33 129 Wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen)

Nr. 18 AMENDEMENT VAN HET LID MONASCH

Ontvangen 4 april 2012

De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:

I

In artikel II, onderdeel A, komt onderdeel 1 te luiden:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel b wordt onder lettering van de onderdelen c en d als d en e een onderdeel ingevoegd, luidende:

c. inflatiepercentage:

het onmiddellijk voorafgaand aan de datum van 1 juli, ieder jaar in januari door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekendgemaakte percentage, waarmee de consumentenprijzen (alle huishoudens) ten opzichte van het aan die bekendmaking voorafgaande jaar zijn verhoogd;.

b. Onderdeel d (nieuw) komt te luiden:

d. Onze Minister:

Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;.

II

Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De verhoging van de huurprijs met meer dan het inflatiepercentage mag niet leiden tot een huurprijs die meer bedraagt dan het bedrag, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

2. Aan het vijfde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Indien sprake is van een voorstel tot verhoging van de huurprijs als bedoeld in artikel 7:252a, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, toetst de huurcommissie, voor zover het huishoudinkomen voorwerp van geschil is tussen partijen, tevens of dat huishoudinkomen al dan niet meer bedraagt dan het bedrag, genoemd in artikel 10, tweede lid.

3. In het zesde lid wordt na «de toestand» ingevoegd: , met uitzondering van de bepaling van de hoogte van het huishoudinkomen,.

Toelichting

Met dit amendement wil de indiener bewerkstelligen dat woningen die nu onder de liberalisatiegrens vallen, dat ook blijven doen en dat door deze wetaanpassing de sociale voorraad niet kleiner wordt. Tevens wordt hiermee een redelijke prijs gegarandeerd in relatie tot het inkomen.

Monasch

Naar boven