkend verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, kan het college, gelet op de omstandigheden van die persoon, een individuele studietoeslag verlenen indien hij op de datum van de aanvraag:
a. 18 jaar of ouder is;
b. recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
c. geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 heeft; en
d. een persoon is van wie is vastgesteld dat hij met voltijdse arbeid niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
2. De artikelen 12, 43, 49 en 52 zijn niet van toepassing.
Ia
[vervallen]
Ib
Artikel 47 komt te luiden:
De gemeenteraad stelt bij verordening regels over de wijze waarop de personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet, waarbij in ieder geval wordt geregeld de wijze waarop deze personen of hun vertegenwoordigers:
a. vroegtijdig in staat worden gesteld gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen;
b. worden voorzien van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen;
c. deel kunnen nemen aan periodiek overleg;
d. onderwerpen voor de agenda van dit overleg kunnen aanmelden;
e. worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
J
In artikel 53, eerste lid, wordt «inkomensvoorziening op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: uitkering of inkomensvoorziening op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
K
In artikel 60a, tweede lid, wordt «inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: een uitkering of inkomensondersteuning ontvangt op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Ka
Artikel 69, eerste lid, komt te luiden:
1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op:
a. het toekennen van algemene bijstand en van uitkeringen als bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet;
b. de kosten van de loonkostensubsidies, die op grond van artikel 10d, worden verstrekt.
Kb
Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt «Toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet.
2. In het eerste en tweede lid wordt «toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet.
Kc
In artikel 74, derde lid, en zesde lid, onderdeel d, wordt «toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: toetsingscommissie aanvullende uitkeringen Participatiewet.
L
Aan hoofdstuk 7A wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
1. Door het college op grond van de Wet werk en bijstand genomen besluiten gelden als door hem genomen besluiten op grond van deze wet.
2. Het college brengt de in het eerste lid bedoelde besluiten binnen zes maanden na de inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet in overeenstemming met deze wet, voor zover die besluiten afwijken van deze wet.
3. Op een aanvraag op grond van de Wet werk en bijstand waarop niet is beslist voor de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet wordt beslist met toepassing van deze wet.
4. Op een bezwaar- of beroepschrift dat vóór of op de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet is ingediend tegen een door het college op grond van de Wet werk en bijstand genomen besluit en waarop op die datum nog niet onherroepelijk is beslist, wordt beslist met toepassing van de Wet werk en bijstand.
5. De regels, die bij verordening zijn vastgesteld op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen b end, 8a en 47 van de Wet werk en bijstand gelden na de datum van inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet als regels op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen a en c, 8b respectievelijk 47 van de Participatiewet.
6. De regels, die bij verordening zijn vastgesteld op grond van de artikelen 8, eerste lid, onderdelen a, c, e en f van deze wet, 35, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en 35, eerste lid, onderdeel a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, zoals deze wetten luidden op de dag voor inwerkingtreding van de artikelen I, IX en X van de Invoeringswet Participatiewet gelden tot zes maanden na de dag van inwerkingtreding als regels op grond van artikel 8a van deze wet.
7. Binnen zes maanden na inwerkingtreding van artikel I van de Invoeringswet Participatiewet stelt de gemeenteraad bij verordening regels vast als bedoeld in de artikelen 8, 8a, 10b, 18b, tweede lid, en 47.
De Wet sociale werkvoorziening wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. De begripsbepaling van «geïndiceerd» komt te luiden:
blijkens een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking als bedoeld in artikel 11 tot de doelgroep behoren en op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet een dienstbetrekking hebben als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 7;
b. De begripsbepaling van «werknemer» komt te luiden:
de geïndiceerde die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of artikel 7.
2. Het tweede en derde lid komen te luiden:
2. Indien bij een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen de uitvoering van deze wet volledig is overgedragen aan het bestuur van een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 van die wet, treedt dat bestuur voor de toepassing van deze wet, met uitzondering van de artikelen 8 en 14, eerste lid, in de plaats van de betrokken colleges.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de bepaling van de doelgroep en de arbeidshandicapcategorieën.
3. Het vierde lid vervalt.
B
Artikel 2, eerste lid, komt te luiden:
1. Het college kan aan een ingezetene die geïndiceerd is een dienstbetrekking aanbieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.
C
Artikel 6, tweede lid, aanhef, komt te luiden:
2. Zo nodig in afwijking van de artikelen 670 en 670a van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zegt het college uit eigen beweging de dienstbetrekking op, indien:
D
Artikel 7 komt te luiden:
1. Indien een werkgever met een ingezetene die geïndiceerd is een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden aangaat, en de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd kan het college:
a. aan de werkgever een subsidie verstrekken; en
b. aan de begeleidingsorganisatie een vergoeding verstrekken voor de noodzakelijke kosten van arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de geïndiceerde op zijn werkplek.
2. Een periodieke subsidie op grond van dit artikel wordt, in afwijking van artikel 4:32 van de Algemene wet bestuursrecht, verleend zolang de dienstbetrekking duurt en de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd.
3. Zo nodig in afwijking van het tweede lid worden de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding voor de noodzakelijke kosten van de begeleiding op de werkplek beëindigd:
a. indien de werknemer blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort, zodra voor hem een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door zijn toedoen niet beschikbaar komt dan wel zodra hij een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd;
b. indien de werknemer niet meewerkt aan een herindicatie overeenkomstig de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;
c. indien de werknemer niet voldoet aan artikel 6, eerste lid.
4. Zo nodig in afwijking van de artikelen 670 en 670a van titel 10 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kan de werkgever de dienstbetrekking opzeggen indien de periodieke subsidie op grond van het derde lid niet langer wordt verleend.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de toepassing van het eerste lid.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
E
Artikel 8 komt te luiden:
F
De artikelen 9, 9a en 10 vervallen.
