Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 33118 nr. GX |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2025-2026 | 33118 nr. GX |
Vastgesteld 13 november 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over het voorgehangen ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals). Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 7 oktober 2025.
• De antwoordbrief van 13 november 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer
Aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Den Haag, 7 oktober 2025
De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 17 juli 2025, waarin u de nadere vragen heeft beantwoord over het voorgehangen ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals).2 De leden van de fractie van PvdD naar aanleiding van uw reactie een aantal vervolgvragen. U wordt vriendelijk verzocht de (sub)vragen afzonderlijk te beantwoorden.
Vraag 1
In uw antwoord op vraag 1 stelt u dat aan de in artikel 8.74l, eerste lid gestelde eisen moet zijn voldaan om de aangevraagde omgevingsvergunning voor een omschreven flora- en fauna-activiteit te kunnen verlenen. Deze eisen zijn, kort gezegd:
a. er is geen andere bevredigende oplossing;
b. er is sprake van één van de in dat lid onder b genoemde rechtvaardigingsgronden (waaronder de openbare veiligheid);
c. de activiteit doet geen afbreuk aan het streven naar een gunstige staat van de populatie van de betrokken soort.
Uit uw antwoord op vraag 2 leiden de leden van de fractie af dat als het om een probleemwolf gaat, uit het voorgestelde artikel 8.74la Bkl volgt dat aan de hierboven onder a en b bedoelde eisen is voldaan als vergunning is aangevraagd voor het doden van de wolf.
Vraag 1a
Deelt u het oordeel van deze leden dat bij verlening van de vergunning dient te worden onderzocht of er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het doden van de probleemwolf?
Vraag 1b
Welke beoordelingsregel die in het ontwerp is vervat, heeft betrekking op de vraag of geen andere bevredigende oplossing dan het doden bestaat?
Vraag 1c
Als het mogelijk is om de probleemwolf te vangen en over te brengen naar een ander gebied (de activiteit waarop eerste lid, aanhef en onder b, van het voorgestelde artikel 8.74la betrekking heeft), laat het voorgestelde artikel 8.74la dan ruimte om toch vergunning voor het doden te verlenen als aan artikel 8.74l, eerste lid, aanhef en onder c, is voldaan? Zo ja, waarom? Zo nee, uit welk voorschrift volgt dat?
Vraag 2
Laat het voorgestelde artikel 8.74la ruimte om vergunning voor het doden van een probleemwolf te verlenen als aan artikel 8.74l, eerste lid, aanhef en onder c, is voldaan, als de betreffende probleemwolf inmiddels in een zodanige lichamelijke toestand blijkt te verkeren dat hij nog wel kan voortleven maar niet te verwachten valt dat hij mensen of dieren zal aanvallen?
Vraag 2a
Zo nee, uit welk voorschrift blijkt dat?
Vraag 2b
Zo ja, uit welk voorschrift blijkt dat? Hoe verdraagt dat laatste zich dan met de eis dat het doden «nodig» moet zijn als bedoeld in artikel 8.74l, eerste lid aanhef en onder b, van het Bkl?
Vraag 3
In het voorgestelde artikel 8.74ra Bkl komt de verplichting aan de orde tot «raadpleging van een door gedeputeerde staten aangewezen wolvendeskundige».
Vraag 3a
Welke deskundigheid dienen de functionarissen te hebben die beoordelen of in concreto sprake is van natuurlijk gedrag of over de vraag of het om «dezelfde» specifieke wolf ging, voordat een vergunning voor het doden van een wolf kan worden afgegeven?
Vraag 3b
Op welke wijze is uitgesloten dat degene die betrokken zal zijn bij het doden van de wolf als «wolvendeskundige», zoals bedoeld in die bepaling, zal kunnen worden aangewezen?
Vraag 4
Over welke rapporten of adviezen van een door u in uw antwoord op vraag 5 bedoeld deskundige, beschikt u waarin wordt onderschreven dat een wolf die ten minste twee keer in de stilte van de nacht in de bewoonde kom van een dorp op minder dan 30 meter van bewoonde huizen is waargenomen (en die dus valt onder het voorgestelde tweede lid, onder a, ten eerste, van het voorgestelde artikel 8.74la Bkl) geen natuurlijk gedrag vertoont en om die reden als een «probleemwolf» dient te worden aangemerkt als aversieve conditionering niet praktisch uitvoerbaar moet worden geoordeeld?
