33 161 Wijziging van de Wet werk en bijstand, de Wet sociale werkvoorziening, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en enige andere wetten gericht op bevordering deelname aan de arbeidsmarkt voor mensen met arbeidsvermogen en harmonisatie van deze regelingen (Invoeringswet Wet werken naar vermogen)

Nr. 10 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 10 april 2012

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2 Premies, wettelijk minimumloon en kinderbijslag

2. Er wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma een onderdeel toegevoegd, luidende:

d. wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of, indien het een werknemer jonger dan 23 jaar betreft, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, bedoeld in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van genoemde wet.

2

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Het in onderdeel 2, onder b, voorgestelde onderdeel e komt te luiden:

e .doelgroep loondispensatie: personen die algemene bijstand ontvangen of niet-uitkeringsgerechtigden:

1°. van wie is vastgesteld dat zij als gevolg van lichamelijke, verstandelijke of psychische beperkingen dan wel vanwege andere redenen met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel tot regelmatige arbeid in staat zijn; en

2°. die niet uitsluitend onder aangepaste en beschutte omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn.

b. Er worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

3. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In de eerste zin vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

b. In de tweede zin vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

4. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor de bepaling van de doelgroep, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e.

3

Aan artikel I, onderdeel B, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

4. In het derde lid, aanhef, zesde lid en achtste lid vervalt: aanhef en.

5. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

9. Bij de uitoefening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is artikel 5 van de Wet sociale werkvoorziening van overeenkomstige toepassing.

4

Het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 10c, wordt als volgt gewijzigd:

a. In het derde lid wordt «zijn inwoner» vervangen door: een persoon.

b. In het vierde lid, aanhef, wordt «verminderd.» vervangen door: verminderd,.

c. Het vijfde lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de op grond van het eerste of vierde lid vastgestelde aanspraak op een geldelijke beloning voor die persoon ten minste het wettelijk minimumloon zou bedragen, dan wel indien hij niet in staat zou zijn regelmatige arbeid te verrichten;

5

Het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 10d wordt als volgt gewijzigd:

a. Het tweede lid komt te luiden:

2. De hoogte van de aanvullende uitkering bedraagt, in afwijking van artikel 19, eerste lid, onderdeel a, en tweede lid:

(1,25 (U/A) -0,25) x (A-B+AK) – C waarbij:

U staat voor de van toepassing zijnde bijstandsnorm, bedoeld in artikel 5, onderdeel c,

A staat voor de op de werknemer van toepassing zijnde norm, bedoeld in artikel 21, respectievelijk, indien de werknemer alleenstaande of alleenstaande ouder is, de norm die op hem van toepassing zou zijn indien hij gehuwd zou zijn met iemand van dezelfde leeftijd,

B staat voor inkomsten in de desbetreffende kalendermaand uit de dienstbetrekking waarop artikel 10c van toepassing is,

AK staat voor arbeidskorting, en

C staat voor overige inkomsten in de desbetreffende kalendermaand.

b. In het derde lid, aanhef, vierde lid, aanhef, vijfde lid en zesde lid wordt «U» telkens vervangen door: (U/A).

6

Het in artikel I, onderdeel F, voorgestelde artikel 10e, eerste lid, komt te luiden:

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld ter uitvoering van de artikelen 10b en 10c en kunnen regels worden gesteld ter uitvoering van artikel 10d.

7

In artikel I worden na onderdeel K drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ka

Artikel 69 komt te luiden:

Artikel 69 Uitkering en verdeling onder de gemeenten

1. Onze Minister verstrekt jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op het toekennen van:

a. algemene bijstand;

b. uitkeringen, bedoeld in de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

en voor de daarbij verschuldigde loonbelasting, premies volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 42 van de Zorgverzekeringswet.

2. Bij wet wordt het totale bedrag dat beschikbaar is voor de uitkering, bedoeld in het eerste lid, vastgesteld, waarbij uitgangspunt is dat dit bedrag voor het desbetreffende kalenderjaar toereikend is voor de geraamde kosten van alle gemeenten in verband met uitgaven als bedoeld in het eerste lid.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de verdeling van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, onder de gemeenten en het verzamelen van gegevens noodzakelijk voor het vaststellen van deze verdeling.

4. De uitkering aan het college wordt ten minste drie maanden voorafgaand aan het kalenderjaar waarop zij betrekking heeft door Onze Minister bekend gemaakt.

5. Mede ten behoeve van de kosten van de voorzieningen, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, niet zijnde uitvoeringskosten ontvangt het college een uitkering op grond van de Wet participatiebudget.

