33 152 Samenwerkingsovereenkomst inzake satellietnavigatie tussen de Europese Unie en haar lidstaten en het Koninkrijk Noorwegen; Brussel, 22 september 2010

A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 25 januari 2012.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 22 februari 2012.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2012

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 22 september 2010 te Brussel tot stand gekomen Samenwerkingsovereenkomst inzake satellietnavigatie tussen de Europese Unie en haar lidstaten en het Koninkrijk Noorwegen (Trb. 2010, 312).

Een toelichtende nota bij de Overeenkomst treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

1. Doelstellingen van het verdrag

Met het onderhavige verdrag beogen de Europese Unie (EU) en haar lidstaten en het Koninkrijk Noorwegen de samenwerking tussen de partijen verder te versterken met betrekking tot satellietnavigatie, in het bijzonder de Europese programma’s EGNOS (European Geostationary Navigation Overlay System) en Galileo.

2. Voorgeschiedenis van het verdrag

De EU zoekt voor de ontwikkeling en implementatie van EGNOS en Galileo samenwerking met derde landen. Hiermee wordt de introductie van Galileo als wereldstandaard voor een civiel Global Navigation Satellite System (GNSS) bevorderd. Vergelijkbare samenwerkingsverdragen zijn tot stand gekomen met China (30 oktober 2003; Trb. 2004, 155), Israël (13 juli 2004; Trb. 2004, 270) , Oekraïne (1 december 2005; Trb. 2006, 262), de Republiek Korea (9 september 2006; Trb. 2006, 263) en Marokko (12 december 2006; Trb. 2007, 11). Met de Verenigde Staten van Amerika is een meer omvattend samenwerkingsverdrag inzake satellietnavigatie gesloten (26 juni 2004; Trb. 2004, 257).

Het onderhavige verdrag met Noorwegen is op 11 maart 2010 geaccordeerd door de Raad van de Europese Unie. Gezien de aspecten van veiligheid en buitenlands beleid en de aspecten rondom frequentiebeleid betreft het hier een gemengd verdrag dat zowel voor de Europese Unie als voor de onderscheiden lidstaten is ondertekend.

3. Hoofdlijnen van het verdrag

De op 2 mei 1992 te Oporto totstandgekomen Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132) vormt de basis voor de samenwerking met Noorwegen op het gebied van satellietnavigatie. Het verdrag voorziet in samenwerkingsactiviteiten onder meer op het gebied van frequentiebeheer, grondfaciliteiten, beveiliging en uitwisselingen van gerubriceerde informatie. De verdragspartijen zeggen toe gezamenlijk de ontwikkeling van Galileo-normen te steunen en de toepassing ervan wereldwijd te bevorderen, waarbij zij de interoperabiliteit met andere GNSS benadrukken.

Het verdrag is niet van invloed op de institutionele structuur van de programma’s EGNOS en Galileo. Evenmin is het verdrag van invloed op de regelingen op het gebied van non-proliferatie en exportcontrole, controles van immateriële overdrachten van technologie en nationale veiligheid. Wel verplicht het verdrag Noorwegen om hetzelfde niveau van exportcontrole en toezicht op non-proliferatie te behalen als de EU en haar lidstaten (artikel 8).

Vanwege het gemengde karakter van de Overeenkomst dragen de EU en de lidstaten de verantwoordelijkheid voor de respectieve beleidsterreinen waarvoor zij competent zijn. Meer specifieke verplichtingen en afspraken die de lidstaten aangaan zijn:

  • Samenwerking en wederzijdse ondersteuning betreffende het radiospectrum (artikel 4).

  • Vergemakkelijken van uitvoerbaarheid en beveiligen van grondfaciliteiten (artikel 5).

  • Het voorkomen van misbruik en andere vijandige acties (artikel 6).

  • Uitwisselen en beschermen van gerubriceerde informatie conform de op 22 november 2004 te Brussel totstandgekomen Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling van gerubriceerde gegevens (PbEU 2004, L362) (artikel 7).

Er zijn geen specifieke uitvoeringsmaatregelen op nationaal niveau voorzien; hiermee zijn dan ook geen financiële middelen gemoeid.

Het verdrag vergt nog verdere uitwerking: afspraken over de publiek gereguleerde dienst (PRS) van Galileo zullen worden gemaakt nadat de beleidslijnen en operationele regelingen over toegang tot de PRS zijn vastgesteld (artikel 9).

Het verdrag wordt, voor zover het de bevoegdheden van de EU betreft, vanaf 1 mei 2011 voorlopig toegepast tussen de EU en Noorwegen (artikel 12, vierde lid).

4. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

Artikel 3 bevat de beginselen van samenwerking, zoals de EER-Overeenkomst als basis voor de samenwerking, vrijheid om satellietnavigatiediensten te verlenen op het grondgebied van de partijen, vrijheid om alle Galileo- en EGNOS-diensten, inclusief PRS, te gebruiken en het nemen en handhaven van gelijkwaardige GNSS-beveiligingsmaatregelen.

Artikel 4

Artikel 4 betreft de samenwerking met betrekking tot het radiospectrum waaronder samenwerking in de Internationale Telecommunicatie-unie (ITU) en omgang met verstoring en interferentie.

Artikel 5

Artikel 5 bevat bepalingen met betrekking tot de grondfaciliteiten van Europese GNSS-programma’s, onder meer over de praktische uitvoering, bescherming, toegang, doorvoer en het informeren over dreiging.

Artikel 6

Artikel 6 geeft aan dat de partijen alle praktisch uitvoerbare stappen zullen ondernemen voor het beschermen van mondiale satellietnavigatiesystemen tegen bedreigingen zoals misbruik, interferentie, verstoring en vijandige handelingen.

Artikel 7

Zoals eerder in deel 3 van deze toelichting is aangegeven bepaalt het eerste lid van artikel 7 dat het uitwisselen van gerubriceerde informatie van de EU dient te geschieden conform het verdrag over dit onderwerp van 22 november 2004. Omdat er op dit gebied geen bilateraal verdrag tussen Nederland en Noorwegen is gesloten, is het tweede lid, dat over uitwisseling van nationale gerubriceerde informatie gaat, niet van toepassing.

Het derde lid van dit artikel legt de partijen de inspanningsverplichting op om de modaliteiten van de uitwisseling verder uit te werken.

Artikel 12

Artikel 12 handelt over het van kracht worden en de beëindiging van het verdrag. Het verdrag kent geen looptijd, wat de wenselijkheid van een langdurige samenwerking onderstreept. Elke partij kan, met inachtneming van een termijn van zes maanden, het verdrag opzeggen.

5. Koninkrijkspositie

De Overeenkomst geldt alleen voor het gebied waarop het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is. De Overeenkomst zal dan ook wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De minister van Infrastructuur en Milieu, M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

De minister van Buitenlandse Zaken, U. Rosenthal

Naar boven