33 118 Omgevingsrecht

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2013

Met het motto «ruimte voor ontwikkeling, waarborgen voor kwaliteit» heeft het Kabinet zich aan het begin van de kabinetsperiode een ambitieus doel gesteld: een herziening van het hele stelsel van het omgevingsrecht. Met deze herziening wil het Kabinet het stelsel van het omgevingsrecht eenvoudiger en beter maken, voor bedrijven, burgers en overheden. De afgelopen twee jaar hebben de bewindspersonen van Economische Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Wonen en Rijksdienst, Veiligheid en Justitie, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Defensie en Infrastructuur en Milieu, onder leiding van de Minister President, zich met enthousiasme en energie ingezet voor deze grote operatie. In het afgelopen jaar hebben wij daarin gezamenlijk flinke stappen gezet.

De stelselherziening is meer dan een wetswijziging. Het Kabinet beoogt naast een vereenvoudiging en verbetering van de regelgeving, ook een cultuurverandering in de benaderingswijze van projecten in de fysieke leefomgeving ruimte te geven. Minder regels, meer eigen verantwoordelijkheid voor burgers en bedrijven. Meer ruimte voor initiatieven en innovatie door degenen die daar het beste in zijn: degenen die in het fysieke domein zelf aan het werk zijn. Dit past bij de trend van een kaderstellende overheid die maatschappelijk gewenste activiteiten van burgers en bedrijven faciliteert.

Tegelijkertijd zijn juist dan waarborgen voor de kwaliteit van de leefomgeving van belang. Het Kabinet wil een goed evenwicht tussen ruimte voor ontwikkelingen enerzijds, en waarborgen voor de kwaliteit van de leefomgeving anderzijds bereiken. Dat doet zij via drie sporen: en het maken van nieuwe wet- en regelgeving via de Omgevingswet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving, het versneld vernieuwen van regelgeving op punten waar dat kan via de verschillende tranches van de Crisis- en herstelwet, en het beter benutten van de mogelijkheden die de huidige regelgeving biedt via het traject Nu al Eenvoudig Beter. Met deze brief informeer ik u, mede namens mijn collega bewindspersonen, met veel plezier over de voortgang die sinds mijn laatste brief aan uw Kamer in december 20121 op het terrein van de stelselherziening is geboekt.

Voortgang voorstel voor Omgevingswet

In de zomer is een belangrijke formele stap in het wetsproces gezet. Het wetsvoorstel Omgevingswet is aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Na het uitbrengen van het advies van de Raad van State over het wetsvoorstel en het verwerken hiervan, zal het wetsvoorstel aan uw Kamer worden aangeboden. Deze brief geeft daarmee context aan de behandeling van het wetsvoorstel in uw Kamer.

Gezien de brede doelstelling en de brede doorwerking van de stelselherziening hechten mijn collega’s en ik veel waarde aan de uitvoerbaarheid van de nieuwe regels. Om die reden vindt er gedurende de hele stelselherziening een brede consultatie plaats van bedrijven en mede-overheden, maar ook van burgers. De formeel toetsende instanties hebben hun adviezen kunnen leveren over de concept-wet. Daarnaast heb ik meermaals in veel breder verband om adviezen gevraagd. De langs deze weg verkregen reacties zijn verwerkt in het wetsvoorstel dat aan de Raad van State is aangeboden voor advies.

De Raden voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI)2 en daartoe ingestelde adviesgroepen3 hebben adviezen uitgebracht. Over de eerdere kabinetsnotitie stelselwijziging omgevingsrecht, waarin de hoofdlijnen van het nieuwe stelsel zijn beschreven, heeft een internetconsultatie plaatsgevonden. De ontvangen 113 zienswijzen uit de internetconsultatie4 zijn gebruikt bij het verder ontwikkelen en toelichten van het wetsvoorstel. Ook is in deze fase bestuurlijk overlegd met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Unie van Waterschappen (UvW). Los van deze formele stappen zijn via diverse overlegvormen gebruikers van het omgevingsrecht en maatschappelijke organisaties geconsulteerd. Ter voorbereiding op het wetsvoorstel is op een aantal punten advies gevraagd aan wetenschappers. In zogenoemde «botsproeven» zijn onderdelen van het stelsel getest in spelsituaties.