Vraag 5
In uw antwoord op vraag 7a geeft u aan dat de effectiviteit van wolfwerende rasters «sterk afhankelijk (is) van goed onderhoud».3
Vraag 5a
Als een wolf erin slaagt om vee aan te vallen achter een wolfwerend raster dat als gevolg van gebrekkig onderhoud niet effectief (meer) is, waarom is die wolf dan om die reden een «probleemwolf» als hij erin geslaagd is om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken zo’n aanval uit te voeren?
Vraag 5b
Kunt u de in uw antwoord op vraag 7b bedoelde resultaten van wetenschappelijk onderzoek delen, waaruit volgt dat een wolf die erin slaagt om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken een aanval uit te voeren op vee dat wordt beschermd door een wolfwerend raster, daarmee geen natuurlijk gedrag vertoont of om andere reden als een «probleemwolf» zou moeten worden aangemerkt?
Vraag 6
Welk (dringend) algemeen belang als bedoeld in artikel 8.74, eerste lid aanhef en onder b, van het Bkl, rechtvaardigt het doden van een wolf die erin geslaagd is om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken een aanval uit te voeren op vee dat wordt beschermd door een wolfwerend raster? Kunt u in uw beantwoording van de vraag betrekken in hoeverre de bescherming van eigendommen van veehouders tegen door wilde dieren veroorzaakte schade de behartiging van een algemeen belang betreft en niet het beschermen van privébelangen van ondernemers?
Vraag 7
In uw antwoord op vraag 10 geeft u aan dat voor het beschermen van wolven of het uitvoeren van wolvenmonitoring «afspraken (kunnen) worden gemaakt met grondeigenaren».4 Kunnen landgoedeigenaren die geen zin hebben om zulke afspraken te maken, op grond van de Omgevingswet gedwongen worden om mee te werken aan het beschermen van wolven of het uitvoeren van wolvenmonitoring?
Vraag 7a
Zo ja, op grond van welke voorschriften?
Vraag 7b
Zo nee, hoe kan de Nederlandse overheid haar verplichtingen op grond van de Habitatrichtlijn nakomen, als zij geen publiekrechtelijke middelen heeft om eigenaren van (grote) natuurgebieden waar wolven en andere beschermde diersoorten leven aan de bescherming te laten meewerken?
Vraag 8
Op vraag 11 over de verhouding van de gewijzigde Nederlandse definitie van probleemwolven tot de escalatieladder, zoals die is vastgesteld door wetenschappers die samenwerken in het Large Carnivore Initiative, is geen antwoord gegeven, omdat niet is aangegeven op welke wijze en waarom is afgeweken van bestaande definities en escalatieladders. Graag ontvangen de leden alsnog een reactie.
Vraag 9
In uw antwoord op vraag 11 stelt u dat «de wolf zich in Nederland anders gedraagt en duidelijk minder mensenschuw is dan in andere landen».5
Vraag 9a
Uit welke wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat?
Vraag 9b
Blijkt uit die onderzoeken dat gedrag van mensen (zoals het benaderen van de wolf om foto’s te maken, het voeren van de wolf enzovoorts) de oorzaak kan zijn dat een wolf minder mensenschuw wordt? Zo ja, welke maatregelen heeft Nederland genomen om zulk gedrag tegen te gaan?
Vraag 10
In uw antwoord op vraag 1 geeft u aan dat geen vergunning voor het doden of vangen van een wolf (een flora- en fauna-activiteit) mag worden gegeven indien niet voldaan is aan de eis vervat in het eerste lid, aanhef en onder c, van artikel 8.74l van het Bkl luidende dat: «de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan».
Vraag 10a
Klopt het dat het voorgestelde artikel 8.74la van het Bkl geen beoordelingsregels geeft die op die eis betrekking hebben? Zo nee, welke beoordelingsregels worden dan gegeven?
Vraag 10b
Zo ja, deelt u dan het oordeel van deze leden dat een wolf, ook als deze voldoet aan de omschrijving van probleemwolf, niet zal mogen worden gedood als dat doden afbreuk doet aan het streven de populatie van de wolf in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan?
Vraag 11
Deelt u het oordeel van deze leden dat de eis vervat in het eerste lid, aanhef en onder c, van artikel 8.74l («de gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan») impliceert dat het doden van een «probleemwolf» pas zal mogen worden toegestaan als zich in Nederland een gunstige staat van instandhouding van de wolf voordoet?
Vraag 12
Deelt u het oordeel van de Afdeling advisering van de Raad van State dat nu er (nog) geen onderzoeksrapport is over de staat van instandhouding van de wolf in Nederland, als uitgangpunt geldt (in verband met het «voorzorgsbeginsel») dat een ongunstige staat van instandhouding moet worden verondersteld.6 Zo nee, op grond van welke overwegingen komt u tot dat oordeel?
Vraag 13
Uit de toelichting blijkt dat de vergunning om een probleemwolf te doden niet «per geval» hoeft te worden verleend maar voor een langere periode. Kennelijk wordt gedacht aan een vergunning om «probleemwolven» te doden die wordt verleend aan een jager met een specifieke kennis en vaardigheid met betrekking tot wolven.
Vraag 13a
Laat het ontwerp daartoe ruimte? Zo ja, hoe kunnen gedeputeerde staten, aangenomen dat voor een periode van enkele maanden vergunning wordt verleend, bij de verlening van de vergunning beoordelen hoe aan het einde van de periode de situatie betreffende de instandhouding van de soort zal zijn?
Vraag 13b
Vrijwel alle in het tweede lid van het voorgestelde artikel 8.74la, tweede lid omschreven situaties betreffen het gedrag van een specifieke wolf. De enige uitzondering is die van de situatie onder c. Zien de leden dit juist?
Vraag 14
De situatie als omschreven in artikel 8.74la, tweede lid, onder c, stelt: «de wolf reageert agressief op mensen, ook zonder te zijn verstoord of uitgedaagd».
Vraag 14a
Als een wolf achter een renner of fietser aan holt, is dat dan een agressieve reactie zoals in die bepaling bedoeld?
Vraag 14b
Hoe wordt bepaald of een agressieve reactie op mensen is uitgelokt door gedrag van mensen, of dat het een gevolg is van «verstoring»?
Vraag 14c
Als mensen gaan wandelen met een loslopende hond of gaan joggen in een gebied waarvoor de waarschuwing geldt dat daar een wolf is gesignaleerd, valt dan een gedrag van een wolf die op de persoon of de hond afkomt, onder de situatie als omschreven in artikel 8.74la, tweede lid, onder c?
Vraag 14d
Mag een jager die een vergunning heeft om een «probleemwolf» te doden die geldt voor een langere periode, uit eigen beweging een wolf doodschieten als hij constateert dat de wolf achter een renner of fietser aanholt, of op de begeleider van een loslopende hond afkomt?
Vraag 15
In uw antwoord op vraag 6 geeft u aan dat de deskundige dient te bepalen «welke wolf hier aanwezig is».7 Hoe gaat het praktisch als een jager een vergunning heeft om een specifieke wolf dood te schieten en hij moet beoordelen of de wolf die hij ziet, de wolf betreft waarop de vergunning betrekking heeft. Op grond van het voorgestelde artikel 8.74ra moet zijn verzekerd dat «het doden alleen gebeurt na raadpleging van een wolvendeskundige».
De leden van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, G.J. Oplaat
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 november 2025
Hierbij stuur ik de Eerste Kamer de antwoorden op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden van de fractie van de PvdD over het ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit activiteiten leefomgeving en van het Besluit kwaliteit leefomgeving (bescherming wolf en goudjakhals) op 7 oktober 2025 onder nummer 178377.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
Vraag 1
In uw antwoord op vraag 1 stelt u dat aan de in artikel 8.74l, eerste lid gestelde eisen moet zijn voldaan om de aangevraagde omgevingsvergunning voor een omschreven flora- en fauna-activiteit te kunnen verlenen. Deze eisen zijn, kort gezegd:
a. er is geen andere bevredigende oplossing;
b. er is sprake van één van de in dat lid onder b genoemde rechtvaardigingsgronden (waaronder de openbare veiligheid);
c. de activiteit doet geen afbreuk aan het streven naar een gunstige staat van de populatie van de betrokken soort.
Uit uw antwoord op vraag 2 leiden de leden van de fractie af dat als het om een probleemwolf gaat, uit het voorgestelde artikel 8.74la Bkl volgt dat aan de hierboven onder a en b bedoelde eisen is voldaan als vergunning is aangevraagd voor het doden van de wolf.
Vraag 1a
Deelt u het oordeel van deze leden dat bij verlening van de vergunning dient te worden onderzocht of er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het doden van de probleemwolf?
