33 131 Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer

Nr. 6 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2012

Hierbij bied ik u, mede namens de minister-president, Minister van Algemene Zaken, de Nota naar aanleiding van het Verslag inzake de Verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van een constitutionele basis voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en het regelen van de betrokkenheid van hun algemeen vertegenwoordigende organen bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer (Kamerstuk 33 131, nr. 7) aan , alsmede de reacties van de bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Bovendien voeg ik de reacties bij van de oppositiefracties in de eilandsraad van Bonaire (MBL en PDB).1

De opmerkingen van de drie bestuurscolleges hebben betrekking op onderwerpen die ook al in de Nota naar aanleiding van het Verslag (hierna: de Nota) aan de orde komen. Daarom verwijs ik hieronder naar de desbetreffende paragrafen in die Nota.

Vooruitlopen op evaluatie

In de reacties van alle drie bestuurscolleges wordt naar voren gebracht dat met het wetsvoorstel vooruitgelopen zou worden op de uitkomst van de evaluatie in 2015. Het bestuurscollege van Sint Eustatius wijst er nog op dat aan de ingrijpende wijziging van de hoogste wetgeving een zorgvuldig debat en een uitgebreide voorlichtingscampagne vooraf dient te gaan. Ook zou dit traject uitsluitend door de vorige Tweede Kamer, die niet mede door de inwoners van Caribisch Nederland is gekozen, zijn ingezet.

In paragraaf 1 van de Nota wordt uiteengezet dat in het Grondwetsherzieningsvoorstel niet wordt vooruitgelopen op de evaluatie. Het voorstel laat een keuze voor het gemeentemodel onverlet.

Differentiatiebepaling

Het bestuurscollege van Bonaire juicht de verankering in de Grondwet van de openbare lichamen als bestuurlijke eenheid naast gemeenten en provincies toe. Het college erkent dat van meet af aan duidelijk is geweest dat voor het Caribisch deel van ons land andere oplossingen en voorzieningen nodig kunnen zijn dan welke in het Europese deel van het land gangbaar zijn, mits deze voorzieningen op een voor Nederland aanvaardbaar niveau worden ingericht. Het college wijst erop dat artikel 132a, derde lid, de schijn wekt dat het gelijkheidsbeginsel niet geheel opgaat voor Nederlanders in het Caribische deel van ons land. Het college doet een dringend beroep op de Grondwetgever om – zoals de Raad van State ook adviseerde – de differentiatiebepaling niet in de Grondwet op te nemen.

Het bestuurscollege van Sint Eustatius vraagt zich ook af wat het belang is van opneming van artikel 132a, derde lid, naast artikel 1 van de Grondwet. Het maakt bezwaar tegen de verankering van de ongelijkheid in de Grondwet.

Het bestuurscollege van Saba maakt niet zozeer bezwaar tegen de differentiatiebepaling, maar wel over de toepassing daarvan. Het bestuurscollege vraagt zich af of de ingezette lijn met de «BES-wetgeving» op grond van de bijzondere omstandigheden zoals genoemd in het voorgestelde artikel 132a, derde lid, noodzakelijk of gerechtvaardigd is. Het bestuurscollege van Sint Eustatius zou graag zien welke onderwerpen zich lenen voor gelijkheid en welke voor ongelijke behandeling. Er lijkt sprake van willekeur wanneer wel en wanneer niet wordt afgeweken van de Europees-Nederlandse regels.

In paragraaf 5 van de Nota wordt uiteengezet dat met overplaatsing van de differentiatiebepaling uit het Statuut in de Grondwet geen materiële wijziging optreedt.

Kiesrecht niet-Nederlandse ingezetenen

Het bestuurscollege van Sint Eustatius dringt met betrekking tot het kiesrecht voor niet-Nederlandse ingezetenen aan op een afweging waarbij alle belangen aan bod komen. In de Nota is op dit onderwerp ruim ingegaan. Het bestuurscollege van Saba wijst op de ongelijkheid tussen gemeenten en openbare lichamen, waarbij zij abusievelijk veronderstelt dat nu is geregeld dat niet-Nederlanders geen passief kiesrecht voor de eilandsraad hebben in verband met het kiesrecht van eilandsraadsleden voor de Eerste Kamer.

In paragraaf 3 van de Nota wordt aangegeven dat regeling van het kiesrecht voor de Eerste Kamer en het kiesrecht voor niet-Nederlanders bij de eilandsraadverkiezingen, aan de formele wetgever wordt overgelaten.

Overige opmerkingen

Het bestuurscollege van Bonaire stelt voor in deze grondwetswijziging ook de Papiamentse en Engelse taal op te nemen, net zoals dat met de Friese taal wordt overwogen. Zoals in het nader rapport wordt vermeld, ligt het meer in de rede een regeling voor deze talen op te nemen bij het voorstel tot wijziging van de Grondwet met betrekking tot de Nederlandse taal (Kamerstukken II 32 522). In dat voorstel wordt ook de positie van de Friese taal geregeld.

Het bestuurscollege van Saba maakt bezwaar tegen het niet uitdrukkelijk noemen van de eilandsraad, het bestuurscollege en de gezaghebber. De organen worden wel in de memorie van toelichting genoemd. Grondwettelijke verankering van de gebruikte benamingen is niet nodig.

Reacties van PDB-fractie en MBL-fractie

Ook de PDB-fractie en de MBL-fractie in de eilandsraad van Bonaire hebben een schriftelijke reactie ingezonden. Beide partijen zijn niet vertegenwoordigd in het bestuurscollege van Bonaire.

De PDB-fractie bepleit intrekking van het wetsvoorstel. Zij heeft fundamentele en principiële bezwaren tegen de integratie van Bonaire in het Nederlandse staatsbestel en tegen de koppeling van die integratie aan de permanente differentiatieclausule. Zij stelt dat de huidige constitutionele status van Bonaire in strijd met geldende normen van volkenrecht (zelfbeschikkingsrecht) eenzijdig in de Grondwet wordt verankerd, zonder een nadrukkelijk mandaat van de bevolking van Bonaire en zonder de resultaten van de evaluatie in 2015. Op deze kwestie wordt in paragraaf 1 van de Nota een antwoord gegeven.

De MBL-fractie stelt dat de differentiatieclausule in artikel 132a, derde lid, juridisch en internationaalrechtelijk niet houdbaar is. Ook op dat onderwerp is in de Nota ingegaan (paragraaf 5).

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J. W. E. Spies


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven