33 103 EU-mededeling: Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen COM(2011)4551

C BRIEF VAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Brussel, 20 juli 2012

De Commissie dankt de Eerste Kamer voor haar advies over de Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen (COM(2011)455 definitief). Zoals u weet, wordt integratie in die agenda beschouwd als een tweerichtingsproces, waarin het gastland tot taak heeft migranten goed te ontvangen, hun rechten en hun cultuur te eerbiedigen en hen op hun plichten te wijzen. Tegelijkertijd wordt beklemtoond dat migranten moeten laten zien dat zij bereid zijn te integreren en de regels en waarden te respecteren van de samenleving waarin zij worden opgenomen.

Mijn excuses voor dit late antwoord.

De ontwikkeling en toepassing van integratiebeleid valt hoofdzakelijk onder de bevoegdheid van de lidstaten. Artikel 79, lid 4, van het VWEU biedt de rechtsgrond om het optreden van de lidstaten ter bevordering van de integratie van onderdanen die legaal op hun grondgebied verblijven, aan te moedigen en te ondersteunen, maar het sluit elke vorm van harmonisering van de wetgeving uit.

Wat betreft de voornemens om de eisen voor het verkrijgen van een permanent verblijfsrecht en de Nederlandse nationaliteit aan te scherpen en het mogelijk te maken de tijdelijke verblijfsvergunning in te trekken, is Nederland verplicht de bepalingen van Richtlijn 2003/I09/EG van de Raad betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen na te leven.

De eisen die gelden voor de toelating van gezinsleden van onderdanen van derde landen, zoals het vooraf volgen van een taalcursus in het land van herkomst en het slagen voor een integratietest, moeten in overeenstemming zijn met Richtlijn 2003/86/EG van de Raad inzake het recht op gezinshereniging. Dergelijke eisen moeten zo zijn geformuleerd dat ze de integratie van gezinsleden bevorderen en aan de andere verplichtingen in het kader van de richtlijn en aan de algemene beginselen van het EU-recht voldoen. Anders kunnen deze testen gezinshereniging onmogelijk maken en worden gebruikt als een «filter» waarmee de immigratie kan worden beperkt. Of dergelijke maatregelen toelaatbaar zijn, hangt dus af van de vraag of ze de integratie bevorderen en of ze in overeenstemming zijn met het evenredigheidsbeginsel. Indien op basis van testresultaten wordt beslist over verzoeken om gezinshereniging, moet worden nagegaan of er middelen beschikbaar zijn om de test voor te bereiden (vertaalde leerstof, cursussen) en of deze toegankelijk zijn (plaats, kosten). Voorts dient rekening te worden gehouden met specifieke individuele omstandigheden, zoals bewezen analfabetisme en gezondheidsproblemen.

Op 15 november 2011 heeft de Commissie een groenboek gepresenteerd over het recht op gezinshereniging van onderdanen van derde landen die in de EU verblijven, om een openbaar debat op gang te brengen over gezinshereniging en om op basis van de resultaten van de raadpleging te beslissen of het beleid moet worden bijgesteld (COM(2011)725 definitief). Het groenboek heeft ook betrekking op integratiemaatregelen; belanghebbenden wordt gevraagd of met deze maatregelen het doel van integratie wordt bereikt en hoe dit in de praktijk kan worden beoordeeld.

Voorts wordt in het groenboek de vraag gesteld hoe kan worden gewaarborgd dat dergelijke maatregelen niet leiden tot overmatige belemmeringen voor gezinshereniging (zoals onevenredige kosten of eisen) en dat zij rekening houden met individuele omstandigheden als leeftijd, analfabetisme, handicap en opleidingsniveau. Belanghebbenden konden tot I maart 2012 reageren op deze openbare raadpleging op Europees niveau.

De Commissie heeft 121 reacties ontvangen. die online zijn te lezen2. Op 31 mei en 1 juni 2012 is een openbare hoorzitting gehouden. Op basis hiervan zal de Commissie nagaan of het beleid moet worden bijgesteld.

Via het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen worden met name maatregelen en activiteiten gefinancierd die bedoeld zijn om onderdanen van derde landen de mogelijkheid te bieden voorafgaand aan hun vertrek de kennis en vaardigheden te verwerven die nodig zijn voor hun integratie in het gastland. Het gaat daarbij om beroepsopleidingen, informatiepakketten en inburgerings- en taalcursussen in het land van herkomst. Dergelijke maatregelen moeten in overeenstemming zijn met de richtlijn inzake het recht op gezinshereniging en met andere EU-richtlijnen op het gebied van legale migratie.

De verkrijging van het staatsburgerschap valt onder de bevoegdheid van de lidstaten; de Commissie kan hierover geen standpunt innemen. evenmin als over de kwestie van de nationaliteit van het gastland of die van het land van herkomst. Zoals in de Europese agenda voor integratie nadrukkelijk wordt gesteld, kunnen de landen van herkomst het integratieproces wel degelijk ondersteunen, bijvoorbeeld door migranten voorafgaand aan hun vertrek informatie te verstrekken en opleidingen aan te bieden, door te zorgen voor meer transparantie over en procedures voor de erkenning van diploma’s, door goede contacten te onderhouden met migrantengemeenschappen en door een gunstig klimaat te scheppen voor tijdelijke en circulaire migratie.

Ik hoop dat deze toelichting de vragen in uw advies beantwoordt en ik zie uit naar de verdere ontwikkeling van de beleidsdialoog met de Eerste Kamer.

De vicevoorzitter, Maroš Šefčovič

Naar boven