Kb

Artikel 73 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt «Toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: Toetsingscommissie aanvullende uitkeringen WWNV.

2. In het eerste en tweede lid wordt «toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: toetsingscommissie aanvullende uitkeringen WWNV.

Kc

In artikel 74, derde lid, en zesde lid, onderdeel c, wordt «toetsingscommissie Wet werk en bijstand» vervangen door: toetsingscommissie aanvullende uitkeringen WWNV.

8

Artikel II, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 7 vervalt.

9

Artikel II, onderdeel H, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. Het tweede lid (nieuw) komt te luiden:

2. De indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking vervalt:

a. per de dag dat betrokkene de leeftijd heeft bereikt waarop volgens de Algemene Ouderdomswet recht op ouderdomspensioen ontstaat; of

b. indien betrokkene overlijdt.

b. In het in onderdeel 4 voorgestelde vierde lid, onderdeel a, wordt «aangepaste» vervangen door: aangepaste en beschutte.

10

Het in artikel II, onderdeel J, voorgestelde artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, aanhef, wordt na «Artikel 1, met uitzondering van het derde lid,» ingevoegd: artikel 7, met uitzondering van het tweede tot en met vierde lid en het tiende lid,.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

5. Artikel 7, met uitzondering van het tweede tot en met vierde lid en het tiende lid, zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen blijft van toepassing op de werknemer, bedoeld in artikel 7, zesde lid, onderdeel a, die blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort tot het moment dat voor die werknemer een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door toedoen van die werknemer niet beschikbaar komt, dan wel tot het moment dat die werknemer een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd.

6. Op een bezwaar- of beroepschrift dat voor de dag van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen is ingediend en waarop op die dag nog niet onherroepelijk is beslist, alsmede op een bezwaar- of beroepschrift dat op of na die dag is ingediend en dat betrekking heeft op een besluit dat voor de dag van inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen is genomen op grond van de Wet sociale werkvoorziening, wordt beslist met toepassing van de Wet sociale werkvoorziening, zoals die luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen.

11

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:1, achtste lid, wordt «zesde lid» vervangen door: zevende lid.

12

Aan het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:5, eerste lid, wordt toegevoegd: gedeeld door 21,75.

13

In het in artikel III, onderdeel B, voorgestelde artikel 1a:12, vierde lid, wordt «vierde lid» vervangen door: eerste lid.

14

Artikel III, onderdeel E, komt te luiden:

E

Artikel 2:5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt: of 3.

2. In het vijfde lid wordt na «nadere» ingevoegd: en zo nodig afwijkende.

15

Het in artikel III, onderdeel I, voorgestelde onderdeel 1 komt te luiden:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Indien de arbeidsprestatie van een werknemer die recht heeft op arbeidsondersteuning in een bepaalde functie, maar geen functie waarin hij werkzaam is als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening, ten gevolge van ziekte of gebrek duidelijk minder is dan de arbeidsprestatie die een geldelijke beloning van het voor hem geldende wettelijk minimumloon rechtvaardigt, vermindert het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op verzoek van de betrokken werkgever of werknemer de hoogte van de aanspraak op een geldelijke beloning voor de verrichte arbeid naar evenredigheid, in afwijking van hetgeen bij en krachtens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag is bepaald.

16

In artikel III wordt na onderdeel I een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

In de artikelen 2:29, derde lid, 2:31, derde lid, 2:32, eerste lid, en 2:39, zesde lid, vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

17

Artikel III, onderdeel L, komt te luiden:

L

Artikel 2:42 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a en b, wordt «45%» telkens vervangen door «50%» en wordt «0,75» vervangen door «0,7».

2. In het derde lid, onderdeel a, wordt na «Wet sociale werkvoorziening,» ingevoegd: zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen,.

18

Artikel III, onderdeel N, komt te luiden:

N

Artikel 3:1 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het zevende lid vervalt: of 3.

2. In het achtste lid wordt na «nadere» ingevoegd: en zo nodig afwijkende.

19

In artikel III wordt na onderdeel P een onderdeel ingevoegd, luidende:

Pa

In artikel 3:35, derde lid, vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

20

Artikel III, onderdeel Q, komt te luiden:

Q

Artikel 3:38 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: hoofdstuk 2 en 3 van.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing op de jonggehandicapte, die een dienstbetrekking heeft als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening of die een persoon is op wie artikel 19, eerste lid, van die wet, van toepassing is.

21

In artikel III worden na onderdeel R drie onderdelen ingevoegd, luidende;

Ra

In artikel 3:48, vierde lid, wordt «ingevolge een arbeidsovereenkomst als bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet sociale werkvoorziening» vervangen door: uit een dienstbetrekking als bedoeld in de Wet sociale werkvoorziening.