Antwoord
Als gedeputeerde staten – na raadpleging van een onafhankelijk deskundige – vaststellen dat er sprake is van een «probleemwolf», zal overeenkomstig het nieuwe artikel 8.74la van het Besluit kwaliteit leefomgeving (hierna: Bkl) als voorzien in het voorgehangen ontwerpbesluit als uitgangspunt gelden dat twee van de drie voorwaarden voor vergunningverlening uit artikel 8.74k Bkl geacht worden te zijn vervuld, namelijk het ontbreken van een andere bevredigende oplossing en het bestaan van een rechtvaardigingsgrond (artikel 8.74la, eerste lid). In de definitie van probleemwolf ligt besloten dat er reeds is gepoogd om met minder ingrijpende maatregelen het beoogde doel te bereiken, maar dat dat doel daarmee niet kon worden bereikt: zo heeft aversieve conditionering van de wolf na het zich voordoen van een probleemsituatie geen resultaat gehad of was dit in de praktijk niet uitvoerbaar. Als een wolf zich niet laat afschrikken en geen angst meer voor mensen heeft, vormt hij daarmee een reëel veiligheidsrisico.
Er is ruimte voor gedeputeerde staten om een nadere afweging te maken in concrete situaties, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Vraag 1b
Welke beoordelingsregel die in het ontwerp is vervat, heeft betrekking op de vraag of geen andere bevredigende oplossing dan het doden bestaat?
Antwoord
Uit het nieuwe artikel 8.74la, tweede lid, aanhef en onder a, Bkl als voorzien in het voorgehangen ontwerpbesluit, volgt dat een wolf als probleemwolf kan worden aangemerkt, als zich een probleemsituatie heeft voorgedaan en pogingen tot aversieve conditionering van de wolf geen resultaat hebben gehad of aversieve conditionering praktisch niet uitvoerbaar is gebleken dan wel als de wolf agressief is geweest tegen mensen of gehouden, goed beschermde dieren. Met «aversieve conditionering» worden alle alternatieve middelen en maatregelen die minder ingrijpend zijn dan vangen of doden bedoeld.
Er is ruimte voor gedeputeerde staten om een nadere afweging te maken in concrete situaties, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Vraag 1c
Als het mogelijk is om de probleemwolf te vangen en over te brengen naar een ander gebied (de activiteit waarop eerste lid, aanhef en onder b, van het voorgestelde artikel 8.74la betrekking heeft), laat het voorgestelde artikel 8.74la dan ruimte om toch vergunning voor het doden te verlenen als aan artikel 8.74l, eerste lid, aanhef en onder c, is voldaan? Zo ja, waarom? Zo nee, uit welk voorschrift volgt dat?
Antwoord
Artikel 8.74l, eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, Bkl houdt in dat een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit kan worden verleend als er geen andere bevredigende oplossing bestaat, de activiteit nodig is met het oog op een in de wet neergelegd belang en de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populatie van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan. Artikel 8.74la Bkl als voorzien in het voorgehangen ontwerpbesluit bevat voor de toepassing van artikel 8.74l specifieke beoordelingsregels, die als uitgangspunt het doden mogelijk maken als sprake is van een probleemwolf en las het streven naar een gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt.
Zoals in het voorgaande is aangegeven, is er ruimte voor gedeputeerde staten om een nadere afweging te maken in concrete situaties, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Vraag 2
Laat het voorgestelde artikel 8.74la ruimte om vergunning voor het doden van een probleemwolf te verlenen als aan artikel 8.74l, eerste lid, aanhef en onder c, is voldaan, als de betreffende probleemwolf inmiddels in een zodanige lichamelijke toestand blijkt te verkeren dat hij nog wel kan voortleven maar niet te verwachten valt dat hij mensen of dieren zal aanvallen?
Vraag 2a
Zo nee, uit welk voorschrift blijkt dat?
Vraag 2b
Zo ja, uit welk voorschrift blijkt dat? Hoe verdraagt dat laatste zich dan met de eis dat het doden «nodig» moet zijn als bedoeld in artikel 8.74l, eerste lid aanhef en onder b, van het Bkl?
Antwoord
Zoals hierboven is aangegeven, is er ruimte voor gedeputeerde staten om een nadere afweging te maken in concrete situaties, afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Vraag 3
In het voorgestelde artikel 8.74ra Bkl komt de verplichting aan de orde tot «raadpleging van een door gedeputeerde staten aangewezen wolvendeskundige».