G
Artikel 11 komt te luiden:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht op aanvraag van het college periodiek herindicatie van geïndiceerden overeenkomstig de krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels en stelt daarbij bij beschikking van geïndiceerden vast:
a. of deze behoren tot de doelgroep;
b. nadat is vastgesteld dat een geïndiceerde tot de doelgroep behoort:
1°. de geldigheidsduur van de indicatie;
2°. de indeling van de geïndiceerde in één van de arbeidshandicapcategorieën, die bepaald worden door de zwaarte van de aanpassing van de omstandigheden en de productiviteit.
2. Op aanvraag van het college verricht het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, overeenkomstig de krachtens artikel 6, tweede lid, onderdeel a, gestelde regels, herindicatie van de werknemer die de bedongen arbeid gedurende een ononderbroken periode van ten minste 13 weken niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte daartoe verhinderd was en die naar het inzicht van het college duurzaam niet in staat zal zijn tot het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing.
3. Een herindicatiebeschikking wordt gegeven binnen zestien weken na ontvangst van de aanvraag.
4. In afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht beslist het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen binnen zestien weken gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift tegen een indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking is verstreken.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de bij of krachtens dit artikel aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen opgedragen taak en de wijze van uitoefening daarvan.
6. De voordracht voor een krachtens het vijfde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
H
Artikel 12 komt te luiden:
1. Het college kan de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene intrekken indien:
a. betrokkene passende arbeid in dienstbetrekking onder aangepaste omstandigheden weigert;
b. de dienstbetrekking van betrokkene door het college is opgezegd op grond van artikel 6, tweede lid, onderdeel a of c, of door de werkgever, bedoeld in artikel 7, in verband met de toepassing van artikel 7, derde lid, onderdeel b of c, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;
c. de dienstbetrekking van betrokkene door het college of de werkgever, bedoeld in artikel 7, is opgezegd om een dringende reden in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de werknemer ter zake een verwijt kan worden gemaakt, vanaf het moment dat de opzegging rechtens onaantastbaar is;
d. de dienstbetrekking op verzoek van betrokkene is geëindigd; of
e. betrokkene niet beschikbaar is om een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden te aanvaarden.
2. De indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking vervalt:
a. per de dag dat betrokkene de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, bereikt; of
b. indien betrokkene overlijdt.
3. Het college trekt de indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking van een betrokkene in op schriftelijk verzoek van de betrokkene aan het college per de datum van dat verzoek.
I
Artikel 13 vervalt.
J
Artikel 19 komt te luiden:
1. Artikel 11, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing op de persoon die op 31 december 1997 een dienstbetrekking heeft krachtens de Wet Sociale Werkvoorziening zoals deze luidde op die datum, indien hij tijdens die dienstbetrekking om een herindicatie verzoekt.
2. Met betrekking tot de uitkering aan het college voor de uitvoering van de hoofdstukken 2 en 3 over de kalenderjaren gelegen voor de inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet blijven de artikelen 8, 9 en 9a en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet, van toepassing.
3. Op een aanvraag tot indicatie die minimaal 16 weken voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet is ingediend en waarop niet is beslist voor die dag van inwerkingtreding, wordt beslist met toepassing van de Wet sociale werkvoorziening en artikel 30d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op die dag voor inwerkingtreding.
4. Op een bezwaar- of beroepschrift dat is gericht tegen een door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen genomen besluit op een aanvraag als bedoeld in het derde lid en waarop op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet nog niet onherroepelijk is beslist, wordt beslist met toepassing van de Wet sociale werkvoorziening en artikel 30d van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet.
5. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht geen onderzoek en besluit niet over de indicatie, bedoeld in artikel 11, eerste lid, indien het een aanvraag betreft die niet minimaal 16 weken voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet is ingediend. Dit lid vervalt met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel G, van de Invoeringswet Participatiewet.
K
De artikelen 20 en 21 vervallen.
De Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel c komt te luiden:
het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten, bedoeld in artikel 5:1;
2. In onderdeel d wordt «artikel 2:3 of artikel 3:2» vervangen door: artikel 1a:1, artikel 2:3 of artikel 3:2.
3. In onderdeel p wordt «hoofdstuk 3» vervangen door: hoofdstuk 1a of 3.
B
Na hoofdstuk 1 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
2. De ingezetene die op de dag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, beperkingen ondervindt als gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling, maar op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte, wordt alsnog jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen, indien hij binnen vijf jaar na die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij beperkingen als gevolg ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling ondervond, op de dag, bedoeld in onderdeel a of b.
3. De ingezetene die tijdelijk geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft wordt alsnog jonggehandicapte, indien hij gedurende een tijdvak van tien jaar volgend op de dag waarop hij jonggehandicapte zou zijn geworden op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, of het tweede lid, indien hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zou hebben gehad, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie had.
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
6. De beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
7. Bij de beoordeling, bedoeld in het zesde lid, maakt de verzekeringsarts zo veel mogelijk gebruik van wetenschappelijke inzichten die de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie kunnen ondersteunen.
8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het eerste en vierde lid nadere regels worden gesteld.
9. De voordracht van een krachtens het achtste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur, onderscheidenlijk de vaststelling van een ministeriële regeling op grond van het achtste lid, wordt niet gedaan dan nadat het ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.
1. De jonggehandicapte heeft recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk, tenzij op hem een uitsluitingsgrond, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is.
2. De persoon die recht op arbeidsondersteuning op grond van hoofdstuk 2 of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 heeft of heeft gehad, heeft geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk.
1. Indien is vastgesteld dat de ingezetene geen jonggehandicapte is, heeft de ingezetene die alsnog wordt aangemerkt als jonggehandicapte op grond van artikel 1a:1, tweede lid, niet eerder dan twaalf maanden na de dag waarop voor het laatst werd vastgesteld dat de ingezetene geen jonggehandicapte was recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Indien geen recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat, omdat op de jonggehandicapte een of meer uitsluitingsgronden, als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing zijn, heeft de jonggehandicapte alsnog recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering vanaf de dag dat zich geen van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.
1. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt berekend naar de grondslag van het minimumloon per maand gedeeld door 21,75.
2. De arbeidsongeschiktheidsuitkering bedraagt per dag 75% van de grondslag.
3. Inkomen wordt volledig op de arbeidsongeschiktheidsuitkering in mindering gebracht.
4. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
Indien de jonggehandicapte verkeert in een blijvende of voorlopig blijvende toestand van hulpbehoevendheid die geregeld oppassing en verzorging nodig maakt, wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering voor de duur van die hulpbehoevendheid verhoogd tot ten hoogste de grondslag. De eerste zin vindt geen toepassing, indien de jonggehandicapte in een inrichting is opgenomen en de kosten van verblijf ten laste van een zorgverzekering of een verzekering inzake ziektekosten komen.
1. Voor de toepassing van deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen worden de volgende uitsluitingsgronden onderscheiden:
a. studerende zijn;
b. het rechtens zijn vrijheid zijn ontnomen;
c. het zich onttrekken aan de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel;
d. het niet in Nederland wonen;
e. het als vreemdeling niet rechtmatig verblijf houden in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
f. het bereiken of bereikt hebben van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de uitsluitingsgrond, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, niet geldt ten aanzien van vreemdelingen die, na rechtmatig verblijf te hebben gehouden in de zin van artikel 8, onderdeel a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, rechtmatig in Nederland verblijf hebben als bedoeld in artikel 8, onderdeel g of h, van de Vreemdelingenwet 2000.
1. In afwijking van de artikelen 1a:2, eerste lid, en 1a:9 is artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel b, eerst van toepassing met ingang van de dag dat de persoon één maand rechtens zijn vrijheid is ontnomen, tenzij op de dag voorafgaande aan de vrijheidsontneming geen recht bestaat op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel c.
2. Artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën personen waarbij tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel plaatsvindt buiten een justitiële inrichting.
3. Voor de toepassing van het eerste lid, worden perioden van vrijheidsontneming samengeteld, indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
1. In afwijking van de artikelen 1a:2, eerste lid, en 1a:9 is artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel d, eerst van toepassing met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen.
2. Het eerste lid is tevens van toepassing op de jonggehandicapte die buiten Nederland is gaan wonen en op wie artikel 1:2, derde lid, van toepassing is.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kan artikel 1a:6, eerste lid, onderdeel d, buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt:
a. wanneer de jonggehandicapte mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1 heeft, met ingang van de dag, aangegeven in de daartoe strekkende beschikking van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
b. op de dag dat er op de jonggehandicapte een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, van toepassing is;
c. indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen daartoe op verzoek van de jonggehandicapte besluit; of
d. indien de jonggehandicapte overlijdt.
1. Indien op grond van artikel 1a:9, onderdeel a, het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd, herleeft het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering als de jonggehandicapte binnen vijf jaar na de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in artikel 1a:1 heeft en dit voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering had.
2. Indien op grond van artikel 1a:9, onderdeel b, het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd, omdat op de persoon die recht had op arbeidsongeschiktheidsuitkering een of meer uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van toepassing waren, herleeft het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering wanneer zich geen van deze uitsluitingsgronden meer voordoet.
3. Indien op grond van artikel 1a:9, onderdeel c, het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd, herleeft het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering, indien zich geen uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 1a:6, eerste lid, voordoet. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft niet eerder dan een jaar na de dag waarop het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd.
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.
2. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de gegevens die door de jonggehandicapte bij de aanvraag worden verstrekt.
4. Indien de toepassing van het eerste lid zou leiden tot kennelijke hardheid, is het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen bevoegd het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ambtshalve toe te kennen.
1. Met betrekking tot de jonggehandicapte en het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk zijn de volgende artikelen en daarop berustende bepalingen van overeenkomstige toepassing:
a. ter zake van onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie: de artikelen 3:12, 3:33, eerste lid, onderdeel b, tweede en derde lid, 3:34 en 3:36;
b. ter zake van de verplichtingen van de jonggehandicapte: de artikelen 3:35, eerste lid, en 3:74, eerste en tweede lid;
c. ter zake van maatregelen: de artikelen 3:37, 3:38, onderdelen a tot en met e en k, en 3:39, met dien verstande dat het tweede lid van overeenkomstige toepassing is, voor zover het ziet op het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 3:74;
d. ter zake van bestuurlijke boeten: de artikelen 3:40, 3:43 en 3:44;
e. ter zake van de grondslag van de uitkering: artikel 3:7, derde en vierde lid;
f. ter zake van de tegemoetkoming in aanvulling op de arbeidsongeschiktheidsuitkering: de artikelen 3:10 en 3:53;
g. ter zake van de vakantie-uitkering: de artikelen 3:24, 3:25, eerste, derde en vierde lid, 3:26, 3:32 en 3:52;
h. ter zake van de overlijdensuitkering: artikel 3:54;
i. ter zake van de betaling van de uitkering: de artikelen 3:45, eerste tot en met vierde lid, 3:47 en 3:55;
j. ter zake van terugvordering: de artikelen 3:56, 3:57, 3:58, 3:59 en 3:60;
k. ter zake van vervreemding, verpanding en volmacht tot ontvangst: de artikelen 3:61 en 3:62.
2. De strafbepaling van artikel 84, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen is van overeenkomstige toepassing.
C
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt te luiden:
D
Artikel 2:4 komt te luiden:
1. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de jonggehandicapte die duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
2. Onder duurzaam wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
E
Artikel 2:5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid vervalt de tweede volzin.
2. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot het zevende en achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
6. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
F
Aan artikel 2:15 worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Recht op arbeidsondersteuning ontstaat niet, indien dit zou ingaan op of na de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, van de Invoeringswet Participatiewet.
5. In afwijking van het vierde lid kan het recht op arbeidsondersteuning wel herleven op grond van artikel 2:17 of ontstaan op grond van artikel 8:10, vierde lid.
G
[Vervallen]
H
[Vervallen]
I
Artikel 2:20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Indien de arbeidsprestatie van een werknemer die recht heeft op arbeidsondersteuning in een bepaalde functie, maar geen functie waarin hij werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet, ten gevolge van ziekte of gebrek duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het voor hem geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt, vermindert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid, in afwijking van hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.
2. Het derde lid vervalt.
Ia
Artikel 2:29, derde lid, vervalt.
Ib
[vervallen]
Ic
[vervallen]
J
Artikel 2:40 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «0,55» vervangen door: 0,5.
2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «70%» vervangen door «80%» en wordt «0,55» vervangen door «0,5».
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «70%» vervangen door: 80%.
4. In het tweede lid wordt «0,75» vervangen door: 0,7.
K
Artikel 2:41, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt «25%» vervangen door «30%» en wordt «0,75» vervangen door: 0,7.
2. In onderdeel b wordt «25%» vervangen door «30%», wordt «0,75» vervangen door «0,7» en wordt «0,25» vervangen door: 0,3.
L
In artikel 2:42, eerste lid, onderdelen a en b, wordt «45%» telkens vervangen door «50%» en wordt «0,75» vervangen door: 0,7.
M
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt te luiden:
N
In artikel 3:8, eerste lid, wordt «75%» vervangen door: 70%.
O
Na artikel 3:8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 3:8, eerste lid, bedraagt de arbeidsongeschiktheidsuitkering per dag bij een arbeidsongeschiktheid van 80% of meer 75% van de grondslag, indien de jonggehandicapte duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
2. Onder duurzaam wordt de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
3. De jonggehandicapte die op 1 januari 2018 geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, wordt geacht op die dag duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie te hebben.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en tweede lid.
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot een periodieke herbeoordeling om vast te stellen of betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.
P
Na artikel 8:10a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt vast of de jonggehandicapte met een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft als bedoeld in artikel 3:8a, zoals dat artikel komt te luiden na inwerkingtreding van artikel III, onderdeel O, van de Invoeringswet Participatiewet.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de beoordeling van het geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Daarbij kan een procedure worden vastgesteld die afwijkt van de procedure bij de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie die de jonggehandicapte na de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, van de Invoeringswet Participatiewet heeft.
Pa
Artikel 3:35, derde lid, vervalt.
Q
Artikel 3:38, tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
R
In de artikelen 3:43, derde lid, 3:44, vijfde lid, en 3:73 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
Ra
[Vervallen]
Rb
Artikel 3:49, derde lid, vervalt.
Rc
Artikel 3:66, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
S
In de artikelen 5:1 en het opschrift, 5:2 en 5:3, opschrift en eerste lid, wordt «Arbeidsondersteuningsfonds» telkens vervangen door: Arbeidsongeschiktheidsfonds.
T
Artikel 8:8 vervalt.
U
Na artikel 8:10b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De jonggehandicapte die op de dag voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt was, als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid, zoals dat luidde op die dag, wordt geacht op de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel D, van de Invoeringswet Participatiewet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn, als bedoeld in artikel 2:4, zoals dat is komen te luiden op die dag.
V
[Vervallen]
W
In artikel 8:12 wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
De Wet participatiebudget wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 komt de begripsbepaling van «re-integratievoorziening» te luiden:
een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, en artikel 10, eerste lid, van de Participatiewet gericht op arbeidsinschakeling, met uitzondering van loonkostensubsidies als bedoeld in artikel 10d van die wet, en dienstbetrekkingen als bedoeld in hoofdstuk 2 en 3 van de Wet sociale werkvoorziening.
B
Artikel 2, derde en vierde lid, komen te luiden:
3. Het bedrag van de uitkering is de som van de uitkomsten van berekeningen op basis van regels voor de verdeling over de colleges van voor het kalenderjaar bij begrotingswet vast te stellen bedragen, die Onze Minister wie het aangaat beschikbaar heeft.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de verdeling van de uitkering over de colleges en de gegevens die ten grondslag liggen aan die verdeling en de samengestelde delen van de uitkering.
C
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met het zesde lid tot het derde tot en met het vijfde lid, vervalt het derde lid.
3. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:
3. Voor zover het college:
a. een opleiding educatie aanbiedt, is de Wet educatie en beroepsonderwijs van toepassing;
b. een re-integratievoorziening aanbiedt, zijn de Participatiewet en de Wet sociale werkvoorziening van toepassing.
D en E
[Vervallen]
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 19ab, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de verzekerde arbeid verricht of laatst heeft verricht waarvoor de werkgever loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontvangt, in verband met een verminderde loonwaarde van de verzekerde, wordt bij het vaststellen van het percentage van het maatmaninkomen, dat de verzekerde ten gevolge van de ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid ten hoogste in staat is te verdienen rekening gehouden met deze omstandigheid.
A
Artikel 29b wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. die onmiddellijk voorafgaande aan zijn dienstbetrekking met een werkgever, niet zijnde een werkgever als bedoeld in artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening, een dienstbetrekking had als bedoeld in artikel 2 van de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking had op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet;
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. De werknemer die, onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, naar het oordeel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een structurele functionele beperking had en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, onmiddellijk voorafgaand aan de dienstbetrekking op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet, zorg droeg, heeft in perioden van ongeschiktheid tot werken die zijn aangevangen in de vijf jaren volgend op twee aaneengesloten jaren waarin hij in een dienstbetrekking ten minste het minimumloon verdiende, waarbij de werkgever geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontving, recht op ziekengeld vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken. Op de werknemer, bedoeld in de eerste zin, zijn het eerste lid, onderdelen d en e, en het derde lid, onderdelen a en c, niet van toepassing.