Rb

In artikel 3:49, derde lid, vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

Rc

In artikel 3:66, tweede lid, vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

22

In artikel IV, onderdeel A, vervalt: en 3.

23

Het in artikel IV, onderdeel D, voorgestelde artikel 3a wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt na «doelgroep» ingevoegd: en werkgevers van deze personen.

b. Onderdeel b komt te luiden:

b. hoe de dienstbetrekkingen op grond van hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening worden ingezet, zodat van de dienstbetrekkingen op 31 december 2012, die worden beëindigd, ten minste eenderde beschikbaar is voor personen die geïndiceerd zijn als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening, en de dienstbetrekkingen die na 1 januari 2013 zijn aangegaan en worden beëindigd, volledig voor deze doelgroep beschikbaar zijn;

c. onderdeel d komt te luiden:

d. welke regels gelden voor het aanbod van scholing of opleiding en voor de premie indien onbeloonde additionele werkzaamheden worden verricht als bedoeld in artikel 10a van de Wet werken naar vermogen, waarbij die regels voor de premie in ieder geval betrekking hebben op de hoogte van de premie in relatie tot de armoedeval.

24

Artikel V, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel 3 komt te luiden:

3. In het derde lid vervalt, onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b, onderdeel b en wordt in de tweede zin «onderdeel c» vervangen door: onderdeel b.

b. Onderdeel 6 komt te luiden:

6. Het zevende lid vervalt, onder vernummering van het achtste tot en met elfde lid tot zevende tot en met tiende lid.

c. Onderdeel 7 komt te luiden:

7. Het achtste (nieuw) en negende (nieuw) lid komen te luiden:

8. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de toepassing van het tweede lid waarbij in ieder geval wordt bepaald in welke gevallen structurele functionele beperkingen aanwezig worden geacht.

9. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld voor de wijze van uitvoering van het tweede lid.

25

In artikel V wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 29d, vierde lid, vervalt: of 7.

26

In het in artikel V, onderdeel D, voorgestelde artikel pm komt te luiden:

Artikel #

1. Artikel 29b, tweede, negende en tiende lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen blijft van toepassing op de werknemer, wiens dienstbetrekking is aangevangen voor de dag van inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van die wet.

2. Artikel 29b, derde lid, onderdeel b, en zevende lid, zoals dat luidde op de dag voor inwerkingtreding van artikel V, onderdeel A, van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen blijft van toepassing op de werknemer, wiens dienstbetrekking is aangevangen voor de dag van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel D, van die wet of waarop artikel 19, vijfde lid, van de Wet sociale werkvoorziening van toepassing is.

27

In artikel VI wordt na onderdeel D een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 117b, derde lid, onderdeel c, wordt na «op ziekengeld» ingevoegd: of die naar die dienstbetrekking is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werken naar vermogen en bij ziekte van die werknemer de mogelijkheid tot vergoeding, bedoeld in artikel 3a, onderdeel c, van de Wet participatiebudget van toepassing is.

28

In artikel VII wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

OA

In artikel 26 wordt, onder vernummering van het vierde tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

4. Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, bij de arbeidsinschakeling wordt ondersteund door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, derde lid, onderdeel c, van de Wet werken naar vermogen, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op het college van burgemeester en wethouders en treedt het college van burgemeester en wethouders voor de toepassing van het eerste lid in de plaats van het UWV, met dien verstande dat de tweede zin van artikel 65 niet van toepassing is.

29

Artikel VII, onderdeel C, komt te luiden:

C

Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid vervalt onder vernummering van het derde lid tot tweede lid.

2. In het tweede lid (nieuw) vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

30

In artikel VII, onderdeel H, vervalt: 82, vierde lid,.

31

In artikel VII wordt na onderdeel G een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ga

Artikel 82 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid wordt «Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten» vervangen door: Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.

2. Aan het artikel wordt een lid toegevoegd, luidende:

5. Het eerste lid is niet van toepassing indien de uitkering wordt toegekend aan de verzekerde die naar de dienstbetrekking waaruit de WGA-uitkering is ontstaan is toegeleid door het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Wet werken naar vermogen en voor wiens werkgever bij ziekte de mogelijkheid tot vergoeding, bedoeld in artikel 3a, onderdeel c, van de Wet participatiebudget van toepassing is..

