33 118 Omgevingsrecht

Nr. 158 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2020

In deze voortgangsbrief Omgevingswet ga ik in op de vorderingen richting de voorgenomen inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022.

Ik beschrijf de voortgang tegen de achtergrond van mijn eerdere voortgangsbrieven en rapportages. Op basis daarvan heb ik u de afgelopen jaren van ontwikkeling en voorbereiding steeds een beeld gegeven van de voortgang.

Als bijlagen bij deze brief ontvangt u een drietal rapporten die relevant zijn om een beeld te geven van de implementatie. Allereerst het definitieve advies van het Bureau ICT-toetsing (BIT) voorzien van de bestuurlijke reactie daarop1. Daarnaast de tweede Gateway Review, die ook is voorzien van een bestuurlijke reactie2. Beide reacties zijn in samenspraak met de bestuurlijke partners opgesteld. Ik dank het BIT en de onderzoekers van de Gateway Review voor hun adviezen die ik als zeer waardevol en richtinggevend beschouw.

U ontvangt ook de halfjaarlijkse Monitor Implementatie Omgevingswet die u een beeld geeft van de stand van zaken in het land3.

Allereerst zal ik in deze brief kort stil staan bij de vorderingen op het gebied van wetgeving. Vervolgens ga ik in op het BIT-advies en de Gateway Review. Daarna informeer ik u over de stand van zaken van de Omgevingswet, het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) en de implementatie daarvan. Tevens benut ik in deze brief de gelegenheid om u te informeren over de interbestuurlijke afspraken die zijn gemaakt over het uitstel van de inwerkingtreding.

1. Wetgeving

De regelgeving van het nieuwe stelsel is inmiddels nagenoeg afgerond. Er is voldoende zicht op dat de wetgevingsonderdelen tijdig zijn afgerond, zodat de uitvoeringspraktijk genoeg tijd heeft om van de definitieve teksten kennis te nemen.

Zo is de afgelopen periode het Invoeringsbesluit Omgevingswet in het Staatsblad gepubliceerd.4 Binnenkort zal ook de Invoeringsregeling Omgevingswet in de Staatscourant worden bekendgemaakt. Daarmee is het invoeringsspoor afgerond.

Ook de Aanvullingssporen bevinden zich in een afrondend stadium. Op dit moment worden de adviezen van de Afdeling advisering van de Raad van State verwerkt De vier Aanvullingsbesluiten (bodem, geluid, natuur en grondeigendom) zullen de komende weken worden vastgesteld en daarna in het Staatsblad worden gepubliceerd. Vervolgens kunnen ook de Aanvullingsregelingen worden voltooid en vastgesteld. De afronding van de regelgeving vindt in samenspraak met de bestuurlijke partners plaats.

Tot slot is voor de totstandkoming van het nieuwe stelsel ook relevant de wijziging van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht.5 Over dat voorstel heb ik op 9 november in de Tweede Kamer een wetgevingsoverleg gevoerd.

Het stelsel van de Omgevingswet is de afgelopen jaren stapsgewijs opgebouwd. De wetgevingsoperatie wordt gekenmerkt door een actieve betrokkenheid van andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties en uitvoeringspraktijk tijdens het proces van ontwerp van de regels. Uiteraard zijn alle ontwerpen voor internetconsultatie voorgelegd om maximaal inbreng op te halen. De stelselherziening van het omgevingsrecht is het resultaat van een langjarig en nauw samenspel tussen regering en parlement. In totaal zijn zes wetsvoorstellen en negen ontwerpbesluiten door uw Kamers behandeld en aangenomen. De wetsvoorstellen zijn inmiddels allemaal tot wet verheven en in het Staatsblad gepubliceerd. Om een totaalbeeld te bieden, zijn er voor de uitvoeringspraktijk geconsolideerde versies van de Omgevingswet, de vier Algemene Maatregelen van Bestuur en de Omgevingsregeling beschikbaar6. Deze versies zijn voor iedereen beschikbaar voor de voorbereiding op de invoering van het nieuwe stelsel.