3. In het derde lid wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
4. In het vijfde lid wordt na «eerste,» ingevoegd: tweede,.
5. Het negende en tiende lid komen te luiden:
9. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de toepassing van het tweede lid waarbij in ieder geval wordt bepaald in welke gevallen structurele functionele beperkingen aanwezig worden geacht.
10. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de wijze van uitvoering van het tweede lid.
Aa
[Vervallen]
B
In de artikelen 45g, tweede lid, en 45h, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
C
In de artikelen 45, eerste lid, onderdelen f en q, 45g, eerste lid, en 90, tweede lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
D
Aan hoofdstuk II wordt een artikel waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
Artikel 29b, eerste lid, onderdeel b, tweede, negende en tiende lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van de Invoeringswet Participatiewet blijft van toepassing op de werknemer, wiens dienstbetrekking is aangevangen voor de dag van inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van die wet.
E
In artikel 101, tweede lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 47 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. Onder vernummering van het derde tot vierde lid wordt na het tweede lid een lid ingevoegd, luidende:
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de werkgever in verband met de dienstbetrekking met die werknemer een loonkostensubsidie ontvangt als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet.
B
In de artikelen 47, eerste lid, onderdeel a, 51, derde en vierde lid, 115, eerste lid, en 117b, derde lid, onderdeel d, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
C
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdelen b en c, komen te luiden:
b. recht heeft op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
c. geïndiceerd is als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of een nog geldende indicatiebeschikking heeft op grond van artikel 11 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de datum van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Participatiewet;
2. In het eerste lid vervalt, onder verlettering van de onderdelen e en f tot d en e, onderdeel d.
3. Onder vernummering van het vierde lid tot derde lid vervalt het derde lid.
4. Onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vierde en vijfde lid vervalt het vijfde lid.
5. In het vierde lid (nieuw) wordt «e of f» vervangen door: d of e.
D
In artikel 50 wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Da
Aan artikel 115, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt na onderdeel v door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:
w. de uitkeringen op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, of c van de Ziektewet, bedoeld in artikel 117b, derde lid, onderdeel j.
Db
Aan artikel 117b, derde lid, wordt onder vervanging van de punt na onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
j. het een WGA-uitkering betreft, toegekend aan een werknemer, die naar de dienstbetrekking waaruit de WGA uitkering is ontstaan, is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en waarbij bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding als bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van die wet van toepassing is of het ziekengeld betreft als bedoeld in artikel 29, tweede lid, onderdeel a, b, en c, dat aan die werknemer is toegekend direct aansluitend op die dienstbetrekking.
E
Na artikel 118 wordt in hoofdstuk 7, afdeling 3, een artikel ingevoegd, luidende:
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald, dat de colleges van burgemeester en wethouders uitkeringen aan werknemers, die voorafgaande aan de dienstbetrekking, door die colleges van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet zijn ondersteund bij de arbeidsinschakeling vergoeden aan het UWV, indien de dienstbetrekking een bij die maatregel te bepalen tijd heeft geduurd.
2. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval geregeld:
a. welke uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen dit betreft;
b. de doelgroep van de werknemers;
c. de hoogte van de vergoeding;
d. de wijze van vergoeding;
e. ten gunste van welk fonds, bedoeld in deze afdeling, de vergoedingen komen.
3. Een voordracht voor een krachtens dit artikel vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
4. Een op grond van dit artikel vastgestelde algemene maatregel van bestuur treedt slechts in werking, nadat gebleken is dat aan werknemers als bedoeld in het eerste lid bovenmatig uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen worden verstrekt.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
00A
Aan artikel 6, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien de verzekerde arbeid verricht of laatst heeft verricht waarvoor de werkgever loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet ontvangt in verband met een verminderde loonwaarde van de verzekerde, wordt bij het vaststellen van de arbeidsongeschiktheid rekening gehouden met deze omstandigheid.
0A
In artikel 26 wordt, onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:
4. Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bij de arbeidsinschakeling wordt ondersteund door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel c, van de Participatiewet, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op het college van burgemeester en wethouders en treedt het college van burgemeester en wethouders voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het UWV, met dien verstande dat de tweede zin van artikel 65 niet van toepassing is.
A
Artikel 29, derde lid, vervalt.
B
Artikel 30, zesde lid, vervalt.
C
Artikel 34, derde lid, vervalt.
D
Artikel 34a, vijfde lid, komt te luiden:
5. Dit artikel is niet van toepassing op de persoon:
a. die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan de aanvang van de arbeid als zelfstandige zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit die arbeid gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt.
E
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «, bedoeld in artikel 34, tweede lid» vervangen door: die werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Dit artikel is niet van toepassing op de persoon:
a. die recht heeft op arbeidsondersteuning op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit de arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend.
F
Artikel 36, derde lid, komt te luiden;
3. Een subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt niet verstrekt, indien de subsidie wordt aangevraagd voor een werknemer:
a. voor wie reeds eerder aan de werkgever subsidie op grond van dit artikel is verstrekt, tenzij de subsidieaanvraag:
1°. geen verband houdt met feiten en omstandigheden die aanleiding zijn geweest voor het verstrekken van de subsidie;
2°. betrekking heeft op door de werkgever gemaakte kosten ter vervanging van de bij de arbeid te gebruiken hulpmiddelen door de werknemer;
b. voor zover voor diens ondersteuning bij arbeidsinschakeling op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet het college van burgemeester en wethouders zorg draagt of onmiddellijk voorafgaande aan een dienstbetrekking zorg droeg tot het moment dat het inkomen uit de arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend.
G
In de artikelen 37b, 96, tweede lid, en 97, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
Ga
Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die naar de dienstbetrekking waaruit de WGA- uitkering is ontstaan is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en voor wiens werkgever bij ziekte de mogelijkheid tot vergoeding, bedoeld in artikel 8a, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet van toepassing is.