32

Artikel VIII, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 30d wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. in het geval betrokkene tot de doelgroep van die wet behoort of blijft behoren aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar betrokkene woonachtig is te adviseren welke aanpassing van omstandigheden nodig is bij het verrichten van arbeid door de betrokkene;

2. Het tweede lid, komt te luiden:

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor het besluit, bedoeld in het eerste lid, en over de advisering en de wijze waarop de indicatie tot stand komt.

33

In artikel VIII, onderdeel G, vervalt in het voorgestelde artikel 32c, derde lid: hoofdstuk 2 of 3 van.

34

In artikel IX wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 4a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

2. In de tweede zin vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

35

In artikel IX, onderdeel C, wordt «artikel 35. onderdeel a .» vervangen door: artikel 35, onderdeel a.

36

In artikel X wordt na onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 4a, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste zin vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

2. In de tweede zin vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

37

In artikel X, onderdeel B, wordt «artikel 35. onderdeel a .» vervangen door: artikel 35, onderdeel a.

38

In artikel X, onderdeel E, wordt «Wet participatiebudget, .» vervangen door: Wet participatiebudget,.

39

Aan artikel XI wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

C

In artikel 44, vierde lid, vervalt: de hoofdstukken 2 en 3 van.

40

In artikel XII worden na onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 24, derde lid, vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

Ab

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel f, wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Wet werken naar vermogen.

2. In het vijfde lid vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

41

In artikel XII, onderdeel B, vervalt: 26, eerste lid, onderdeel f,.

42

In artikel XIII wordt vóór onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 43, derde lid, vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

43

Artikel XIII, onderdeel A, komt te luiden:

A

Artikel 46 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Het eerste lid, onderdeel g, is niet van toepassing op de verzekerde, die een persoon is op wie artikel 19, eerste lid, van de Wet sociale werkvoorziening van toepassing is.

44

Aan artikel XIII wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

In artikel 58, vierde lid, vervalt: de hoofdstukken 2 en 3 van.

45

In artikel XXXI worden vóór onderdeel A twee onderdelen ingevoegd, luidende:

0A

In artikel 11, tweede lid, vervalt: de artikelen 2 en 7 van.

1A

In artikel 11a vervalt: hoofdstuk 2 of 3 van.

46

Aan artikel XLII wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

3. Subonderdeel 15 komt te luiden: 15. Wet participatiebudget.

47

Na artikel XLII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XLIIA SAMENLOOPBEPALING WET AANPASSING BESTUURSPROCESRECHT

Indien het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht) (Kamerstukken 32 450) tot wet is verheven en in werking is getreden wordt die wet als volgt gewijzigd:

1. In hoofdstuk 1, artikel 1, van Bijlage 2 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door: Wet werken naar vermogen.

2. In hoofdstuk 4, artikel 9, van Bijlage 2 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door «Wet werken naar vermogen» en wordt na «Wet overige OCW-subsidies: artikel 19a» ingevoegd: Wet participatiebudget.

3. In artikel 2 van Bijlage 3 wordt «Wet werk en bijstand» vervangen door «Wet werken naar vermogen» en wordt na «Wet pensioenvoorzieningen K.N.I.L » ingevoegd: Wet participatiebudget.

48

Artikel LIII komt te luiden:

ARTIKEL LIII. INWERKINGTREDING

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en artikelen of onderdelen daarvan kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip.

Toelichting

Onderdeel 1

In onderdeel 1 wordt artikel 2 van de Wet werk en bijstand gewijzigd. Met de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen wordt de citeertitel van de Wet werk en bijstand (WWB) veranderd in Wet werken naar vermogen (WWNV). Om onduidelijkheid te voorkomen, wordt in deze toelichting reeds de nieuwe citeertitel gebruikt.

Aan artikel 2 wordt een onderdeel toegevoegd. Dit onderdeel bevat de begripsomschrijving van «wettelijk minimumloon». Dit begrip speelt bij de doelgroep loondispensatie een belangrijke rol en om onduidelijkheden over de uitleg van dit begrip weg te nemen, wordt deze begripsomschrijving opgenomen. Omdat er een begripsomschrijving aan artikel 2 wordt toegevoegd, wordt ook het opschrift aangepast.

Onderdeel 2, met uitzondering van onder b, sub 3, en onderdeel 4, onder c

Voorgesteld wordt om in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de WWNV de definitie van «doelgroep loondispensatie» aan te passen met als doel de grenzen tussen de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de loondispensatie beter af te bakenen.