In maart 2013 is de toetsversie van het wetsvoorstel Omgevingswet opgeleverd. Deze is besproken met veel partijen. De toetsende instanties Actal, Raad voor de Rechtspraak, het Planbureau voor de leefomgeving, de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de Commissie van Advies inzake Waterstaatswetgeving hebben hun advies gegeven. Conform de code interbestuurlijke verhoudingen hebben de bestuurlijke koepels gereageerd. Ook de vijf adviescommissies die speciaal voor de stelselherziening zijn ingesteld, hebben meegedacht en geadviseerd. Daarnaast is er met regelmaat overleg geweest met tal van andere partijen zoals natuur- en milieuorganisaties en VNO-NCW. In totaal hebben 47 partijen een schriftelijke reactie gegeven op de toetsversie.

Het beeld dat uit de reacties naar voren komt is overwegend positief, met name als het gaat om de leesbaarheid en de eenvoud van het stelsel. De instrumenten worden beoordeeld als inzichtelijk en overzichtelijk in aantal. Er is veel waardering voor het feit dat de ingewikkelde opgave in relatief korte tijd tot dit resultaat heeft geleid. De positieve grondhouding laat onverlet dat er veel suggesties zijn gedaan. Deze zijn beoordeeld ter verwerking in het wetsvoorstel zoals dat is aangeboden aan de Raad van State.

De bestuurlijke koepels zijn intensief betrokken bij de stelselherziening. De veranderingen hebben immers grote gevolgen voor provincies, gemeenten en waterschappen. Ik heb over belangrijke complexe onderwerpen uit de consultaties afspraken gemaakt met de koepels, wat heeft geleid tot drie afsprakenkaders. Deze zijn als bijlage bij deze brief gevoegd.

In de afsprakenkaders is opgenomen dat de bestaande bestuurlijke verhoudingen het uitgangspunt zijn in de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in het omgevingsrecht. De huidige bevoegdheidsverdeling op het terrein van water wordt in stand gehouden. Met het IPO en de VNG is overeengekomen dat de provincie naast een proactieve bevoegdheid ook een reactieve interventiemogelijkheid heeft, die kenbaar moet zijn en terughoudend moet worden gebruikt.

Afgelopen voorjaar is op basis van de consultaties en reacties verder gewerkt aan het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel Omgevingswet is in de zomer voor advies bij de Afdeling advisering van de Raad van State aanhangig gemaakt. Nadat het advies is uitgebracht, wordt het nader rapport opgesteld en zal het wetsvoorstel aangeboden worden aan uw Kamer.

Uitvoeringsregelgeving

In het wetsvoorstel voor de Omgevingswet zijn diverse grondslagen opgenomen voor uitwerking van onderwerpen bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling. De uitvoeringsregelgeving bouwt voort op het fundament dat door de wet wordt gelegd. Beide samen, wet en uitvoeringsregelgeving, vormen een samenhangend geheel waarmee de ambitieuze procedurele en inhoudelijke doelstellingen behaald moeten gaan worden. Daar zullen de inspanningen van de komende jaren op gericht zijn. De Omgevingswet en de bijbehorende uitvoeringsregelgeving zullen gelijktijdig in werking treden. De voorbereiding van de uitvoeringsregelgeving is inmiddels ter hand genomen.

Al eerder heb ik aan uw Kamer geschreven5 dat complexe en versnipperde regelgeving en een onbalans tussen zekerheid en dynamiek ervaren worden als belangrijke knelpunten in het omgevingsrecht. Deze knelpunten doen zich niet alleen voor op wetsniveau, maar zeker ook op het niveau van de uitvoeringsregelgeving. Het huidige stelsel van het omgevingsrecht omvat zo’n 115 algemene maatregelen van bestuur met in totaal ongeveer 2.700 bepalingen en circa 120 ministeriële regelingen. Deze zijn vaak sectoraal van aard. Bundeling, harmonisatie en aanpassing is noodzakelijk om het stelsel eenvoudiger en beter te maken en een bijdrage te leveren aan het oplossen van de gesignaleerde knelpunten. De herziening van de uitvoeringsregelgeving is daarmee minstens zo belangrijk voor het behalen van de doelen van de stelselherziening als de wet zelf.

Uitgangspunten

Bij het opstellen van de uitvoeringsregelgeving worden dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij het opstellen van het wetsvoorstel. De volgende vier daarvan zijn in het bijzonder van toepassing op de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving:

  • Een betere aansluiting op Europese wet- en regelgeving: Het Europees recht geldt als vertrekpunt. Voor onderwerpen die door EU-richtlijnen worden bestreken, wordt niets anders of meer vastgelegd dan dat wat die richtlijnen voorschrijven, tenzij daarvoor na afweging van alle belangen aanleiding is.

  • Gelijkwaardige bescherming: Het is mijn uitgangspunt het beschermingsniveau van gezondheid, veiligheid en omgevingskwaliteit gelijkwaardig te houden.

  • Uitgaan van bestaande verantwoordelijkheidsverdeling: Er wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande interbestuurlijke verantwoordelijkheden, rekening houdend met gemaakte bestuurlijke afspraken.

  • Vertrouwen en vermindering van regeldruk als vertrekpunt: Onderling vertrouwen en vermindering van regeldruk is het vertrekpunt. Vertrouwen zowel in overheden als in marktpartijen dat zij hun verantwoordelijkheden nemen en waarmaken.

Inrichting nieuwe stelsel

Een belangrijk principe bij het inrichten van het nieuwe stelsel van uitvoeringsregelgeving onder de Omgevingswet is de doelgroepenbenadering. De nadruk hierbij ligt op het ondersteunen van de gebruikers. Regels die gericht zijn op een bepaalde doelgroep worden zoveel mogelijk bij elkaar gebracht. De doelgroepen die worden onderscheiden, zijn burgers/bedrijven en overheden / bestuursorganen.

Door een op verschillende doelgroepen gerichte indeling wordt de vindbaarheid van regels vergroot en is het eenvoudig te achterhalen welke regels op een bepaald vraagstuk van toepassing zijn.

Er wordt gedacht aan de volgende indeling:

  • Project AMvB Omgevingsbesluit: Dit besluit zal de algemene en procedurele bepalingen bevatten ter uitwerking van de verschillende instrumenten van de Omgevingswet. Deze bepalingen zijn voor elke doelgroep van belang. Daarnaast zal dit besluit de vergunningenplicht uitwerken, inclusief de aanwijzing van het bevoegd gezag, en de regels voor digitalisering en handhaving bevatten. Het besluit vervult hiermee een spilfunctie in het stelsel van uitvoeringsregels.

  • Project AMvB Kwaliteit van de leefomgeving: Deze groep regels richt zich op bestuursorganen die de instrumenten van de Omgevingswet toepassen. Hieronder vallen alle inhoudelijke normen en instructieregels voor bestuurlijk handelen.

  • Project AMvB Activiteiten in de leefomgeving: Deze groep regels is gericht op burgers en bedrijven (en overheden als initiatiefnemer). Het gaat hier om algemene rechtstreeks werkende regels die op rijksniveau worden gesteld aan activiteiten in de fysieke leefomgeving. Hieronder vallen bijvoorbeeld het huidige Activiteitenbesluit milieubeheer en het Bouwbesluit 2012.

In onderstaande figuur is de verhouding tussen de doelgroepen en de inhoud van de verschillende projecten schematisch weergegeven.

Regels worden per project in beginsel gebundeld in één algemene maatregel van bestuur, tenzij het omwille van de inzichtelijkheid, de voorspelbaarheid en het gebruiksgemak voor de doelgroep effectiever is om de regels te verdelen over meerdere algemene maatregelen van bestuur.

Planning en proces

Het opstellen van een nieuw stelsel van uitvoeringsregelgeving onder de Omgevingswet is een grote operatie die vraagt om een zorgvuldig proces.

Goede betrokkenheid van koepelorganisaties, adviescommissies en belangengroepen is onontbeerlijk voor de kwaliteit van de op te stellen regelgeving. Diverse organisaties hebben al verzocht om te worden betrokken bij het opstellen van de uitvoeringsregelgeving. Ik zal een goede vorm kiezen om van dit aanbod gebruik te maken.

