De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering aanvankelijk aangaf bij de grondwetswijziging ter constitutionele
borging van de status van de BES-eilanden een bepaling op te willen nemen over het
gebruik van het Papiaments en het Engels op de BES-eilanden als taal voor het verkeer
met de overheid en het rechtsverkeer, vergelijkbaar met het Fries;
overwegende dat de regering in 2010 aangaf de taalbepaling voor het gebruik van het
Papiaments en het Engels als officiële taal op de BES-eilanden middels een nota van
wijziging te zullen meenemen bij een andere grondwetswijziging waarin het gebruik
van het Nederlands in de Grondwet verankerd zou worden, maar dat de behandeling van
deze grondwetswijziging al meer dan twee jaar stilligt;
constaterende dat de regering recentelijk wel een wetsvoorstel voor een bij wet gewaarborgde
uitzonderingspositie voor het gebruik van het Fries heeft voorgelegd aan de Kamer;
van mening dat het gebruik van het Papiaments en het Engels op de BES-eilanden op
gelijke hoogte staat met het gebruik van bijvoorbeeld het Fries in Nederland,
verzoekt de regering, de Kamer te informeren over hoe de praktische en juridische
maatregelen die nu genomen worden voor het Fries zich verhouden tot vergelijkbare
wet- en regelgeving en het beleid op de BES-eilanden, en waar nodig de wet of het
beleid aan te passen om een vergelijkbare status te realiseren voor het gebruik van
het Papiaments en het Engels op de BES-eilanden,
spreekt uit dat de regering bij toekomstige besluitvorming over wetgeving, rijkswetgeving
en beleid voor de BES-eilanden zorg moet dragen voor een gelijkwaardige status van
het Papiaments en het Engels in verhouding tot het Fries,
en gaat over tot de orde van de dag.
Hachchi