Deze aanpassing ziet op twee punten. Ten eerste wordt de ondergrens van de doelgroep loondispensatie aangepast. In het wetsvoorstel is als ondergrens een loonwaarde van 20 procent van het wettelijk minimumloon opgenomen. Om deze ondergrens af te stemmen op die van de Wsw wordt deze ondergrens gewijzigd in «tot regelmatige arbeid in staat zijn». Deze ondergrens wordt eveneens in artikel 10c, vijfde lid, onderdeel a, van de WWNV aangepast.

Ten tweede wordt aan de definitie van de doelgroep loondispensatie toegevoegd dat het om personen moet gaan die niet uitsluitend onder aangepaste en beschutte omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Dit sluit aan bij de bovengrens van de Wsw. De grenzen van de Wsw en loondispensatie sluiten hierdoor op elkaar aan. Daarmee is duidelijk dat de doelgroepen voor Wsw en loondispensatie elkaar niet kunnen overlappen.

Ten slotte wordt een delegatiegrondslag aan artikel 6 van de WWNV toegevoegd. Daarin is bepaald dat er nadere regels kunnen worden gesteld met betrekking tot de bepaling van de doelgroep loondispensatie.

Onderdelen 3, sub 4, 4, onder a en b, 9, 11, 13, 35, 37 en 38

De wijzigingen in deze onderdelen betreft het herstellen van technische omissies.

Onderdeel 3, sub 5

In het nieuwe negende lid van artikel 7 van de WWNV wordt bepaald dat het college bij de uitoefening van zijn taak arbeidstoeleiding en het aanbieden van re-integratievoorzieningen de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord mag beïnvloeden zoals nu ook al geregeld in artikel 5 van de Wsw. Het gaat daarbij om het vragen van een vergoeding bij het detacheren van mensen die naar arbeid geleid worden als die in dienst zijn van de gemeente of een daarmee gelieerde onderneming en de prijs van de producten die met de arbeid van deze mensen worden vervaardigd. De goederen en diensten die uit de re-integratie activiteiten voortvloeien, mogen de concurrentieverhoudingen niet beïnvloeden. Het aanbieden van een re-integratievoorziening in de vorm van het in stand houden van een onderneming of re-integratiebedrijf, waarbij ook voorzien wordt in opleiding en training is overigens als zodanig niet aan te merken als economische activiteiten, maar een taak van algemeen belang, indien en zolang deze dienstig zijn aan de aan het college in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de WWNV opgedragen wettelijke taak. Deze activiteiten vallen daarmee niet onder de aanbestedingsrichtlijnen.

Onderdeel 5

Het inkomen van een werknemer die algemene bijstand ontvangt en aan de slag gaat in een dienstbetrekking met loondispensatie bestaat uit twee componenten: loon en algemene bijstand in de vorm van een loonaanvulling. Artikel 10d van de WWNV bevat de formule waarmee de hoogte van de loonaanvulling wordt berekend.

Abusievelijk wordt in deze formule uitgegaan van de van toepassing zijnde norm inclusief maximale gemeentelijke toeslag op grond van artikel 25 van de WWNV. Dit betekent dat gemeenten door de huidige vormgeving van de formule niet af kunnen zien van deze gemeentelijke toeslag. Daarnaast is het in de huidige formule niet mogelijk om rekening te houden met individuele omstandigheden. Hierdoor kan niet het gewenste maatwerk worden geleverd. Middels voorliggende aanpassing krijgen gemeenten de mogelijkheid om de hoogte van de aanvullende uitkering af te stemmen op de individuele omstandigheden van betrokkenen. Dit betekent dat gemeenten de hoogte van de loonaanvulling kunnen aanpassen als betrokkene kosten kan delen, in het geval van co-ouderschap of als een maatregel wordt opgelegd. Deze wijziging is in lijn met de huidige WWB: gemeenten hebben de vrijheid om per geval maatwerk toe te passen.

Onderdeel 6

Uit het voorgestelde artikel 10e, eerste lid, van de WWNV volgt een verplichting tot het stellen van regels ter uitvoering van de artikelen 10b tot en met 10d van de WWNV. Echter, er is gebleken dat er op dit moment nog geen noodzaak is om regels te stellen ter uitvoering van artikel 10d. Om deze reden wordt de verplichting tot het stellen van regels met betrekking tot de uitvoering van dat artikel gewijzigd in een bevoegdheid tot het stellen van regels.

Onderdeel 7

De wijzigingsvoorstellen in dit onderdeel hebben betrekking op de samenhang met de Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen, die is gepubliceerd in Staatsblad 2011, 442 en op 1 januari 2013 in werking treedt. Artikel 69 is in die wet gewijzigd, maar nadien ook nog aangepast in andere wetten. Om duidelijkheid te krijgen over de tekst in samenhang met wijzigingen in dit wetsvoorstel, is dit artikel 69 in zijn geheel opgenomen. Er is geen inhoudelijke wijziging beoogd.