2. Uitgevoerde externe toetsing DSO-LV

In mijn brief van 19 oktober 20197 ben ik ingegaan op uw verzoek om een extra tussentijdse externe toetsing te doen uitvoeren op het DSO. Dit mede in het licht van de motie van het lid Ronnes8 en mijn toezegging hierover aan uw Kamer.

Over de uitkomsten van deze toetsingsaanpak heb ik uw Kamer steeds geïnformeerd: achtereenvolgens via het statusrapport DSO-LV en het onderzoek naar digitale toegankelijkheid (november 2019), het rapport van bevindingen Auditdienst Rijk (december 2019) en de eerste Gateway Review en mijn reactie daarop (april 2020)9.

Het sluitstuk van deze aangekondigde toetsingsaanpak vormen de bijgevoegde rapporten: het BIT-onderzoek Digitaal Stelsel Omgevingswet en de tweede Gateway Review DSO. Deze onderzoeken zijn complementair en belichten verschillende kanten van het DSO-LV en de implementatie daarvan in het land. Zwaartepunt van het BIT-onderzoek lag in het voorjaar en was gericht op de techniek achter DSO-LV. Het accent van de Gateway review lag op de implementatie van DSO-LV bij gemeenten, provincies, waterschappen en het rijk en is dit najaar uitgevoerd.

Het BIT identificeert een aantal risico’s ten aanzien van een tijdige en succesvolle invoering, op basis van wat het heeft geconstateerd tijdens de onderzoeksperiode afgelopen voorjaar. Het BIT doet drie hoofdaanbevelingen om deze te mitigeren:

Ten eerste adviseert het BIT om voor eind 2020 de werkbaarheid en beheersbaarheid voor alle partijen aan te tonen. Het is belangrijk grondig te blijven valideren, te testen en zo veel mogelijk werkende functionaliteit voor inwerkingtreding in gebruik te nemen. En waar dit niet mogelijk blijkt te zijn, adviseert het BIT zo nodig onderdelen van het DSO na inwerkingtreding in te voeren. Het BIT geeft daarbij een belangrijke afweging mee: de gevolgen van verder uitstel wegen zwaarder dan eventuele weerstand en druk op het aanpassingsvermogen van de bevoegd gezagen.

Ten tweede is het advies om alle bestuurlijke en managementaandacht te richten op de afbouw en implementatie van het DSO en daarmee op de inwerkingtreding van het basisniveau per 1 januari 2022. Ten derde, en in het verlengde daarvan, is het advies om de realisatie van de bestuurlijke ambitie te temporiseren, totdat een stabiele basis is bereikt.

Met de toezending van het BIT-advies en de reactie daarop geef ik invulling aan mijn toezegging u te informeren over de resultaten van de werking van het DSO. Mede namens de bestuurlijke partners dank ik het BIT voor zijn constructief kritische adviezen. Het BIT brengt zoals gebruikelijk goed in beeld waar de risico’s zitten en doet daar aanbevelingen op. Ik neem deze aanbevelingen over. Kortheidshalve beperk ik mij in deze brief tot deze adviezen en de bestuurlijke hoofdlijn. In de bij deze brief gevoegde bestuurlijke reactie zet ik nader uiteen hoe ik samen met de bestuurlijke partners aan de slag zal gaan met de uitvoering van de aanbevelingen en de gesignaleerde risico’s. Het advies van het BIT om stevig vast te houden aan de datum van 1 januari 2022, geeft vertrouwen om deze datum nu vast te gaan leggen.

Tweede Gateway Review

De tweede Gateway Review richt zich op de uitvoeringspraktijk in de periode na de zomer. Dit rapport met de beleidsreactie daarop treft u ook bijgevoegd aan. Het beeld dat uit de tweede Gateway Review naar voren komt, is dat er grote stappen vooruit zijn gezet ten opzichte van de begin dit jaar uitgevoerde eerste Gateway Review. In de bijlage van mijn vorige voortgangsbrief10 heb ik voor uw Kamer uiteengezet hoe ik opvolging aan de adviezen uit deze eerste Gateway Review heb gegeven.

In de nieuwe tweede Gateway Review wordt onderstreept dat de implementatie van het DSO uitdagend zal blijven, maar wel realistisch én haalbaar is. Ook in dit onderzoek klinkt de noodzaak door de inwerkingtreding niet verder uit te stellen en een duidelijke koers richting 1 januari 2022 te bepalen. Daarmee ondersteunt ook de tweede Gateway Review mijn inzet op de inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022.

Ten opzichte van de eerdere Gateway Review is nu de constatering dat er in de regio veel in beweging is gekomen om de implementatie van het DSO tot een succes te maken. Tevens is de constatering dat de verbeterde samenwerking van de partners, zowel met de bevoegd gezagen als de marktpartijen een compliment verdient. Voorwaarde voor een succesvolle implementatie is dat de ingezette lijn de komende periode wordt vastgehouden en verder wordt versterkt. Kortom, samenwerken is in de komende periode vooral «samen doen» en dus vooral veel oefenen.

Zowel het BIT als de Gateway Review bepleiten het inzetten van zogenaamde «koplopers» bij bevoegde gezagen en leveranciers om de werking van het DSO in de keten te beproeven en de ontwikkeling ervan in de breedte te versnellen. Deze aanbevelingen sluiten zeer goed aan op wat ik voor ogen heb en ik neem deze ter harte. Niet alleen het testen maar ook het delen van ervaringen en inzichten dragen bij aan een gezamenlijke succesvolle implementatie. Ik ben dan ook voornemens in een continu proces te blijven testen. Dat vind ik een voorwaarde om inwerkingtreding op 1 januari 2022 mogelijk te maken. Via het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet en de regionale implementatiecoaches Omgevingswet (RIO’s) kunnen deze ervaringen breed worden opgehaald en gedeeld.

Met de bestuurlijke partners ervaar ik beide externe adviezen als richting gevend op wat er nog te doen is en een steun in de rug voor de aanpak en koers. In de verdere aanpak blijven we uiteraard de reguliere gebruikerstoetsen uitvoeren en partijen zoals het MKB daarbij betrekken.

3. Verschuiving van ontwikkeling DSO-LV naar implementatie

In het voorjaar heb ik, zoals u weet, met de bestuurlijke partners besloten om de voorgenomen datum waarop de Omgevingswet in werking treedt met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2022. Aan dit besluit lag de gedachte ten grondslag dat er meer tijd nodig was voor de wetgeving en voor de afronding en implementatie van het DSO op het niveau voor inwerkingtreding. Maar ook voor het opvangen van alle onzekerheden en werkzaamheden in verband met COVID-9.

Duidelijk is dat deze gezamenlijke beslissing verstandig is geweest. De vele jaren van voorbereiding hebben er inmiddels voor gezorgd dat er in het land al volop resultaten zijn. Maar tevens is duidelijk dat we zowel voor de afbouw van de landelijke voorziening als voor de implementatie bij veel bevoegd gezagen het jaar extra echt nodig hebben. De voortgang van de implementatie wordt met verschillende instrumenten gemonitord.

Allereerst via de aansluitmonitor, die geeft weer hoeveel overheidsorganisaties zijn aangesloten op de oefenomgeving van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Deze monitor laat een duidelijke toename zien in het aantal bevoegde gezagen dat op de drie ketens van het basisniveau de landelijke voorziening DSO (DSO-LV) is aangesloten. Maar dit is nog niet voor alle bevoegde gezagen het geval. Via de website van AandeSlagmetdeOmgevingswet.nl is de voortgang via kaartjes wekelijks per bevoegd gezag te volgen.11 Hiermee beschikt iedereen steeds over een actueel beeld van de aansluitingen.

Bevoegd gezagen zijn weliswaar zelf verantwoordelijk voor het verwerven en aansluiten van hun eigen software op DSO-LV maar ze staan daar niet alleen voor. Ze krijgen volop hulp vanuit het interbestuurlijke programma. De gezamenlijke aansluitstrategie kent daartoe een dubbelspoor: in het eerste spoor wordt de inzet gericht op het bevoegd gezag en de omgevingsdiensten. Het tweede spoor richt zich op het operationeel en strategisch betrekken van alle leveranciers en dienstverleners. Dit maakt dat er goed zicht is op de voortgang bij de meeste bevoegde gezagen. Ook is er inmiddels voldoende aanbod van lokale Omgevingswet-software, wat het vertrouwen geeft dat alle overheden op 1 januari 2022 met hun eigen softwarepakketten zijn aangesloten. In het implementatieprogramma wordt een centraal online overzicht bijgehouden van de lokale softwarepakketten die DSO-gereed zijn en er wordt getoetst of deze software werkend kan aansluiten op het DSO. In totaal zijn er nu al zo’n 25 leveranciers met een geschikt aanbod waar intensief contact mee is. Dat is nodig omdat bevoegd gezagen vaak van hen afhankelijk zijn voor het aansluiten en inregelen van de lokale software.

Het algemene beeld is dat de implementatie bij de decentrale overheden voortgang heeft en dat de overheden aansluiten. De uitgevoerde Gateway, het BIT en de halfjaarlijkse Monitor Invoering Omgevingswet bevestigen de algemene voortgang: de wet- en regelgeving is nagenoeg afgerond, DSO-LV is in ontwikkeling vergevorderd en wordt inhoudelijk gevuld. In september hebben de leden van de Eerste Kamer deze werking rechtstreeks kunnen beproeven. DSO-LV zal eind van dit jaar worden overgedragen aan de daartoe gereedstaande beheerorganisatie. Ik concludeer dat het DSO-LV eind van dit jaar voldoende gereed is voor inwerkingtreding zodat alle overheden ermee kunnen oefenen. Dat is een belangrijke voorwaarde om 1 januari 2022 in werking te kunnen.

De overgang van ontwikkeling naar implementatie en vervolgens naar inwerkingtreding wordt voor de resterende maanden ondersteund met een «roadmap»: Route 2022. Dit instrument heb ik samen met de bestuurlijke partners opgesteld.12. Hiermee wordt de vraag beantwoord van de leden van de Eerste Kamer welk kritisch pad alle bestuurlijke partners nu gezamenlijk voor zich zien. De Roadmap geeft richting 1 januari 2022 het houvast dat iedere overheid nodig heeft ten aanzien van de route, het instrumentarium en de mijlpalen. Onderweg kan blijken dat onderdelen van deze roadmap niet haalbaar zijn. Dan wordt in overleg met alle partners een nieuwe planning opgesteld. Met als doel om de eindstreep op 1 januari 2022 te halen. Definitieve vaststelling van de inwerkingtredingsdatum helpt ons vervolgens om alle partijen definitief duidelijkheid te kunnen verschaffen over het moment van inwerkingtreding en zo deze Roadmap te realiseren.

En dan is er als instrument nog de interbestuurlijke monitor waarmee ik gezamenlijk met de bestuurlijke met de bestuurlijke partners elk half jaar de voorbereiding van de overheden op de invoering van de Omgevingswet monitor13. Ten behoeve van deze monitoring worden verschillende onderzoeken uitgevoerd en bronnen gevolgd om een beeld te krijgen van de voortgang van de invoering en de veranderingen die de wet binnen de verschillende overheden tot gevolg heeft. Bijgevoegd treft u de halfjaarlijkse rapportage van deze monitoring aan. De onderzoeksperiode waarop de rapportage betrekking heeft besloeg de maand september. Kortheidshalve geef ik u in deze brief het algemene beeld van de voortgang op de set van vijf minimale criteria voor inwerkingtreding van de wet14. Deze zijn, zoals u weet, samen met de bestuurlijke partners vastgesteld en geven aan waaraan de verschillende overheden op grond van de Omgevingswet minimaal dienen te voldoen:

Vijf minimale criteria voor inwerkingtreding

Er zijn vijf criteria waaraan minimaal voldaan moet zijn op het moment dat de wet in werking treedt (een uitgebreide toelichting is opgenomen in de bijgevoegde rapportage). Op de criteria wordt gezamenlijk met de bestuurlijke partners gemonitord en bijgestuurd. Per criterium zet ik kort voor u kort uiteen wat status is.

Criterium 1: omgevingsvisies van provincies en Rijk moeten er zijn

  • De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is in september aangeboden (Kamerstuk 34 682, nr. 53) en behandeld in de Tweede Kamer (Kamerstuk 34 682, nr. 55) en gezamenlijk met de uitvoeringsagenda gepubliceerd

  • Alle provincies werken aan een omgevingsvisie die voldoet aan de eisen van de Omgevingswet. 75% van de provincies hebben hun omgevingsvisie afgerond. 25% van de provincies hebben deze in afrondende procedure.

Criterium 2: omgevingsverordening provincies gereed

  • Alle provincies zijn bezig met het opstellen en digitaliseren van hun omgevingsverordening. Vanaf uiterlijk 1 april moeten de provincies de ontwerp omgevingsverordening in DSO publiceren.

  • Nadat alle relevante regelgeving van de Omgevingswet is vastgesteld, kunnen de provincies hun omgevingsverordening omwerken naar een versie die voldoet aan de wet.

  • Voor drie provincies wordt in aanloop naar de inwerkingtreding alvast de mogelijkheid bezien om op basis van de Crisis- en herstelwet een verordening met verbrede reikwijdte op te stellen.

Criterium 3 werken met projectbesluit

  • Rijk, provincie en waterschappen bereiden zich voor op het gebruik van het projectbesluit.

  • Alle rijkspartijen die met het projectbesluit gaan werken zijn gestart met voorbereidingen en het inrichten van processen om goed te kunnen werken met dit instrument.

  • De helft van de provincies heeft in beeld welke werkprocessen geraakt worden en heeft een plan opgesteld voor aanpassing van deze processen. De andere provincies zijn van plan hiermee op korte termijn te starten. Alle provincies verwachten op tijd klaar te zijn.

  • 76% van de waterschappen geeft aan bezig te zijn met de voorbereidingen voor het opstellen van de processen rondom het projectbesluit 14% van de waterschappen hebben deze al volledig aangepast aan de nieuwe regels van de Omgevingswet. 10% kan nog niet aangeven wanneer ze hiermee beginnen. Alle waterschappen schatten in dat zij voor 1 januari 2022 de heringerichte processen geïmplementeerd hebben.

Criterium 4 omgevingsplan wijzigen

  • Bij inwerkingtreding per 1 januari 2022 beschikken alle gemeenten over een omgevingsplan van rechtswege.

  • Als gemeenten dat plan na inwerkingtreding willen wijzigen dient dit conform de eisen van de Omgevingswet te worden doorgevoerd. Het proces voor de aanpassing en de techniek om de aanpassing ook in DSO-LV door te kunnen voeren, moeten dan werken.

  • 85% van de gemeenten is bezig met het inregelen van de processen, 1% heeft dit gereed en van 14% is de status nog onbekend.

Criterium 5 Vergunningen en meldingen ontvangen en behandelen

5.1 Techniek:

  • Een organisatie voldoet aan de indicator techniek wanneer de organisatie succesvol aangesloten is op de landelijke voorziening of wanneer de uitvoeringsorganisatie waaraan zij de behandeling van vergunningen en meldingen hebben uitbesteed dit kan namens hen.

  • Inmiddels is bij 44% van de bevoegde gezagen een koppeling gerealiseerd. Nog eens 42% heeft zich in samenspraak met de softwareleverancier aangemeld. Dat betekent dat een datum is afgesproken en vastgelegd waar de koppeling met DSO-LV wordt gerealiseerd. In totaal is daarmee 86% aangemeld of reeds aangesloten. Met de laatste 14% van de organisaties is intensief contact om te bezien wat nodig is om een datum in te plannen. Dat geeft indicatie dat alle overheden op 1 januari 2022 zullen zijn aangesloten.

  • Alle rijkspartijen bereiden zich voor op de technische vereisten.

  • 33% van de provincies voldoet: zij hebben een aansluiting gerealiseerd en een testaanvraag verzonden. 59% heeft deze in voorbereiding en van 8% is de status onbekend.

  • Bijna alle omgevingsdiensten zijn aangemeld of aangesloten voor de aansluiting van de STAM-koppeling (28 van 29) en de laatste heeft de aanmelding in voorbereiding. Achttien omgevingsdiensten hebben de aansluiting al gerealiseerd en kunnen berichten uitwisselen met DSO-LV.