Vraag 3a
Welke deskundigheid dienen de functionarissen te hebben die beoordelen of in concreto sprake is van natuurlijk gedrag of over de vraag of het om «dezelfde» specifieke wolf ging, voordat een vergunning voor het doden van een wolf kan worden afgegeven?
Antwoord
Een deskundigenteam is samengesteld vanuit diverse relevante disciplines, waarbij kennis en ervaring vanuit de praktijk verzekerd zijn. Ecologische, agrarische, sociologische, juridische en economische deskundigheid zijn bij voorkeur vertegenwoordigd voor advisering bij incidenten, alsook deskundigheid over het gedrag van wolven en over veiligheid.
Vraag 3b
Op welke wijze is uitgesloten dat degene die betrokken zal zijn bij het doden van de wolf als «wolvendeskundige», zoals bedoeld in die bepaling, zal kunnen worden aangewezen?
Antwoord
De deskundige wordt aangewezen door het bevoegd gezag, in dit geval gedeputeerde staten. In de herziene tekst van de bepaling van artikel 8.74ra Bkl zal, mede naar aanleiding van het advies van de Afdeling, worden geëxpliciteerd dat het hier gaat om een onafhankelijke wolvendeskundige. Op deze wijze zal de onafhankelijkheid van de deskundige worden geborgd.
Vraag 4
Over welke rapporten of adviezen van een door u in uw antwoord op vraag 5 bedoeld deskundige, beschikt u waarin wordt onderschreven dat een wolf die ten minste twee keer in de stilte van de nacht in de bewoonde kom van een dorp op minder dan 30 meter van bewoonde huizen is waargenomen (en die dus valt onder het voorgestelde tweede lid, onder a, ten eerste, van het voorgestelde artikel 8.74la Bkl) geen natuurlijk gedrag vertoont en om die reden als een «probleemwolf» dient te worden aangemerkt als aversieve conditionering niet praktisch uitvoerbaar moet worden geoordeeld?
Antwoord
In de gevallen dat er sprake is van een probleemwolf betreft het niet alleen het gedrag van het betreffende dier, maar is tevens gebleken dat vervolgens ook aversieve conditionering niet werkt. Een wolf die niet bang is voor mensen vormt een probleem. Informatie hierover is onder meer te vinden in de rapporten «How to deal with bold wolves» en «Bold wolf behaviour: definitions and analysis of reported past cases across Europe».8 Dat een wolf die meermaals bij dezelfde huizen wordt waargenomen een probleemsituatie vormt, is een algemeen gerechtvaardigd uitgangspunt. Maar de wolf wordt dus pas een probleemwolf als aversieve conditionering niet werkt.
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven, zal de beoordeling of daadwerkelijk sprake is van een probleemwolf gebaseerd moeten zijn op een gedegen analyse door deskundigen van de situatie. Gedeputeerde staten zullen immers in hun besluit op de aanvraag van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit goed moeten kunnen motiveren dat sprake is van een probleemwolf in de zin van artikel 8.74la Bkl. Bij deze beoordeling zal worden gekeken of wordt voldaan aan de criteria voor een probleemwolf. De deskundigen kunnen naar eigen inzicht gebruik maken van de benodigde rapporten en adviezen.
Vraag 5
In uw antwoord op vraag 7a geeft u aan dat de effectiviteit van wolfwerende rasters «sterk afhankelijk (is) van goed onderhoud» (Kamerstukken I 2024/25, 33 118, GN, p. 7).
Vraag 5a
Als een wolf erin slaagt om vee aan te vallen achter een wolfwerend raster dat als gevolg van gebrekkig onderhoud niet effectief (meer) is, waarom is die wolf dan om die reden een «probleemwolf» als hij erin geslaagd is om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken zo’n aanval uit te voeren?
Antwoord
Het is aan de deskundigen om te oordelen of in een specifiek geval sprake is van een probleemwolf. De functionaliteit van de afrastering zal hierbij meegewogen worden. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Vraag 5b
Kunt u de in uw antwoord op vraag 7b bedoelde resultaten van wetenschappelijk onderzoek delen, waaruit volgt dat een wolf die erin slaagt om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken een aanval uit te voeren op vee dat wordt beschermd door een wolfwerend raster, daarmee geen natuurlijk gedrag vertoont of om andere reden als een «probleemwolf» zou moeten worden aangemerkt?
Antwoord
De informatie waar in mijn eerdere beantwoording naar wordt verwezen, betreft geen informatie die wetenschappelijk de definities vastlegt, maar informatie die de gekozen definities onderbouwt met onder andere ervaringen uit de praktijk. Deze informatie is te vinden op de website van BIJ12.9 Dit wordt ook toegepast in andere EU lidstaten.
Vraag 6
Welk (dringend) algemeen belang als bedoeld in artikel 8.74, eerste lid aanhef en onder b, van het Bkl, rechtvaardigt het doden van een wolf die erin geslaagd is om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken een aanval uit te voeren op vee dat wordt beschermd door een wolfwerend raster? Kunt u in uw beantwoording van de vraag betrekken in hoeverre de bescherming van eigendommen van veehouders tegen door wilde dieren veroorzaakte schade de behartiging van een algemeen belang betreft en niet het beschermen van privébelangen van ondernemers?
Antwoord
De wolf die erin geslaagd is om in een gemeente of in een aangrenzende gemeente binnen twee weken een aanval uit te voeren op vee dat goed wordt beschermd door een wolfwerend raster, wordt aangemerkt als probleemwolf omdat in deze situatie primair de veiligheid van mensen in het geding is. De schade aan het vee is hier niet het voornaamste belang. Het gegeven dat de wolf in de buurt komt van mensen en hun erf en daar ook agressief gedrag vertoont, raakt de openbare veiligheid en de veiligheid van mensen. Voor mij is het verzekeren van deze veiligheid een zeer zwaarwegend maatschappelijk belang.
Vraag 7
In uw antwoord op vraag 10 geeft u aan dat voor het beschermen van wolven of het uitvoeren van wolvenmonitoring «afspraken (kunnen) worden gemaakt met grondeigenaren» (Kamerstukken I 2024/25, 33 118, GN, p. 8). Kunnen landgoedeigenaren die geen zin hebben om zulke afspraken te maken, op grond van de Omgevingswet gedwongen worden om mee te werken aan het beschermen van wolven of het uitvoeren van wolvenmonitoring?
Vraag 7a
Zo ja, op grond van welke voorschriften
Vraag 7b
Zo nee, hoe kan de Nederlandse overheid haar verplichtingen op grond van de Habitatrichtlijn nakomen, als zij geen publiekrechtelijke middelen heeft om eigenaren van (grote) natuurgebieden waar wolven en andere beschermde diersoorten leven aan de bescherming te laten meewerken?
Antwoord
Gedeputeerde staten van de provincies zijn het bevoegd gezag met betrekking tot de bescherming van wolven. Het is derhalve aan provincies om afspraken te maken met landgoedeigenaren over hun rol en betrokkenheid bij het beschermen van wolven. Verder voorziet de vergunningplicht als uitgewerkt in artikel 11.54 van Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) en de specifieke zorgplicht van artikel 11.27 Bal in algemene beschermingsverplichtingen die voor eenieder gelden, ook voor landgoedeigenaren. Indien nodig kunnen daarover door provincies ook maatwerkregels of maatwerkvoorschriften worden gesteld op grond van artikel 11.29 en 11.31 Bal. Deze bepalingen betreffen een passieve bescherming en bieden geen grondslag om ten algemene ook actieve beschermingsmaatregelen van particulieren te vorderen: het gaat om het zich onthouden van schadelijke handelingen en het in voorkomend geval treffen van mitigerende maatregelen als eigen handelen onverhoopt wel schade veroorzaakt.
Wel kunnen op grond van artikel 20.6, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, bij omgevingsverordening regels worden gesteld waarbij natuurlijke personen die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf in het kader daarvan gegevens bij te houden, te verzamelen of te berekenen.
Vraag 8
Op vraag 11 over de verhouding van de gewijzigde Nederlandse definitie van probleemwolven tot de escalatieladder, zoals die is vastgesteld door wetenschappers die samenwerken in het Large Carnivore Initiative, is geen antwoord gegeven, omdat niet is aangegeven op welke wijze en waarom is afgeweken van bestaande definities en escalatieladders. Graag ontvangen de leden alsnog een reactie.
Antwoord
Zoals ik in mijn eerdere beantwoording heb aangegeven, is bij de totstandkoming van de definities rekening gehouden met het feit dat de wolf zich in Nederland anders gedraagt en duidelijk minder mensenschuw is dan in andere landen. Dit vraagt in een dichtbevolkt land als Nederland daarom om maatwerk.