De toetsingscommissie krijgt in de Wet interbestuurlijk toezicht gemeentelijke inkomens- en werkvoorzieningen een naam. Die dient met de inwerkingtreding van de WWNV te worden aangepast.

Onderdelen 2, onder b, sub 3, 8, 10, 14 tot en met 22, 29, 33, 34, 36, 39, 40, 42 tot en met 45

In het oorspronkelijke wetsvoorstel zijn mensen met een geldende indicatie abusievelijk uitgesloten voor een aanbod van een begeleid werken dienstbetrekking. Een groot deel van deze mensen heeft een advies begeleid werken en kan met enige begeleiding bij een reguliere werkgever aan de slag. Met het onderbrengen van artikel 7 van de Wsw onder de werkingsfeer van het overgangsartikel 19 wordt geregeld dat mensen met een oude geldende indicatie via begeleid werken bij een reguliere werkgever kunnen (gaan) werken. De periodieke subsidie aan de werkgever en de periodieke vergoeding voor de noodzakelijke kosten van arbeidsinpassing met inbegrip van de begeleiding van de werknemer op zijn werkplek wordt niet alleen verstrekt ten behoeve van de personen die geïndiceerd zijn, maar ook onder strikte voorwaarden ten behoeve van de werknemer die blijkens een onaantastbaar geworden indicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort. Deze periodieke verstrekking van de subsidie en de vergoeding is beperkt van duur. De periodieke subsidie en de periodieke vergoeding worden namelijk beëindigd zodra voor de werknemer een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door zijn toedoen niet beschikbaar komt, dan wel zodra de werknemer een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd. Het nieuw vijfde lid van artikel 19 voorziet erin dat deze tijdelijk verstrekking van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding op dezelfde wijze voorgezet kan worden als dat het geval is krachtens artikel 7, zesde lid, aanhef en onderdeel a.

Mensen die op basis van de nieuwe indicatiecriteria een Wsw-indicatie krijgen zijn enkel in staat onder beschutte omstandigheden te werken. Derhalve kan artikel 7 vervallen waarin de mogelijkheid voor het aanbieden van begeleid werken voor deze groep is geregeld. Om deze reden wordt in een aantal artikelen van verschillende wetten de verwijzing naar artikel 7 van de Wsw geschrapt en de verwijzing naar hoofdstuk 2 en 3 (waar het huidige artikel 7 in staat) van de Wsw vervangen door een verwijzing naar de Wsw.

Met het toevoegen van een zesde lid aan artikel 19 wordt ten eerste geregeld dat op een bezwaar- of beroepschrift dat is ingediend vóór inwerkingtreding van artikel II van de Invoeringswet Wet werken naar vermogen (hierna IWWNV), de Wsw en daarop berustende bepalingen, zoals deze luidden op die dag voor de inwerkingtreding, van toepassing zijn.

Daarnaast is in dat lid geregeld dat op bezwaar- en beroepschriften die zijn ingediend op of na de dag van inwerkingtreding van artikel II van de IWWNV, en welke zien op beslissingen die zijn genomen vóór inwerkingtreding van artikel II van de IWWNV, de Wsw van toepassing blijft zoals die luidde voor inwerkingtreding van dat artikel.

Wellicht ten overvloede wordt gemeld dat aanvragen voor een indicatie op grond van de Wsw die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van de IWWNV en waarover op het moment van inwerkingtreding nog niet is beslist, worden beoordeeld op basis van de nieuwe indicatiecriteria, zoals die met de IWWNV worden geïntroduceerd.

Onderdeel 23

Dit onderdeel bevat aanpassingen in de omschrijving van de re-integratievoorzieningen (in de zin van Wet participatiebudget, dus de re-integratievoorzieningen op grond van de WWNV en de dienstbetrekkingen op grond van Wsw) waarvoor de gemeenten bij verordening regels dienen te stellen (artikel 3a van de Wet participatiebudget). Deze regels hebben tot doel om de mensen duidelijk te maken wat de voorzieningen inhouden. De voorzieningen kunnen ook worden verstrekt na ingang van het dienstverband en het is ook mogelijk een werkgever een vergoeding te geven voor voorzieningen ten behoeve van zijn werknemer. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij een noodzakelijke aanpassing van de werkplek waarbij het gaat om voorzieningen die naar hun aard verbonden zijn met het bedrijf en niet meeneembaar zijn. Het is belangrijk dat gemeenten de werkgevers zoveel mogelijk maatwerk bieden. Om dit te bevorderen, wordt in dit artikel over de verordeningsplicht in onderdeel a verduidelijkt dat de regels ook betrekking hebben op de voorzieningen aan werkgevers anders dan de gemeentelijke no-risk polis (zoals die is voorgeschreven op grond van onderdeel c in dit artikel).

