33 103 EU-mededeling: Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen COM(2011)4551

A BRIEF AAN DE VICEVOORZITTER VAN DE EUROPESE COMMISSIE

Den Haag, 25 november 2011

De vaste commissies voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin van de Eerste Kamer der Staten-Generaal hebben met belangstelling kennisgenomen van de Europese agenda voor de integratie van onderdanen van derde landen.2 Naar aanleiding van deze Commissiemededeling willen de leden van de fractie van GroenLinks 3 u graag een aantal vragen voorleggen. De leden van de fractie van de SP 4 sluiten zich bij deze vragen aan.

Voornemens Nederlandse regering

Kan de Europese Commissie in het licht van de uitgangspunten die zij in haar mededeling heeft geformuleerd een appreciatie geven van de voornemens ten aanzien van integratie die het kabinet-Rutte heeft neergelegd in zijn regeerakkoord van 30 september 2010 (bijgevoegd)? De leden van de fractie van GroenLinks vragen met name een reactie op het voornemen om de tijdelijke verblijfsvergunning te kunnen intrekken bij het niet voldoen aan integratievoorwaarden, het besluit om geen verantwoordelijkheid meer te dragen voor de organisatie en financiering van inburgeringscursussen, behoudens het bieden van de mogelijkheid van een lening, en een opleidingseis voor het verkrijgen van een permanent verblijfsrecht en de Nederlandse nationaliteit. Is de doelstelling van het Nederlandse kabinet om, zoals het in het regeerakkoord stelt, de migratie van kansarme migranten te beperken, voor wat betreft gezinsleden van onderdanen van derde landen in overeenstemming te brengen met de doelstelling van de Gezinsherenigingsrichtlijn?

Relaties met landen van herkomst

De Europese Commissie gaat in op het belang van betrokkenheid van de landen van herkomst voor de integratie van migranten. In dat verband vernemen de leden van de fractie van GroenLinks graag het standpunt van de Commissie over het belang van behoud van de oorspronkelijke nationaliteit van migranten die naturaliseren. Is dit niet tevens een belangrijke stimulans voor de integratie, omdat daarmee de volledige identiteit van migranten wordt erkend?

Rechtspositie van migranten

Deelt de Europese Commissie de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dat een sterke rechtspositie bevorderend werkt voor de integratie, en dat in de verlening daarvan de medeverantwoordelijkheid van de overheid voor de integratie tot uiting kan komen? Wat is de mening van de Commissie over de tendens in verscheidene lidstaten om niet langer de integratie als doel van, maar als voorwaarde voor een sterke rechtspositie te formuleren? Wat is het standpunt van de Commissie ten aanzien van de slaagplicht voor een inburgeringstest als voorwaarde voor de verkrijging van permanent of onafhankelijk verblijf? Acht zij deze voorwaarde verenigbaar met artikel 15 van de Gezinsherenigingsrichtlijn? Zo ja, welke criteria zouden moeten gelden voor een dergelijke voorwaarde? Acht de Commissie het wenselijk of toelaatbaar als blijkt dat bepaalde groepen migranten, zoals lager opgeleiden, ouderen, vluchtelingen of vrouwen, minder vaak voor de toets slagen en daardoor langer in een zwakkere rechtspositie blijven, met minder mogelijkheden tot integratie? Kan een dergelijke praktijk niet juist een rem vormen op integratie en emancipatie?

Taalcursussen

De Europese Commissie noemt het aanbieden van taalcursussen in het herkomstland voorafgaand aan de migratie naar een lidstaat als mogelijkheden om de integratie na toelating te vergroten. De leden van de fractie van GroenLinks ondersteunen deelname aan taalcursussen van harte, maar vernemen graag een visie op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en migrant. Zij constateren dat de Nederlandse regering het slagen voor een (door de migrant te betalen) integratietest als (strikte) voorwaarde hanteert voor toelating, overigens zonder taalcursussen in het herkomstland aan te bieden (migranten kunnen lesmateriaal kopen in een beperkt aantal talen). Uit evaluaties is gebleken dat hierdoor met name laag opgeleide (dus ook analfabete) en oudere gezinsleden worden belemmerd in hun recht op gezinshereniging. Is het juist dat de Commissie, zoals bleek uit haar standpunt ingenomen naar aanleiding van de prejudiciële vraag in de zaak Bibi Mohammad Imran5, van opvatting is dat deze voorwaarde in strijd is met de Gezinsherenigingsrichtlijn? Zo ja, in welk opzicht zijn andere criteria (zoals cursusaanbod, hoogte van leges, beroepsmogelijkheid) nog van belang voor de beoordeling van de toelaatbaarheid, als een slaagplicht gezinsleden met een (om wat voor reden dan ook) beperkt leervermogen afhoudt van gezinshereniging? Verstrekt het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen middelen voor de ontwikkeling van dergelijke integratietesten? Zo ja, is deze besteding in overeenstemming met de doelstelling van het Fonds?

De commissies voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad en voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin kijken met belangstelling uit naar de reactie van de Europese Commissie.

Voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel/JBZ-raad,

Prof. dr. P.L. Meurs

Voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin,

Prof. mr. J.W.M. Engels


X Noot
1

Zie E110066 op www.europapoort.nl

X Noot
2

COM(2011)455 (als bijlage bij deze brief opgenomen).

X Noot
3

Deze fractie bezet 5 van de 75 zetels in de Eerste Kamer.

X Noot
4

Deze fractie bezet 8 van de 75 zetels in de Eerste Kamer.

X Noot
5

Zie ook de beschikking van het Hof van Justitie EU d.d. 10 juni 2011, zaak C-155/11 PPU

Naar boven