De planning van de totstandkoming van de uitvoeringsregelgeving is vanzelfsprekend direct verweven met het proces dat het wetsvoorstel doorloopt. De voorbereidingen zullen het proces van de wet dus nauw volgen. Bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal ook de uitvoeringsregelgeving gereed moeten zijn.

Implementatie

Een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de stelselherziening is een goede implementatie. Een vroegtijdige start is noodzakelijk om te zorgen dat de invoering van de Omgevingswet geen vertraging oploopt. Het Kabinet is daarom, samen met provincies, gemeenten en waterschappen een verkenning naar de implementatie gestart. Deze is gericht op vier samenhangende onderdelen, te weten invoeringsbegeleiding, informatiepunt, digitale informatievoorziening omgevingsrecht en uitvoering vergunningverlening, toezicht en handhaving. De verkenning wordt opgezet volgens de «Sneller en Beter» methode, waarbij op basis van uitgebreide participatie van gebruikers getrechterde besluitvorming plaatsvindt. Mijn inzet is om in 2014 met mede overheden het implementatieprogramma vast te stellen en tevens afspraken te maken over verantwoordelijkheden, bekostiging en uitvoering ervan.

Invoeringsbegeleiding en informatiepunt

Het onderdeel invoeringsbegeleiding zal hulp bieden bij het gebruik en de toepassing van de Omgevingswet en de uitvoeringsregelgeving zodat gebruikers de inhoud kennen en er vooral mee kunnen werken. Hiervoor zullen verschillende producten ontwikkeld worden zoals trainingen, bijeenkomsten en informatiedragers.

Om de uitvoeringspraktijk te ondersteunen zal bezien worden hoe we informatiepunten stroomlijnen. Dit zal vier functionaliteiten omvatten: een helpdesk, website/kenniscentrum, meldpunt klachten en instrumentarium voor meerjarige monitoring.

Digitalisering

Digitalisering draagt als middel bij aan het vergroten van het gebruiksgemak en snellere en betere besluitvorming. Met de bestuurlijke partners worden verschillende ambitieniveaus voor de benodigde digitale ondersteuning verkend. Hierbij is de ambitie om informatie zoveel mogelijk op maat te maken door het gebruik van standaard geo-coördinaten. Waar mogelijk verloopt de communicatie met de overheid digitaal, in lijn met de «Visie Digitale Overheid 2017»6, van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Meer concreet is het doel ruimtelijke plannen en visies digitaal te ontsluiten.

Daarnaast is het doel het digitaal indienen van aanvragen van vergunningen en meldingen uit te breiden naar het gehele domein van de Omgevingswet en te verplichten voor bedrijven. Verdergaande digitale ambities worden zoveel als mogelijk losgekoppeld van inwerkingtreding. Dit is belangrijk voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Hiermee wordt vertraging zoveel mogelijk voorkomen.

Uitgangspunt is dat het huidige niveau van digitale ondersteuning overeind blijft en dat zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van beschikbare landelijke (e-overheid) voorzieningen.

Vanuit de informatiebehoefte van de praktijkgebruikers wordt door het RIVM nagegaan welke verbeteringen mogelijk zijn in de bestendigheid en de bruikbaarheid van gegevensbestanden. Voor alle sectorale thema’s binnen het wetsvoorstel (geluid, externe veiligheid, bodem, water, lucht, natuur, archeologie, etc.) bestaan databanken. Uit het verkennend onderzoek blijkt dat deze databanken qua beschikbaarheid (zijn de data vindbaar), bruikbaarheid (zijn ze geschikt voor besluitvorming) en bestendigheid (houden ze stand bij de rechter) op verschillend niveau zitten. Mijn inzet is om afspraken te maken over de gegevens die nodig zijn om de Omgevingswet uit te kunnen voeren en de benodigde kwaliteit hiervan.

Vergunningverlening, toezicht en handhaving

Een goede uitvoering van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) is een voorwaarde voor het goed functioneren van het omgevingsrecht en daarmee een belangrijk onderdeel van de implementatie. De samenvoeging van een groot aantal wetten en de daarmee gepaard gaande integratie leidt, naar mag worden aangenomen, tot een behoefte aan optimalisering van de uitvoering. In de verkenning wordt nagegaan waaraan de uitvoering van VTH moet voldoen als de Omgevingswet in werking treedt en de uitvoering VTH moet passen binnen en aansluiten op de met de Omgevingswet beoogde stelselherziening. De verkenning neemt de veranderingen in de uitvoering VTH in het kader van eerder ingezette ontwikkelingen en programma’s, zoals de vernieuwing van de bouwregelgeving, de implementatie van het Programma Uitvoering met Ambitie(PUmA), de RUD-vorming met de wettelijke verankering daarvan in het wetsvoorstel VTH, het actieplan Implementatie Natuurwetgeving en het kabinetsstandpunt Odfjell als vertrekpunt. De verkenning richt zich op de vraag naar de specifieke impact van de nieuwe Omgevingwet op de uitvoering van VTH, zowel in termen van veranderen eisen aan de uitvoering, als ook nieuwe kansen en mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van de uitvoering.

Nu al Eenvoudig Beter

Het Kabinet vindt het van groot belang om, als onderdeel van de stelselherziening, nu al te beginnen met de implementatie van een eenvoudig betere uitvoeringspraktijk. Daarom wordt, vooruitlopend op de invoering van de wet en regelgeving, ervaring opgedaan met het werken in de geest van de Omgevingswet. Dit vindt plaats onder de titel «Nu al Eenvoudig Beter».

«Nu al Eenvoudig Beter» stimuleert en inspireert overheden en andere gebruikersgroepen om anders te werken. Enerzijds omdat de huidige knelpunten in het omgevingsrecht niet alleen juridisch zijn maar ook deels samen hangen met kennis, kunde, houding en gedrag.

Anderzijds wordt de transitie naar het nieuwe stelsel vergemakkelijkt door vooruitlopend op de Omgevingswet stappen te zetten naar een eenvoudig betere uitvoeringspraktijk. Daarbij gaat het om onderwerpen als het faciliteren van ruimtelijke ontwikkeling (onder andere flexibel en/of globaal bestemmen), verbeteren van de kwaliteit van besluitvorming (onder andere de «sneller en beter»-aanpak) en versnellen en verbeteren van algemene regels en vergunningen.

Goede voorbeelden worden geïnventariseerd en gepresenteerd via websites7. Tevens vinden onder meer bestuurlijke gesprekken plaats en er wordt een trofee uitgereikt voor het meest inspirerende voorbeeld.

Een van die voorbeelden is de gemeentelijk omgevingsvisie in Ommen. Ommen heeft als een van de eerste gemeenten in Nederland een structuurvisie in de vorm van een omgevingsvisie vastgesteld, in nauwe samenspraak met belanghebbenden. Ommen vormt een voorbeeld, omdat in dit plan al het voor de leefomgeving relevante beleid is gebundeld. Ook economische en sociaal-maatschappelijke plannen krijgen een plaats in deze omgevingsvisie. Alle beleidsambities zijn onderling afgestemd en ook in de concretisering ervan naar het bestemmingsplan vindt integrale beleidsvorming plaats. Bovendien stelt de gemeente zich uitnodigend op naar burgers en bedrijven die iets willen, waarbij de gemeente van burgers en bedrijven verlangt dat zij zelf zorgen voor draagvlak in hun omgeving voor hun plan en dat het bijdraagt aan verbetering van de omgevingskwaliteit en leefbaarheid.

Een ander voorbeeld is het Hoogheemraadschap Rijnland, dat met de nieuwe Keurkwartet van de Unie van Waterschappen experimenteert. Het experiment is erop gericht om tot een nog grotere regeldrukvermindering te komen dan met de vernieuwde modellen voor algemene regels, beleidsregels, keur en legger van de waterschappen al bereikt wordt. Dit doet Rijnland door het introduceren van een algemene zorgplicht, waarbij handelingen zonder melding of vergunning mogen plaatsvinden, mits er voldoende zorg voor het watersysteem in acht is genomen. Een «ja-mits» benadering dus, in plaats van de traditionele «nee-tenzij» benadering. Burgers en bedrijven worden op weg geholpen door een lijst «erkende maatregelen» die altijd voorzien in de zorgplicht. Begin 2014 hoopt het Hoogheemraadschap de eerste Keur met zorgplicht in concept vast te stellen.

De ervaringen uit de Crisis- en herstelwet (Chw) bieden een belangrijke basis voor de stelselherziening en voor «nu al eenvoudiger beter». De Chw biedt de mogelijkheid om te experimenten met onderdelen van het wetsvoorstel Omgevingswet. Twee keer per jaar worden er projecten onder de werking van de Crisis- en herstelwet gebracht. Voor de zomer heb ik de zevende tranche aan u voorgelegd. Er wordt ondermeer voorgesteld om zeven gemeenten te laten experimenteren met een bredere reikwijdte van het bestemmingsplan. Hiermee krijgt het bestemmingsplan het karakter van het omgevingsplan, een van de instrumenten zoals zal worden voorgesteld in de Omgevingswet. Uiteraard volg ik de experimenten nauw en organiseren we bijeenkomsten over deze projecten om van elkaar te laten leren en om te inspireren. Lessen die bij deze experimenten naar voren komen, willen we betrekken bij de verdere vormgeving van de stelselherziening. In de komende tranches ga ik, in samenwerking met de VNG, door met experimenten met instrumenten uit het wetsvoorstel.

Ook los van deze experimenten is de belangstelling voor de Crisis- en herstelwet (Chw) groot en zijn de ervaringen positief, zo blijkt uit de jaarlijkse voortgangsrapportage die u deze zomer heeft ontvangen. Om die reden is in 2013 de – aanvankelijk tijdelijke – Chw met onbepaalde tijd verlengd en zijn enkele zogenoemde «quick wins» aan de wet toegevoegd. De verlengde Chw geldt tot deze opgaat in de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht.

Tot slot

Ik heb u in deze brief geïnformeerd over de voortgang van de stelselherziening van het omgevingsrecht. De komende jaren zullen er nog verschillende stappen in het wetgevingstraject worden gezet. Afhankelijk van de voortgang van de behandeling in zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer streef ik er naar, met het oog op inwerkingtreding in 2018, dat het wetsvoorstel in 2016 in het Staatsblad gepubliceerd wordt. Ondertussen worden naast de eerder genoemde uitvoeringsregelgeving ook de invoeringswet en het invoeringsbesluit voorbereid. Inwerkingtreding van de Omgevingswet zal plaatsvinden als de uitvoeringsregelgeving, de invoeringsregelgeving en de digitale voorzieningen gereed zijn.

Het streven van het Kabinet is om in 2015 de concept algemene maatregelen van bestuur gereed te hebben voor de formele toetsen en de consultatiefase.

Mijn collega’s en ik zullen ons ook in de komende jaren blijven inzetten voor een kwalitatief goed stelsel van omgevingsrecht, met eenvoudige en uitlegbare regels, met ruimte voor ontwikkeling en met waarborgen voor de kwaliteit.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus


X Noot
1

Kamerstuk 33 118, nr. 6

X Noot
2

Raden voor de leefomgeving en infrastructuur, briefadvies «Omgevingswet: kans voor kwaliteit», 2001/07, 4 november 2011.

X Noot
3

Er zijn vijf adviesgroepen in het leven geroepen, bestaande uit direct betrokkenen uit de wetenschap, het bedrijfsleven, natuur- en milieuorganisaties en het decentraal bestuur: Milieu, Energie en Duurzaamheid; Natuur en Landelijk gebied; Verkeer en Vervoer; Water; Wonen en Cultuur. Adviezen van deze adviesgroepen zijn aan de Kamer toegezonden als bijlagen bij Kamerstuk 33 118, nr. 1.

X Noot
4

Kamerstuk 33 118, nr. 4.

X Noot
5

Kamerstuk 33 118, nr. 1, bijlage 1.

X Noot
6

Kamerstuk 26 643, nr. 280.

Naar boven