  • 67% van de waterschappen is in staat om vergunningaanvragen en meldingen vanuit DSO-LV te ontvangen. De overige 33% van de waterschappen heeft een planning ingediend voor het realiseren van deze koppeling voor het einde van het jaar 2020.

  • 35% van de gemeenten voldoet en nog eens 47% heeft deze in voorbereiding. Bij 18% van de gemeenten is nog geen aanmelding voor een aansluitingsdatum bekend. Met deze gemeenten is intensief contact om te bezien wat nodig is om een datum vast te kunnen stellen.

5.2 Indieningsvereisten

  • Alle provincies hebben hun voorbereidingen gestart (100%)

  • 14% van de waterschappen voldoet. 81% is bezig met de voorbereidingen en van een waterschap is de status onbekend

  • 1% van de gemeenten voldoet. 88% is bezig met de voorbereidingen en van 11% is de status onbekend.

5.3 Proces

  • Alle provincies, waterschappen en het rijk zijn gestart met de voorbereidingen op de gewijzigde vergunningenprocedure conform de eisen van de Omgevingswet.

  • Bij 2% van de gemeenten voldoen de processen. 89% heeft deze in voorbereiding en van 9% is de status onbekend.

5.4 Beoordeling

  • 11% van de rijkspartijen voldoet en 89% is bezig met de voorbereiding om aanvragen voor omgevingsvergunningen te beoordelen conform de eisen van de Omgevingswet

  • 92% van de provincies is bezig met de voorbereiding en van 8% is de status onbekend. Provincies werken hiervoor veel samen met de omgevingsdiensten.

  • 24% van de waterschappen voldoet. 71% procent is bezig met de voorbereiding en van 1 waterschap is de status onbekend.

  • 2% van de gemeenten voldoet. 78% is bezig met de voorbereiding en van 20% is de status onbekend.

Uit de monitor blijkt dat alle bevoegde gezagen toewerken naar de inwerkingtreding per 1 januari 2022 en dat het haalbaar is om de vijf minimale eisen voor deze datum voor te bereiden.

Met alle organisaties wordt contact gehouden via de regionale implementatie coördinatoren Wanneer, bijvoorbeeld via de monitor, blijkt dat er zorgen zijn over de voortgang, dan wordt bezien wat er nodig is om de mijlpaal toch op tijd te realiseren. Het grootste deel van de bevoegde gezagen betreft gemeenten en heeft nadrukkelijk de aandacht van uw Kamer. Ik heb u daarom toegezegd u te informeren hoeveel gemeenten zich gereed achten om met uitvoering van de Omgevingswet aan te vangen. Tevens heb ik u toegezegd de Monitor betreffende de voortgang implementatie Omgevingswet toe zenden.

De antwoorden uit de toegezonden monitor laten zien dat het grootste deel van de gemeenten verwacht voor de inwerkingtreding de voorbereidingen gereed te hebben maar dat dit voor een groot deel nog veel inzet vraagt. 31% van de gemeenten verwacht dat ze met de huidige inspanningen op tijd klaar zijn. 48% van de gemeenten denkt dat ze daartoe meer moet doen dan gepland en is dat ook aan het organiseren. 10% verwacht dat ze daartoe meer moeten doen dan nu gepland en moet dit nog in gang zetten. Voor de overige gemeenten is er meer onzekerheid: 3% denkt dat het niet gaat lukken en 2% weet het niet. 6% deed niet mee aan het onderzoek. Juist deze laatstgenoemde groepen krijgen actief ondersteuning aangeboden via de Regionale Implementatiecoaches Omgevingswet (RIO’s) die nagaan wat bij deze gemeenten precies speelt.

