Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 december 2020
Hierbij geef ik u mijn waardering bij de nader gewijzigde motie (Kamerstuk 33 118, nr. 167) van het lid Terpstra over de mogelijke consequenties van de gewijzigde cumulatieregels
voor geluid voor de woningbouw in de Randstad.
Hoewel ik niet het beeld deel dat bouwen met de nieuwe regels onmogelijk dreigt te
worden, kan ik het oordeel toch aan de Kamer laten omdat het verzoek past in de afspraken
die de Minister en Staatssecretaris van IenW en ik hebben gemaakt met de bestuurlijke
partners om deze problematiek rondom met name Schiphol, te onderzoeken. Daarbij interpreteer
ik het verzoek om zeker te stellen dat er geen kwantitatieve beperking is op de realisatie
op de woningbouwopgave, binnen de randvoorwaarde, dat ook een veilige, gezonde en
aantrekkelijke leefomgeving moet worden geborgd, zoals de heer Terpstra in het debat
ook heeft aangegeven van belang te vinden. Hierbij is het van belang dat deze afwegingen
ongeacht de bron van het geluid gestoeld zijn op objectieve en transparante informatie,
zoals de rekenregels beogen.
Daarnaast wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om u te informeren over het proces
dat wij met deze partners hebben afgesproken en enkele wijzigingen in de regelgeving
die de Staatssecretaris van IenW heeft doorgevoerd om ruimte te bieden aan dit proces.
Deze laatste wijzigingen betreffen de toelichting op de verplichting om geluidscumulatie
te beoordelen en de rekenregel die gebruikt wordt om luchtvaartgeluid mee te nemen
in de hiervoor noodzakelijke cumulatieberekening.
Met de Bestuurlijke Regie Schiphol, de VNG en het IPO is bestuurlijk afgesproken gezamenlijk
een nadere impactanalyse uit te voeren naar de mogelijke consequenties van de actualisering
van de rekenregel voor luchtvaartgeluid voor de realisatie van de woningbouwopgave.
Samen met de bestuurlijke partners worden de resultaten daarvan gewogen voordat een
definitief besluit wordt genomen.
Om ruimte te bieden voor dit gezamenlijke proces, is door de Staatssecretaris van
IenW in de Aanvullingsregeling geluid al een overgangsbepaling opgenomen met de niet-geactualiseerde
rekenformule voor luchtvaartgeluid uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 onder
de Wet geluidhinder. Deze niet-geactualiseerde rekenformule blijft vooralsnog gelden
tot nadere besluitvorming in vervolg op de gezamenlijke impactanalyse heeft plaatsgevonden.
Op deze wijze wordt reeds invulling gegeven aan een deel van het verzoek van de motie.
Tot slot zijn daarnaast de toelichtingen bij zowel het Aanvullingsbesluit geluid als
de Aanvullingsregeling geluid reeds aangepast door daaruit de verwijzingen naar de
zogenoemde Miedema-tabel met kwalificaties voor gecumuleerd geluid te schrappen. Hoewel
de tabel slechts als hulpmiddel werd beschreven in de toelichtingen, was de zorg van
de betrokken medeoverheden dat daarvan onbedoeld een sturende werking zou kunnen uitgaan.
Hierbij merk ik op dat voor de wijze waarop een oordeel over de aanvaardbaarheid van
het gecumuleerde geluid tot stand komt, het bevoegd gezag over een grote mate van
bestuurlijke afwegingsruimte beschikt, die met de aanpassingen in de toelichtingen
nog eens wordt bevestigd.
Met deze laatste aanpassing is de zorg vanuit de regio over het effect op de woningbouw
geadresseerd. Desalniettemin vinden wij het van het grootste belang dat de regio vertrouwen
krijgt in het samenspel van de nieuwe geluidsregels op rijksniveau en de eigen, waar
nodig nog te actualiseren, beleidskaders. Deze laatste geven invulling aan de ruimte
die de Omgevingswet – in navolging van de huidige regels – biedt. Vandaar de impactanalyse,
en de opening die wij hebben geboden om dit punt gezamenlijk met de betrokken overheden
verder uit te zoeken. We zijn en blijven hierover in gesprek.
Wij hebben ook afgesproken met de bestuurlijke partners de impactanalyse snel te doorlopen.
In onze ogen is op dit moment de onzekerheid in de markt, die ontstaan is door de
publiciteit over dit onderwerp, mogelijk de grootste belemmering. Deze moet zo snel
mogelijk worden weggenomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren