33 118 Omgevingsrecht

Nr. 103 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 april 2018

Hierbij treft u mijn reactie op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2018 in de zaak Sterigenics Holland B.V. en de gemeente Zoetermeer, en mijn reactie op de zorgen ten aanzien van de leefomgeving door toedoen van het bedrijf Sterigenics Holland B.V., zoals verzocht door het lid Laçin (SP) in de Regeling van werkzaamheden van 21 februari jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 55, item 19)

Sterigenics Holland B.V.

Het bedrijf Sterigenics Holland B.V. was tot en met 2010 gevestigd in de gemeente Zoetermeer en was gespecialiseerd in het steriliseren van kleding en medische apparatuur. Door een defect aan de naverbrandingsinstallatie werd tussen 2004 en 2009 een te hoge concentratie van het kankerverwekkende ethyleenoxide verspreid via de noodpijp. Het bedrijf is per 2010 uit Nederland vertrokken. De gemeente Zoetermeer was bevoegd gezag voor dit bedrijf.

Uitspraak rechtbank Den Haag

Het bedrijf Sterigenics Holland B.V. uit Zoetermeer en twee leidinggevenden zijn door de rechtbank Den Haag vrijgesproken van het opzettelijk nalaten maatregelen te nemen tegen het emitteren van ethyleenoxide in de periode van 2004 tot 2009. Het bedrijf heeft in strijd met de vergunning gehandeld. Dit gebeurde echter met toestemming van de gemeente Zoetermeer en daarom is het bedrijf daarvoor niet strafbaar, aldus de rechtbank. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat de gemeente nalatig is geweest in het handhaven van de vergunning en geen actie heeft ondernomen toen het bedrijf de voorschriften overtrad. De gemeente is echter alleen strafrechtelijk aansprakelijk als sprake is van een reëel en onmiddellijk levensbedreigend risico voor personen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat sprake is geweest van een direct en onmiddellijk levensgevaarlijk risico voor mensen in de omgeving van het bedrijf. De conclusie van de rechtbank is dat de gemeente daarom niet strafrechtelijk kan worden vervolgd voor het niet optreden tegen de overschrijding van de emissienorm. Het Openbaar Ministerie is het niet eens met de uitspraak en heeft inmiddels hoger beroep aangetekend tegen de uitspraak. Het is daarom aan mij om op de uitkomst daarvan te wachten.

Reactie

Zoals de rechter ook stelt, kan ik vaststellen dat de gemeente Zoetermeer in dit geval haar toezichts- en handhavingstaak onvoldoende heeft uitgevoerd. De gemeente Zoetermeer was bevoegd gezag en voerde zelf vergunningverlening, toezicht en handhaving op dit bedrijf uit. Inmiddels heeft het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving – het VTH-stelsel – een herziening ondergaan waarbij een kwaliteitsslag is gemaakt. De belangrijkste aanzet tot herziening van het stelsel vormde het rapport «De tijd is rijp» uit 2008 van de Commissie Mans, waarin onder andere werd geconcludeerd dat de kwaliteit van toezicht en handhaving door gemeenten en provincies nog veel te wensen overliet. Het rapport van de Commissie Mans was de aanleiding voor het Rijk, het IPO en de VNG om afspraken te maken over onder andere:

  • het verbeteren van de kwaliteit van de uitvoering van de VTH-taken;

  • de vorming van een landsdekkend netwerk van omgevingsdiensten;

  • de verbetering van de samenwerking en informatie-uitwisseling bij de handhaving in de bestuurlijke kolom enerzijds en tussen de bestuurlijke en strafrechtelijke kolom anderzijds.

Alle drie de pijlers zijn van essentieel belang voor het behalen van de kwaliteitsslag binnen het VTH-stelsel. De samenhang heeft vanaf 2013 vorm gekregen door het oprichten van de 29 landsdekkende omgevingsdiensten. Provincies en gemeenten (bevoegd gezag) zijn opdrachtgever van de omgevingsdiensten en zijn verplicht tot het onderbrengen van een minimaal pakket aan taken, de zogenaamde basistaken. Dit betekent dat het toezicht op dit soort bedrijven een basistaak is. Er zijn verschillende investeringen gedaan in de kwaliteit van de omgevingsdiensten, het opstellen van een gezamenlijke handhavingsstrategie, het vormgeven van kwaliteitscriteria en revitalisering van interbestuurlijk toezicht, waarbij onder andere het toezicht op gemeenten aan de provincies is gedecentraliseerd. Inmiddels hebben de drie pijlers een wettelijke grondslag gekregen met de Wet VTH in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en onderliggende regelgeving. Elke twee jaar wordt onderzoek gedaan naar de kwaliteit en zorgplicht binnen het VTH-stelsel. Het meest recente onderzoek is op 6 juli 2017 met uw Kamer gedeeld1. In 2019 vindt het volgende onderzoek plaats.

Daarnaast heb ik beleid gericht op de programmatische aanpak van zeer zorgwekkende stoffen ingezet om schadelijke stoffen in de leefomgeving terug te dringen. Ook zijn bedrijven meer bezig met het versterken van de veiligheidscultuur, bijvoorbeeld in het samenwerkingsverband Veiligheid Voorop. Ik heb recent nog met de voorzitter van Veiligheid Voorop gesproken over een gemeenschappelijke agenda en inzet voor de veiligheid van de chemische industrie.

Ik begrijp dat de uitspraak van de rechtbank Den Haag tot onrust bij omwonenden heeft geleid. Het is voor hen een onbevredigende uitspraak in een langslepende zaak. De inzet van mij en van de bestuurlijke partners is erop gericht om zulke situaties te voorkomen. Met de stappen die zijn gezet in de vorming van omgevingsdiensten en de investering in de professionalisering en kwaliteitsverbetering van VTH zijn toezichthouders beter uitgerust om in zulke situaties daadkrachtig op te treden. Ik vertrouw erop dat de ingezette verbeteringen dit soort situaties zullen voorkomen.

Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over de uitkomsten van het hoger beroep.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Kamerstuk 33 118, nr. 96

Naar boven