Het gezamenlijke beeld is dat er flinke stappen zijn gezet en we daarmee op koers liggen. We zijn echter nog niet klaar en er kunnen nog tegenslagen komen. Het vertrouwen dat alle partijen tijdig gereed zijn voor de datum van inwerkingtreding neemt wel toe. Alle bestuurlijke partners en ikzelf zijn ervan doordrongen dat we ons daarom niet kunnen permitteren om in de resterende 13 maanden tot aan inwerkingtreding op 1 januari 2022 te verslappen ten aanzien van het afbouwen van het DSO-LV en het ondersteunen en op tempo houden van de implementatie van het DSO.

De implementatie van de Omgevingswet en het DSO vindt immers niet in een maatschappelijk vacuüm plaats. De bestuurlijke partners hebben duidelijk aangegeven dat in de prioritering tussen de grote maatschappelijke vraagstukken en actuele problematiek zoals de COVID-19-aanpak de publieke aandacht voor de implementatie van de Omgevingswet onder druk kan komen te staan.

Ik ben daarom verheugd dat de bestuurlijke partners richting mij een duidelijk signaal afgeven dat de komst van de Omgevingswet en het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) hard nodig zijn. De ambitie om de verbeterdoelen van de stelselherziening te behalen is onverminderd hoog. Er is de bestuurlijke partners en mij daarom veel aangelegen om de werkzaamheden voor inwerkingtreding de komende tijd af te ronden en ik vraag hiervoor steun aan uw Kamers.

Interbestuurlijke afspraken latere inwerkingtreding

In interbestuurlijk verband is afgesproken de consequenties in beeld te brengen van de latere invoeringsdatum – van 1 januari 2021 naar 1 januari 2022 -van de wet op afsprakenniveau en in samenhang met elkaar. Daarbij is gekeken naar de beleidsmatige consequenties, de consequenties voor het DSO, gevolgen voor implementatieondersteuning en de gevolgen die het uitstel zou moeten hebben voor de financiële afspraken. De gezamenlijke analyse heeft geleid tot de conclusie dat de meeste eerder gemaakte afspraken in stand kunnen blijven. Op een paar onderdelen is wel aanleiding voor aanpassing van de eerder gemaakte afspraken.

Vanwege de latere inwerkingtredingsdatum is afgesproken dat de decentrale overheden extra tijd krijgen om de implementatie van de Omgevingswet af te ronden. De uiterste datum waarop gemeenten en waterschappen hun omgevingsplan of waterschapsverordening gereed moeten hebben, wordt verlengd met een jaar. Voor gemeenten betekent dit dat ze 31 december 2024 een omgevingsvisie en uiterlijk 31 december 2029 een nieuw omgevingsplan moeten hebben. Waterschappen moeten uiterlijk 1 januari 2024 een nieuwe waterschapverordening hebben. Tot die tijd gelden er omgevingsplannen en waterschapsverordeningen van rechtswege. Dat biedt meer mogelijkheden om werkzaamheden en kosten in de tijd te faseren.

Voor het DSO-LV betekent het jaar uitstel van inwerkingtreding van de wet, dat we kunnen blijven vasthouden aan de eerdere afspraak van een jaar oefentijd voor alle overheden met het stelsel. De wetgeving is daarvoor eind 2020 voldoende stabiel. Er is afgesproken dat de aansluiting van de informatieproducten natuur en externe veiligheid in het tweede halfjaar 2021 met voorrang wordt opgepakt. Daarvoor is in de lopende begroting budget beschikbaar. De gemaakte afspraken over (financiering van) het beheer van het DSO-LV blijven staan, evenals de afspraak deze in het voorjaar van 2022 te evalueren.

Met betrekking tot de implementatieondersteuning aan de bevoegd gezagen is afgesproken dat deze ook het komende jaar wordt voortgezet, zowel vanuit de koepels als vanuit het interbestuurlijke programma Aan de Slag met de Omgevingswet. Dit geldt ook voor de inzet van de Regionale Implementatiecoaches Omgevingswet (RIO’s). Hiervoor wordt een gezamenlijk plan gemaakt. Het Ministerie van BZK ondersteunt de koepels naar mogelijkheid hierbij financieel.