Vraag 9
In uw antwoord op vraag 11 stelt u dat «de wolf zich in Nederland anders gedraagt en duidelijk minder mensenschuw is dan in andere landen» (Kamerstukken I 2024/25, 33 118, GN, p. 8).
Vraag 9a
Uit welke wetenschappelijke onderzoeken blijkt dat?
Antwoord
Er is geen wetenschappelijk onderzoek gedaan naar het gedrag van wolven in een dichtbevolkt land als Nederland. Uit praktijkervaringen bevestigd door praktijkdeskundigen blijkt echter dat wolven zich hier dichter bij mensen en hun bezittingen begeven dan het geval is in andere landen met meer ruimte.
Vraag 9b
Blijkt uit die onderzoeken dat gedrag van mensen (zoals het benaderen van de wolf om foto’s te maken, het voeren van de wolf enzovoorts) de oorzaak kan zijn dat een wolf minder mensenschuw wordt? Zo ja, welke maatregelen heeft Nederland genomen om zulk gedrag tegen te gaan?
Antwoord
Het gedrag van mensen kan invloed hebben op de schuwheid van wolven. Daarom roept de overheid altijd op om niet actief contact op te zoeken met wolven bijvoorbeeld door ze te voeren.
Vraag 10
In uw antwoord op vraag 1 geeft u aan dat geen vergunning voor het doden of vangen van een wolf (een flora- en fauna-activiteit) mag worden gegeven indien niet voldaan is aan de eis vervat in het eerste lid, aanhef en onder c, van artikel 8.74l van het Bkl luidende dat: «de activiteit geen afbreuk doet aan het streven de populaties van de betrokken soort in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan».
Vraag 10a
Klopt het dat het voorgestelde artikel 8.74la van het Bkl geen beoordelingsregels geeft die op die eis betrekking hebben? Zo nee, welke beoordelingsregels worden dan gegeven?
Antwoord
Dit klopt.
Vraag 10b
Zo ja, deelt u dan het oordeel van deze leden dat een wolf, ook als deze voldoet aan de omschrijving van probleemwolf, niet zal mogen worden gedood als dat doden afbreuk doet aan het streven de populatie van de wolf in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan?
Antwoord
Dat oordeel deel ik. De invloed die de ingreep heeft op het streven de populatie van de wolf in zijn natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan, zal te allen tijde mee worden genomen bij de beoordeling van de aanvraag tot vergunningverlening, naast de vraag of er geen minder ingrijpende alternatieve maatregelen zijn en of de ingreep een in de wet neergelegd belang dient. De uiteindelijke afweging voor de gevolgen voor de gunstige staat van instandhouding zal van situatie tot situatie beoordeeld moeten worden en is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval.
Vraag 11
Deelt u het oordeel van deze leden dat de eis vervat in het eerste lid, aanhef en onder c, van artikel 8.74l («de gunstige staat van instandhouding te laten voortbestaan») impliceert dat het doden van een «probleemwolf» pas zal mogen worden toegestaan als zich in Nederland een gunstige staat van instandhouding van de wolf voordoet?
Antwoord
Nee, zie het antwoord op vraag 10b.
Vraag 12
Deelt u het oordeel van de Afdeling advisering van de Raad van State dat nu er (nog) geen onderzoeksrapport is over de staat van instandhouding van de wolf in Nederland, als uitgangpunt geldt (in verband met het «voorzorgsbeginsel») dat een ongunstige staat van instandhouding moet worden verondersteld (Kamerstukken I 2024/25, 33 118, GS). Zo nee, op grond van welke overwegingen komt u tot dat oordeel?
Antwoord
Dit oordeel deel ik. In de zesjaarlijkse rapportage over de staat van instandhouding van alle soorten van de Habitatrichtlijn is in juli voor wolven in Nederland aangegeven dat de staat van instandhouding onbekend is. Onlangs heeft Wageningen Environmental Research het rapport gepubliceerd over de SvI van wolven in Nederland.10 Momenteel vindt een second opinion plaats die rekening houdt met de specifieke Nederlandse situatie als klein en dichtbevolkt land.
Vraag 13
Uit de toelichting blijkt dat de vergunning om een probleemwolf te doden niet «per geval» hoeft te worden verleend maar voor een langere periode. Kennelijk wordt gedacht aan een vergunning om «probleemwolven» te doden die wordt verleend aan een jager met een specifieke kennis en vaardigheid met betrekking tot wolven.
Vraag 13a
Laat het ontwerp daartoe ruimte? Zo ja, hoe kunnen gedeputeerde staten, aangenomen dat voor een periode van enkele maanden vergunning wordt verleend, bij de verlening van de vergunning beoordelen hoe aan het einde van de periode de situatie betreffende de instandhouding van de soort zal zijn?
Antwoord
Overeenkomstig het advies van de Afdeling ben ik voornemens de mogelijkheid voor het verlenen van een koepelvergunning uit het ontwerpbesluit te schrappen, zodat te allen tijde, bij elk individueel geval, gedeputeerde staten – op basis van adviezen van deskundigen – zelf de afweging zullen maken of sprake is van een situatie waarin het doden of tijdelijk vangen van een wolf aangewezen is. Vergunningverlening blijft daarmee – net als nu – alleen voor individuele gevallen mogelijk.
Vraag 13b
Vrijwel alle in het tweede lid van het voorgestelde artikel 8.74la, tweede lid omschreven situaties betreffen het gedrag van een specifieke wolf. De enige uitzondering is die van de situatie onder c. Zien de leden dit juist?
Antwoord
In het voorgestelde artikel 8.74la, tweede lid omschreven situaties, wordt eenzelfde formulering gebruikt, die begint met «de wolf ...». Hiermee wordt iedere keer de specifieke wolf bedoeld die dit gedrag vertoont en daarmee een probleemsituatie veroorzaakt of als «probleemwolf» moet worden aangemerkt.
Vraag 14
De situatie als omschreven in artikel 8.74la, tweede lid, onder c, stelt: «de wolf reageert agressief op mensen, ook zonder te zijn verstoord of uitgedaagd».
Vraag 14a
Als een wolf achter een renner of fietser aan holt, is dat dan een agressieve reactie zoals in die bepaling bedoeld?
Antwoord
Het is aan de door het bevoegd gezag betrokken deskundigen om in elke individuele situatie te beoordelen of er aan de definities van probleemsituatie en probleemwolf is voldaan.
Vraag 14b
Hoe wordt bepaald of een agressieve reactie op mensen is uitgelokt door gedrag van mensen, of dat het een gevolg is van «verstoring»?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 14a.
Vraag 14c
Als mensen gaan wandelen met een loslopende hond of gaan joggen in een gebied waarvoor de waarschuwing geldt dat daar een wolf is gesignaleerd, valt dan een gedrag van een wolf die op de persoon of de hond afkomt, onder de situatie als omschreven in artikel 8.74la, tweede lid, onder c?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 14a.
Vraag 14d
Mag een jager die een vergunning heeft om een «probleemwolf» te doden die geldt voor een langere periode, uit eigen beweging een wolf doodschieten als hij constateert dat de wolf achter een renner of fietser aanholt, of op de begeleider van een loslopende hond afkomt?
Antwoord
Zie de antwoorden op vraag 13a en 14a.
Vraag 15
In uw antwoord op vraag 6 geeft u aan dat de deskundige dient te bepalen «welke wolf hier aanwezig is» (Kamerstukken I 2024/25, 33 118, GN, p. 7). Hoe gaat het praktisch als een jager een vergunning heeft om een specifieke wolf dood te schieten en hij moet beoordelen of de wolf die hij ziet, de wolf betreft waarop de vergunning betrekking heeft. Op grond van het voorgestelde artikel 8.74ra moet zijn verzekerd dat «het doden alleen gebeurt na raadpleging van een wolvendeskundige».
Antwoord
Het is aan het bevoegd gezag om, na raadpleging van de deskundigen, bij de vergunningverlening vast te leggen op welke wijze de betreffende wolf individueel geïdentificeerd moet worden.
Samenstelling:
Jaspers (BBB), Van Knapen (BBB), Oplaat (BBB) (voorzitter), Kluit (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Fiers (GroenLinks-PvdA), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Van Gurp (GroenLinks-PvdA) (ondervoorzitter), Straus (VVD), Van de Linden (VVD), Rietkerk (CDA), Prins (CDA), Aerdts (D66), Van Meenen (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Baumgarten (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (ChristenUnie), Kemperman (FVD), De Vries (SGP), Perin-Gopie (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL), Van de Sanden (Fractie-Van de Sanden), Walenkamp (Fractie-Walenkamp), Visseren-Hamakers (Fractie-Visseren-Hamakers)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33118-GX.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.