In onderdeel b van dit artikel over de verordeningsplicht is opgenomen dat gemeenten tenminste één op de drie vrijgekomen plekken Wsw-dienstbetrekkingen herbezetten. Deze herbezetting heeft betrekking op uitstroom uit het zittend bestand (dienstbetrekkingen die op 31 december 2012 zijn aangegaan). Onder uitstroom uit het zittend bestand worden alle wijzen van beëindiging van dienstbetrekkingen verstaan. Uit de tekst van onderdeel b blijkt onvoldoende dat uitstroom uit dienstbetrekkingen aangegaan na inwerkingtreding van de WWNV volledig dient te worden herbezet. Dit is in onderdeel b expliciet toegevoegd. Voorts is verduidelijkt wat verstaan wordt onder zittend bestand. De aanpassing van onderdeel d die is opgenomen is zuiver tekstueel. Inhoudelijk is de omschrijving niet aangepast.

Onderdelen 24 tot en met 26

De aanpassingen in de Ziektewet hebben betrekking op de bepalingen over de no-riskpolis. De aanpassingen hebben te maken met het vervallen van artikel 7 van de Wsw. Hiermee zijn er ook geen bijzondere bepalingen meer nodig voor een ziekengeld-uitkering uit een dienstbetrekking. Deze bepalingen kunnen derhalve vervallen. Het nieuwe lid in de overgangsbepaling regelt dat de bepalingen in de Ziektewet (ZW) (zoals de onbeperkte no-risk) van toepassing blijven voor al aangegane arbeidsovereenkomsten begeleid werken of dergelijke arbeidsovereenkomsten die nog met toepassing van de overgangsbepaling in artikel 19, vijfde lid, van de Wsw worden aangegaan. In het eerste lid van de overgangsbepaling is een onjuiste verwijzing gecorrigeerd.

Onderdelen 27, 30 en 31

Het is niet de bedoeling dat werkgevers die iemand met beperkingen uit de WWNV-doelgroep in dienst nemen later worden geconfronteerd met hogere kosten voor de financiering van de werkhervattingsuitkeringen gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering). Dit zou immers werkgevers ervan kunnen weerhouden iemand in dienst te nemen. Deze wijziging beoogt daarom te voorzien in een toepassing van de huidige no-riskpolis in de WGA voor de WWNV-doelgroep met beperkingen.

Hoofdregel bij de premiedifferentiatie of eigenrisicodragen in de WGA is dat toerekening van WGA-uitkeringslasten plaatsvindt aan de werkgever bij wie iemand op de eerste ziektedag in dienst was. Daarop is in de wet nu al een uitzondering gemaakt voor werknemers die recht hebben op ziekengeld van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) (daaronder valt ook de no-riskpolis op grond van artikel 29b van de ZW). Hun WGA-lasten tellen voor de werkgever dus niet mee in de premiedifferentiatie of bij het eigenrisico in de WGA (op grond van artikel 82, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA, zodat de wijziging van artikel 82 in deze nota van wijziging als apart wijzigingsvoorstel is opgenomen). Gebleken is dat deze regeling niet helemaal sluitend is voor personen die behoren tot de doelgroep van de WWNV-gevallen met arbeidsbeperkingen. Zij krijgen namelijk niet standaard ziekengeld van het UWV, maar voor de werkgever is er voortaan een compensatie mogelijk via de gemeente. Daarom wordt een technische aanpassing van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) en de Wet WIA voorgesteld, waarbij de WGA-uitkering aan een werknemer uit de doelgroep die onder de gemeentelijke no-riskpolis zouden vallen (de verwijzing naar artikel 3a, onderdeel c, van de Wet participatiebudget) ook niet meetelt bij de premiedifferentiatie of valt onder het risico van de eigenrisicodrager. Hiermee wordt de zogenoemde no-riskpolis WGA ook van toepassing op mensen met beperkingen die vanuit de WWNV zijn gaan werken en nadien in de WGA belanden. Voorts worden daarmee de eigenrisicodragers niet verantwoordelijk voor de betaling van de WGA-uitkeringen aan deze werknemer. Zij komen daarmee op één lijn te staan met personen voor wie de no-riskpolis op grond van de ZW geldt.

Onderdeel 28

In het wetsvoorstel IWWNV is reeds geregeld dat gemeenten verantwoordelijk blijven voor de re-integratie van WWNV-ers die gaan werken in loondienst, maar onverhoopt hun baan verliezen en een uitkering van UWV ontvangen (wijziging artikel 7, derde lid, van de WWB). Daarbij is met name gedacht aan uitval wegens ziekte waardoor men in de ZW/WIA komt.

Ter invulling van deze re-integratieverantwoordelijkheid wordt in deze nota van wijziging geregeld dat voor gemeenten dezelfde re-integratieverplichtingen gelden die nu al gelden voor UWV ten aanzien van ZW-gerechtigden. Het is zowel voor de cliënt als voor de gemeente zelf van belang dat de gemeente de cliënt actief begeleidt naar werk als er bij ziekte geen dienstverband meer is.1 Deze wijziging strekt daartoe. Met de wijziging vindt aansluiting plaats bij de regels van de Wet verbetering poortwachter (WVP). De uitvoeringspraktijk van de WVP heeft uitgewezen dat het van belang is dat zieke werknemers actief worden begeleid en dat daarbij bepaalde stappen worden gevolgd, die gericht zijn op de re-integratie van de cliënt. Voor ZW-gerechtigden heeft UWV hierin nu een taak; voor WWNV-ers gaat deze taak over naar gemeenten.

Dit wordt uitgewerkt in een ministeriële regeling procesgang, analoog aan de bestaande regeling voor UWV.

Concreet betekent de wijziging dat van gemeenten wordt verwacht dat zij ingeval van ziekte een dossier bijhouden, een plan van aanpak opstellen en hieraan met de cliënt uitvoering geven. Mocht de ziekte twee jaar duren, dan moet de gemeente samen met de cliënt een re-integratieverslag opstellen, dat ingediend wordt bij UWV bij de aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet WIA (artikel 65, eerste zin van de Wet WIA blijft van toepassing). Conform het huidige regime voor ZW-gerechtigden, zal UWV het re-integratieverslag toetsen en legt de uitkomsten van deze toetsing terug bij gemeenten, zodat gemeenten hieruit lessen trekken voor de praktijk. De onderhavige wijziging geeft gemeenten een goed handvat om de re-integratie te bevorderen en daarmee het risico dat ziekte leidt tot hogere ZW/WIA-uitgaven te beperken.

Onderdeel 32

De wijziging in de onderdeel betreft de taak van UWV met betrekking tot de indicatie voor de sociale werkvoorziening. Het artikel 30d van de Wet structuur uitvoeringorganisatie werk en inkomen, dat dit regelt is aangepast wegens het vervallen van artikel 7 in de Wsw. Daarom is het niet langer noodzakelijk, dat UWV een advies geeft over of betrokkene in aanmerking kan komen voor begeleid werken als was geregeld in dat artikel uit hoofdstuk 3 van de Wsw.

Onderdelen 46, 47 en 48

Deze wijziging betreft het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep en het verlaagd griffierecht. De bijlage C bij de Beroepswet die de wetten opsomt waarbij tegen besluiten van de rechtbank hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep kan worden ingediend, dient te worden aangepast, omdat de Wet participatiebudget, op grond van welke wet besluiten over de uitkering aan gemeenten worden genomen, daarin nog niet was opgenomen. Deze omissie geldt al vanaf 1 januari 2009. Om die reden dient het artikelonderdeel dat dit regelt met terugwerkende kracht tot die datum in werking te treden. Daartoe is de inwerkingtredingsbepaling in dit wetsvoorstel gewijzigd. De Beroepswet komt te vervallen met de inwerkingtreding van het bij koninklijke boodschap van 24 juli 2010 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en aanverwante wetten met het oog op enige verbeteringen en vereenvoudigingen van het bestuursprocesrecht (Wet aanpassing bestuursprocesrecht).2 De bepalingen in dat wetsvoorstel waren nog niet aangepast aan de naamswijziging van de WWB naar WWNV en ook hierin dient de Wet participatiebudget te worden opgenomen. De bijlage C bij de Beroepswet wordt dan opgenomen in Bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht. Bijlage 3 bij de Algemene wet bestuursrecht gaat over de wetten waarvoor het verlaagd griffierecht geldt.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, P. de Krom


X Noot
1

Ingeval er nog wel een dienstverband is, moet de werkgever op grond van het Burgerlijk Wetboek ingeval van ziekte van de werknemer het loon doorbetalen en is de werkgever verantwoordelijk voor de re-integratie.

X Noot
2

Kamerstukken II, 2009–2010, 32 450.

Naar boven