H
In de artikelen 96, eerste lid, en 133e, eerste en tweede lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
I
Aan hoofdstuk 13 worden twee artikelen waarvan de nummering aansluit op het laatste artikel van dat hoofdstuk toegevoegd, luidende:
In afwijking van artikel 7 van de Participatiewet blijven de artikelen 34a, 35 en 36 zoals die artikelen luidden voor de datum van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet, van toepassing op de voorziening die op grond van artikel 34a of 35 is toegekend en op de subsidie die op grond van artikel 36 is verstrekt voor die datum. De vorige zin is niet van toepassing op voorzieningen die zijn toegekend op grond van artikel 34a of 35 aan een jonggehandicapte die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
1. Een nog niet afgehandeld en tot het UWV gericht verzoek met betrekking tot een persoon op wie met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet de artikelen 34a, 35 of 36 niet meer van toepassing zijn om op grond van een of meer van die artikelen een besluit te nemen, wordt vanaf de dag van inwerkingtreding van artikel VII van die wet beschouwd als een aanvraag voor een voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Participatiewet. Deze aanvraag wordt beschouwd als te zijn gericht tot het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente.
2. Op een bezwaar- of beroepschrift waarop op de dag van inwerkingtreding van artikel VII van de Invoeringswet Participatiewet nog niet is beslist en dat is gericht tegen een besluit dat voor die dag van inwerkingtreding is genomen op grond van de artikelen 34a, 35 of 36, wordt beslist met toepassing van de artikelen 34a, 35 of 36, zoals deze luidden voor die dag van inwerkingtreding.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, onderdeel l, onder 1, 9, eerste lid, 30, vijfde lid, onderdeel b, 30c, eerste lid, 34, tweede lid, onderdeel b, 51, opschrift, eerste en derde lid, 62, eerste en tweede lid, en 82a, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en tweede lid, onderdeel c, wordt «Wet werk en bijstand» telkens vervangen door: Participatiewet.
B
In de artikelen 1, onderdeel l, onder 2, 30, eerste en tweede lid, 30a, eerste lid, onderdeel c, tweede lid, derde lid, onderdeel f, en vierde lid, 32b, eerste lid, 45, eerste lid, onderdeel c, 82a, eerste lid, en 84, eerste lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Ba
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a. Het tweede lid komt te luiden:
2. De bestuursorganen, bedoeld in het eerste lid, werken voorts samen met betrekking tot andere taken met de uitvoering waarvan die bestuursorganen zijn belast en die verband houden met de uitoefening van de taken, bedoeld in het eerste lid, en met instellingen en diensten die werkzaamheden verrichten die verband houden met deze taken.
b. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:
5. Onze Minister kan, indien hij ernstige tekortkomingen vaststelt met betrekking tot de uitvoering van dit artikel en in samenhang daarmee van artikel 62, aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders een aanwijzing geven met betrekking tot die uitvoering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders worden in de gelegenheid gesteld de uitvoering in overeenstemming te brengen met de aanwijzing binnen een door Onze Minister te stellen termijn. Indien Onze Minister van oordeel is dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale verzekeringsbank of het college van burgemeester en wethouders na afloop van deze termijn niet aan de aanwijzing heeft voldaan, kan Onze Minister de noodzakelijke voorzieningen treffen.
Bb
Artikel 10, derde lid, vervalt.
Bc
Na artikel 11 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de samenwerking, bedoeld in artikel 9 en artikel 10, eerste lid, van de colleges van burgemeester en wethouders en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen met de mede- betrokkenheid van werknemers- en werkgeversorganisaties bij de uitvoering van de taak, bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, waaronder in ieder geval over vergoeding van kosten.
C
Artikel 30a, derde lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. ten aanzien van personen, bedoeld in het eerste lid, indien het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel c, en zevende lid, van de Participatiewet die personen ondersteunt en aan die personen voorzieningen aanbiedt;
D
Artikel 30d wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. na het verrichten van een onderzoek te besluiten over de herindicatie, bedoeld in artikel 11 van die wet;
2. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:
b. in het geval betrokkene tot de doelgroep van die wet blijft behoren aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woonachtig is te adviseren:
1°. welke aanpassing van omstandigheden nodig is bij het verrichten van arbeid door betrokkene, en
2°. of betrokkene in aanmerking komt voor toepassing van hoofdstuk 3 van die wet;
3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «niet of niet meer» vervangen door: niet meer.
4. Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het besluit, bedoeld in het eerste lid, en over de advisering en de wijze waarop de herindicatie tot stand komt.
E
[Vervallen]
F
In de artikelen 30, tweede lid, 32b, eerste lid, en 45, tweede lid, onderdeel c, wordt «Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten» telkens vervangen door: Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten.
G
Artikel 32c komt te luiden:
1. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen te verstrekken subsidie aan een rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf door scholing de inschakeling in de arbeid bevordert van personen:
a. voor wier ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders zorg draagt op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet;
b. die als gevolg van psychische, verstandelijke of lichamelijke beperkingen niet in staat zijn tot het verdienen van het minimumloon, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een persoon jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet; en
c. die ernstige scholingsbelemmeringen hebben.
2. Bij de subsidieverlening, bedoeld in het eerste lid, kunnen aan de subsidie-ontvanger verplichtingen worden opgelegd omtrent het hanteren van een registratiesysteem waaruit blijkt of het doel van de subsidie is bereikt.
H
Artikel 82a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door «Participatiewet» en «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
b. Onderdeel b komt te luiden:
b. de artikelen 7, 8, 8a, 9, 10, 10b, 10c en 10d, en 55 van de Participatiewet.
c. In onderdeel h wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. In het tweede lid, onderdeel c, wordt «artikel 69 van de Wet werk en bijstand» vervangen door: de Wet participatiebudget.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel f wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. In onderdeel g wordt «Wet werk en bijstand» telkens vervangen door: Participatiewet.
Aa
Artikel 4a, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
Ab
Aan hoofdstuk I wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder medisch urenbeperkt verstaan: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling voor een geringer aantal uren belastbaar zijn dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2. Het college kan:
a. ambtshalve vaststellen of een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt medisch urenbeperkt is;
b. op schriftelijke aanvraag van een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt vaststellen of hij medisch urenbeperkt is.
3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden ingediend.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht voor het college de werkzaamheden ten behoeve van de vaststelling of een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt medisch urenbeperkt is en adviseert het college hierover.
B
In de artikelen 8, vierde en zesde lid, 28, tweede en derde lid, 29, zesde lid, 38a en 48, eerste lid, onderdeel c, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
Ba
Aan artikel 8 worden twee leden toegevoegd, luidende:
7. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van dit inkomen uit arbeid, met een maximum van € 124,00 per maand, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het tweede of vijfde lid van toepassing is.
8. Onze Minister herziet het bedrag, genoemd in het zevende lid, met ingang van een door hem te bepalen dag, voor zover de ontwikkeling van het in artikel 31, tweede lid, onderdeel z, van de Wet werk en bijstand genoemde bedrag daartoe aanleiding geeft.
C
In artikel 20, tweede lid, wordt «artikel 35, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 35. onderdeel a.
D
In artikel 28, vierde lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Da
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college is verantwoordelijk voor het verlenen van een uitkering aan de werkloze werknemer, bedoeld in artikel 2.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid, vervalt het tweede lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het tweede lid.
E
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen b, c, en d tot a, b, en c, vervallen de onderdelen a en e van het eerste lid.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
F
In artikel 36, eerste lid, wordt «de verordening, bedoeld in artikel 35, eerste lid,» vervangen door: de verordening, bedoeld in artikel 8a van de Participatiewet,.
G
Artikel 37a, derde lid, vervalt.
H
In artikel 38, twaalfde lid, wordt «artikel 35, eerste lid, onderdeel d» vervangen door: artikel 35, onderdeel c.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, onderdeel f, 8, achtste en tiende lid, 28, tweede en derde lid, 29, zesde lid, 38a en 48, eerste lid, onderdeel c, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
Aa
Artikel 4a, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
Ab
Aan hoofdstuk I wordt een artikel toegevoegd, luidende:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder medisch urenbeperkt verstaan: als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling voor een geringer aantal uren belastbaar zijn dan de normale arbeidsduur, bedoeld in artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
2. Het college kan:
a. ambtshalve vaststellen of een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt medisch urenbeperkt is;
b. op schriftelijke aanvraag van een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt vaststellen of hij medisch urenbeperkt is.
3. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, kan slechts eenmaal per twaalf maanden worden ingediend.
4. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen verricht voor het college de werkzaamheden ten behoeve van de vaststelling of een persoon die een uitkering op grond van deze wet ontvangt medisch urenbeperkt is en adviseert het college hierover.
Ac
Aan artikel 8 worden twee leden toegevoegd, luidende:
11. In afwijking van het eerste lid wordt niet als inkomen uit arbeid beschouwd het inkomen uit arbeid van een persoon die medisch urenbeperkt is tot 15 procent van dit inkomen uit arbeid, met een maximum van € 124,00 per maand, voor zover hij een uitkering op grond van deze wet ontvangt, tenzij het derde of negende lid van toepassing is.
12. Onze Minister herziet het bedrag, genoemd in het elfde lid, met ingang van een door hem te bepalen dag, voor zover de ontwikkeling van het in artikel 31, tweede lid, onderdeel z, van de Wet werk en bijstand genoemde bedrag daartoe aanleiding geeft.
B
In artikel 20, eerste lid, wordt «artikel 35, eerste lid, onderdeel b» vervangen door: artikel 35, onderdeel a.
C
In artikel 28, vierde lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Ca
Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het college is verantwoordelijk voor het verlenen van een uitkering aan de gewezen zelfstandige, bedoeld in artikel 2.
2. Onder vernummering van het derde en vierde lid tot het tweede en derde lid, vervalt het tweede lid.
3. In het derde lid (nieuw) wordt «het tweede en derde lid» vervangen door: het tweede lid.
D
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder verlettering van de onderdelen b, c, en d tot a, b, en c, vervallen de onderdelen a en e van het eerste lid.
2. Het tweede lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid vervallen.
E
In artikel 36, eerste lid, wordt «de verordening, bedoeld in artikel 35, eerste lid,» vervangen door: de verordening, bedoeld in artikel 8a van de Participatiewet,.
F
Artikel 37a, derde lid, vervalt.
G
In artikel 38, twaalfde lid, wordt «artikel 35, eerste lid, onderdeel d» vervangen door: artikel 35, onderdeel c.
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 29g, tweede lid, 29h, vijfde lid, 65j, eerste lid, aanhef en onderdeel b, en 65k wordt «Wet werk en bijstand vervangen door: Participatiewet.
B
In de artikelen 29g, eerste lid, 43a, derde lid, en 91d, derde lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
C
[Vervallen]
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 20, elfde lid, 27g, eerste lid, en 76, vierde lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Aa
In artikel 24, derde lid, vervalt de tweede zin.
Ab
Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. Het vijfde lid vervalt.
B
In de artikelen 27g, tweede lid, 27h, vijfde lid, en 78c wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
C
Artikel 26a, eerste lid, komt te luiden:
1. Artikel 24, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op de geïndiceerde, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening.
De Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 43, derde lid, vervalt.
A
Artikel 46, tweede en derde lid, alsmede de aanduiding «1.» Voor het eerste lid, vervallen.
B
In artikel 54, eerste lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
C
In de artikelen 54, tweede lid, 54a, vijfde lid, en 67h wordt «Wet werken naar vermogen» vervangen door: Participatiewet.
D
[Vervallen]
De Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1, eerste lid, onderdeel d, 4b, 14a, zesde lid, 14g, eerste lid, en 38, tweede lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In de artikelen 9, eerste lid, 14g, tweede lid, en 14h, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
C
In artikel 23, tweede lid, wordt «artikel 2:11, eerste lid, onderdeel d, of artikel 3:19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: artikel 1a:8, eerste lid, onderdeel f, artikel 2;11, eerste lid, onderdeel e, of artikel 3:19, eerste lid, onderdeel a, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel 1.6, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen c, e en f wordt «Wet werk en bijstand» telkens vervangen door: Participatiewet.
2. In onderdeel i wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 3.78a, eerste en tweede lid, en 8.16a, eerste lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In de artikelen, 3.104, onderdeel f, 6.3, eerste lid, onderdeel c, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, zesde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
B
In artikel 11b, onderdeel a, wordt «Wet werk en bijstand» telkens vervangen door: Participatiewet.
C
In de artikelen 22aa, eerste lid, en 23, vierde lid, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
D
In artikel 33, eerste lid, onderdelen a en d, en tweede lid, onderdeel c, onder 1, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 17g, derde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door «Participatiewet» en wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In artikel 17h, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 45, derde lid, en 45a, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
B
In de artikelen 45, derde lid, 63a, derde lid, onderdeel e, onder 4, 67, eerste lid, onderdeel b, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 17i, tweede lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door «Participatiewet» en wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In artikel 17j, vijfde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
C
In artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 4, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
[Vervallen]
In artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 197, lid 1, onderdeel a, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
In artikel 33, vierde lid, van de Faillissementswet wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 28, derde lid, onderdeel e, van de Handelsregisterwet 2007 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 5 van de Uitkeringswet financiële compensatie langdurige militaire dienst wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 2, eerste lid, onderdeel b, onder 2, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 27, vierde lid, van de Wet op de huurtoeslag wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 27, eerste lid, onderdeel g, van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de Wet brutering overhevelingstoeslag lonen wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:
0A
Artikel 11, tweede lid, alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid, vervallen.
1A
Artikel 11a vervalt.
In artikel 11a vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.
A
Artikel 16, derde lid, vervalt.
B
Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. In het tweede lid wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
C
In artikel 24a, vijfde lid, wordt »Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 5, onderdeel a, onder 1 tot en met 3, van de Wet op het consumentenkrediet wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 7.52, tweede en vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 24f, tweede lid, van de Wet op het onderwijstoezicht wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 9 van de Wet Rietkerk-uitkering wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 3.17, derde lid, onderdeel a, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
B
In de artikelen 4.13 en 5.15 wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 3 van die wet bestaat, of duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie meer heeft in de zin van die wet.
In artikel 64 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 60a van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In artikel 14, vijfde lid, onderdeel b, onder 2, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:
1. Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
a. In hoofdstuk 1, artikel 1, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
b. In hoofdstuk 4, artikel 9, wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» en wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. In artikel 2 van Bijlage 3 wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» en wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
[Vervallen]
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 475d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdelen a en b, aanhef, onder 1 en 2, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. In het tweede lid, onderdelen a tot en met f, derde lid, en vierde lid, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
B
In artikel 585, onderdeel b, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
De Invoeringswet nieuwe en gewijzigde arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen I, eerste lid, onderdeel f, XXIV, vierde, vijfde, zesde en zevende lid, onderdeel c, XXV, eerste lid, XXVI en XXVIII en in de opschriften van hoofdstuk 4 en paragraaf 3 van hoofdstuk 4 wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
B
In artikel I, eerste lid, onderdeel f, wordt «Arbeidsondersteuningsfonds jonggehandicapten» vervangen door: Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten.
In de artikelen 9, tweede lid, 54, tweede lid, en 134, tweede lid, van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
In de artikelen 1, onderdeel a, 5a, derde lid, en 9, eerste lid, van de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
In de artikelen 2.3, tweede lid, onderdeel c, 2.4, vierde lid, en 2.6, eerste lid, van de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
In artikel 19a, eerste en derde lid, van de Wet overige OCW-subsidies wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
In artikel 10, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten wordt «of op arbeidsondersteuning op grond van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: op grond van hoofdstuk 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, of op arbeidsondersteuning of een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van hoofdstuk 1a of 2 van die wet.
In artikel 415, vierde lid, van het Wetboek van Koophandel wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» telkens vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Indien het bij koninklijke boodschap van 20 mei 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Provinciewet, de Gemeentewet en enige andere wetten in verband met de revitalisering van het generiek interbestuurlijk toezicht (Wet revitalisering generiek toezicht) (Kamerstukken 32 389) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt onderdeel B van de Bijlage, bedoeld in artikel 124b, eerste lid, van de Gemeentewet als volgt gewijzigd:
1. In nummer 1 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Wet werken naar vermogen.
2. Nummer 6 komt te luiden: 6. Wet participatiebudget
Het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid en het Reglement justitiële jeugdinrichtingen berusten met ingang van de dag van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, van deze wet mede op artikel 1a:8, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
Artikel XXV van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
2. In het zesde lid wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door «Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten» en wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
In artikel 3, vierde lid, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Participatiewet.
Artikel 2.8 van de Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:
A
Het tweede lid komt te luiden:
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen gebieden worden aangewezen waarbinnen colleges met het oog op de samenhangende uitvoering van de aan de colleges en de gemeenteraden bij of krachtens deze wet en andere wetten opgedragen taken samenwerken, uitsluitend indien de noodzakelijke samenwerking in deze gebieden ontbreekt en nadat Onze Ministers op overeenstemming gericht overleg hebben gevoerd met de betrokken colleges. Bij die maatregel kunnen regels worden gesteld over de vorm van samenwerking.
B
1. De aanduiding «1.» voor het eerste lid vervalt.
2. Het tweede tot en met vierde lid vervallen.
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
1. Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en artikelen of onderdelen daarvan kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.
2. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel I, onderdeel Cc, drie jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Cb, in werking.
3. In afwijking van het eerste lid, treedt artikel LIIBa, onderdeel B, drie jaar na het tijdstip van de inwerkingtreding van artikel 2.8 van de Jeugdwet in werking.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33161-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.