Ik hecht er groot belang aan dat er goede afspraken zijn over de financiële effecten van de Omgevingswet. Naar aanleiding van het uitstel is er dan ook samen bekeken of de eerder gemaakte afspraken over de financiën aanpassing behoeven. Ten aanzien van de financiële effecten geldt dat alle partijen de eerder gemaakte afspraak uit het Financieel Akkoord van 2016 onderschrijven. Overheden betalen zelf de invoeringskosten waarbij ze de baten behouden. Ook onderschrijven we samen het uitgangspunt uit het Financieel Akkoord dat overheden er financieel niet op vooruit hoeven te gaan maar er ook niet op achteruit willen gaan.

Eerder heb ik u bericht dat Rijk en koepels in 2022 de financiële effecten van de stelselherziening zouden evalueren. Nu de inwerkingtreding een jaar opschuift, zal ook deze evaluatie een jaar later plaatsvinden. Er is echter behoefte bij de partijen toch ook al in 2022 te kijken naar de kosten van de invoering en dat hebben we daarom ook zo afgesproken. Dit doet recht aan de bestuurlijke afspraak uit april 2020 waarin met het oog op zorgen die leven over de invoeringskosten is afgesproken een open gesprek te voeren. En naar oplossingen te zoeken ingeval de transitiekosten ten gevolge van buiten de invloedssfeer van de bestuursorganen liggende factoren substantieel hoger blijken uit te vallen in relatie tot de baten.

Vooruitlopend op de evaluaties na de inwerkingtreding wordt nu gezamenlijk een eerste integraal beeld van de verwachte financiële effecten van de stelselherziening opgesteld. Dit financiële beeld zal begin volgend jaar beschikbaar zijn. Dit beeld zal dienen als startpunt voor de monitoring van de financiële effecten.

Tenslotte geldt dat in 2027, vijf jaar na inwerkingtreding als onderdeel van de brede wetsevaluatie opnieuw een financiële evaluatie zal plaatsvinden.

Wat betreft de financiële afspraken rondom de Omgevingswet hebben we geconstateerd dat het uitstel van de inwerkingtreding zal leiden tot extra invoerings- en transitiekosten (de mate waarin wordt onderzocht). Daarnaast geldt dat (maatschappelijk en) financiële baten pas na de inwerkingtreding worden gerealiseerd en de gemaakte kosten zich dus dan pas kunnen gaan uitbetalen. Gezamenlijk hebben we dan ook geconcludeerd dat toewerken naar de voorgenomen inwerkingtredingsdatum van belang is om de baten van Omgevingswet daarna te kunnen realiseren. Om daarmee terug te verdienen op de reeds gemaakte kosten en de kosten van uitstel niet verder op te laten lopen.

Met deze afspraken is het fundament verstevigd onder de gezamenlijke inzet op weg naar de door alle partners nadrukkelijk gewenste invoering van de wet op 1 januari 2022, vanuit de gedeelde overtuiging dat dit maatschappelijk gezien van groot belang is.

Afsluitend

De bestuurlijke partners en ik achten het – op basis van de voortgang van de wetgeving, van de implementatie en van de ontwikkeling van het basisniveau DSO-LV – verantwoord om de wet op 1 januari 2022 in werking te laten treden. Daarvoor moeten we allemaal nog het nodige werk verzetten maar we hebben het vertrouwen dat we dat voor elkaar krijgen. Met de toegezonden informatie geef ik u inzicht in de voortgang van de implementatie van de Omgevingswet in de afgelopen periode, zodat u uw afweging over de inwerkingtreding van de wet kunt maken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
4

Stb. 2020, nr. 400. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport zijn raadpleegbaar via: https://www.raadvanstate.nl/adviezen/@120280/w04-20-0033/#highlight=invoeringsbesluit%20omgevingswet.

X Noot
5

Het bij koninklijke boodschap van 10 juli 2019 aangeboden voorstel van wet tot wijziging van de Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten in verband met het nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht (Kamerstuk 35 256).

X Noot
7

Kamerstuk 34 986, K.

X Noot
8

Kamerstuk 34 986, nr. 26.

X Noot
9

Kamerstuk 33 118, BC en Kamerstuk 33 118, nr. 139.

X Noot
10

Kamerstuk 33 118, BI en Kamerstuk 33 118, nr. 157.

X Noot
13

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven