33 090 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2011 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 22 december 2011

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

De Roon

De griffier van de commissie,

Nava

1

Kan in de volgende suppletoire begrotingen alle mutaties die groter zijn dan 5 miljoen euro van een toelichting worden voorzien alsook kleinere mutaties die tezamen boven 5 miljoen euro uitkomen?

Alle mutaties boven de € 10 mln. worden toegelicht in de tabel belangrijkste mutaties. De mutaties tussen de € 5 en € 10 mln. worden toegelicht bij de betreffende artikelen. Bovenstaande is conform de Rijksbegrotingsvoorschriften.

2

Is er nu per saldo een tekort of een overschot op de begroting Veiligheid en Justitie 2011? Wat is de eindejaarsmarge?

De 2e suppletoire begroting van VenJ is opgesteld op basis van de realisatie op dit moment. Het is op dit moment niet te zeggen hoe het saldo en daarmee een eventuele eindejaarmarge er aan het eind van dit jaar uitziet.

3

Hoe beïnvloeden de taakstellingen voor boeten en transacties het beleid van het ministerie, dit per artikel?

Ik verwijs u naar de antwoorden bij de vragen 13–15, 21 en 37–43.

4

Wat betekent het niet uitkeren van de prijsbijstelling voor de doelstellingen en het beleid van het ministerie? Waar zou de € 49,1 miljoen voor de prijsbijstelling concreet voor zijn ingezet als er geen sprake zou zijn geweest van de tegenvaller bij boeten en transacties?

Het niet uitkeren van de prijsbijstelling heeft niet zonder meer invloed op de doelstellingen en het beleid van VenJ. Prijsbijstelling is bedoeld ter compensatie van de inflatie. Prijsstijgingen moeten zoveel als mogelijk worden opgevangen binnen het bestaand budget door o.a. aanschaf materieel en het plegen van onderhoud uit te stellen of te minderen.

5

Waarom is er sprake van een dalende instroom bij snelheidsovertredingen en staande-houdingen?

Uit een WODC-analyse valt onder meer op te maken dat de tegenvaller door diverse oorzaken is ontstaan. Dit betreft ondermeer de economische crisis waardoor er minder verkeer op de weg is en het soms langdurig buiten werking zijn van trajectcontrolesystemen als gevolg van (on)geplande wegwerkzaamheden. Daarnaast wordt ook zichtbaar dat het ingezette beleid effect heeft omdat bijvoorbeeld de gemiddelde snelheidsoverschrijding bij trajectcontroles daalt, ook zien we een daling van het aantal zaken naar aanleiding van rijden onder invloed van alcohol. De aan deze terreinen toe te schrijven tegenvaller bedraagt volgens het WODC naar schatting € 25 mln. Daarnaast blijkt uit gegevens dat de bedrijfszekerheid van de trajectcontrolesystemen (€ 15 mln.) is afgenomen, waardoor deze vaker zijn uitgeschakeld en bovendien minder nauwkeurig zijn. Ook het aantal geconstateerde overtredingen uit staandehoudingen (€ 38 mln.) neemt af. Deels wordt dit veroorzaakt door een verschuiving van de capaciteitsinzet door de politie naar andere prioriteiten, zoals de geïntensiveerde aanpak van overvalcriminaliteit.

6

Voor welke bedragen en op welke terreinen is er sprake van lagere inkomsten uit boeten en transacties?

Zie antwoord bij vraag 5.

7

Op welke gebieden en voor welke bedragen waren er naast snelheidsovertredingen en staande-houdingen er tegenvallende inkomsten op boeten en transacties?

Zie antwoord bij vraag 5.

8

Wat zijn de gederfde inkomsten uit boeten en transacties die voortvloeien uit een vertraagde invoering van het wetsvoorstel onverzekerd rijden onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV)?

De gederfde inkomsten in 2011 als gevolg van de vertraagde invoering van het wetsvoorstel onverzekerd rijden bedragen € 40 mln.

9

Hoe wordt voor het komend jaar voorkomen dat de ontvangsten uit boeten en transacties niet weer tegen gaan vallen? Welke concrete maatregelen zullen worden genomen?

In de afgelopen periode is een fors aantal beleidsmaatregelen getroffen dat ook van invloed is op de opbrengsten uit boetes en transacties. In aanvulling op de boeteverhoging die in werking treedt per 1 januari 2012 zijn in (de loop van) 2011 doorgevoerd: de verhoging van de boetetarieven per 1 januari 2011 met 15%, het per 1 juli onder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) brengen van onverzekerd rijden en de verhoging van de Wahv-aanmaningen per 1 juli. Het Openbaar Ministerie is daarnaast in 2009 met het optimaliseringsprogramma Verkeershandhaving gestart. Dit programma richt zich de komende jaren op de vervanging van 600 analoge door digitale flitspalen en de uitbreiding met 5 trajectcontrolesystemen. Daarnaast worden waar mogelijk de bestaande minder goed functionerende trajectcontrolesystemen versneld vervangen. Deze maatregelen moeten bijdragen aan een betere handhaving en leiden naar verwachting tot een toename van het aantal geconstateerde overtredingen.

Met de getroffen maatregelen wordt gestreefd, daarbij rekening houdend met het nut voor de verkeershandhaving, de opbrengsten zoals geraamd te realiseren. Het blijven echter ramingen die gebaseerd zijn op een veelvoud van elkaar afzonderlijk beïnvloedende factoren, zoals weeromstandigheden, groot onderhoud aan wegen, wijzigingen in verkeerssituatie, etc.

10

Worden de tarieven voor boeten en transacties verhoogd om nieuwe tegenvallende inkomsten op boeten en transacties te voorkomen? Zo ja, met hoeveel? Zo nee, hoe zal dan worden voorkomen dat de inkomsten blijven tegenvallen?

Zie antwoorden bij vraag 9 en 11.

11

Is er een verband tussen de naar verwachting lagere ontvangsten uit boeten en transacties en het voornemen de verkeersboeten (fors) te verhogen?

In de nota van toelichting van het wijzigingsbesluit waarmee de boetes per 1 januari 2011 werden verhoogd, is opgenomen dat de wenselijkheid van de tariefsverhoging wordt ingegeven door de verwachting dat de verkeersdeelnemers zich hierdoor beter aan de regels zullen houden. Overtreders worden door zwaardere sanctionering immers geconfronteerd met hogere boetes, terwijl men deze kosten ook kan vermijden door de voor de hand liggende overweging, te weten de wet niet te overtreden. De verhoging van de tarieven wordt daarnaast ingegeven door het feit dat de financiële opbrengsten substantieel achterblijven bij de daarover opgestelde ramingen.

12

Hoe komt het dat de inkomsten uit boeten en transacties een tegenvaller van € 118 miljoen opleveren? Welke oorzaken heeft dit? Houden mensen zich beter aan de regels? Is er een tekort aan handhavingscapaciteit?

Zie antwoord bij vraag 5.

13

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 11 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd

Het uitgaven budget op artikel 11 wordt met € 46 000 verlaagd ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties. Deze taakstelling wordt ten laste gebracht van de bedrijfsvoering.

14

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 12 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Het uitgaven budget op artikel 12 wordt met € 3,238 mln. verlaagd ten gevolge van de tegenvaller bij boetes en transacties. De verlaging is als volgt over de artikelonderdelen verdeeld:

12.2 Adequate toegang tot het rechtsbestel € 1,431 mln.

12.3 Slagvaardige en kwalitatief goede rechtspleging € 1,807 mln.

Deze verlaging heeft geen gevolgen voor het beleid. De verlagingen op 12.2 en 12.3 zijn respectievelijk in mindering gebracht op de subsidie aan de Raad voor Rechtsbijstand en op de Raad voor de rechtspraak die deze korting opvangt door middel van de egalisatiereserve.

15

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 13 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Het uitgaven budget op artikel 13 wordt met € 8,477 mln. verlaagd ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties. De verlaging is als volgt over de artikelonderdelen verdeeld:

13.1 Preventieve maatregelen € 0,250 mln.

13.3 Handhaving en vervolging € 2,987 mln.

13.4 Tenuitvoerlegging strafrechtelijke sancties € 5,240 mln.

De verlaging op 13.3 wordt grotendeels opgevangen door een korting op de bijdrage aan het NFI en het OM.

De taakstelling 13.4 en 13.1 is ingevuld door inzet van een uitgavenverlaging en een incidentele meevaller. De uitgavenverlaging betekent een extra efficiencytaakstelling voor uitvoerende organisaties om prijsstijgingen te compenseren. In 2011 gaat dit niet ten koste van het beleid.

16

Waarom is er sprake van een neerwaartse bijstelling van ruim € 3 miljoen bij de uitgaven voor handhaving en vervolging?

Deze € 3 mln. is een optelsom van verschillende technische (niet beleidsmatige) mutaties. De belangrijkste mutaties zijn: de verwerking van de negatieve eindejaarsmarge 2010 voor – € 6 mln., taakstelling – € 2 mln. t.b.v. boete en transactiegelden en het verkrijgen van de loonbijstelling € 4,7 mln.

17

Wat is de budgettaire omvang van de inkomsten uit de plukze-wetgeving?

De ontvangstenraming 2011 voor ontnemingen bedraagt € 30,8 mln. en loopt jaarlijks als volgt op:

2012 € 35 mln.

2013 € 45 mln.

2014 € 55 mln.

2015 € 75 mln.

2016 € 85 mln.

18

Welke andere maatregelen bestaan er naast de plukze-wetgeving om crimineel vermogen af te nemen? Wat is de budgettaire omvang per maatregel?

Naast de Plukzewetgeving biedt het wetboek van strafrecht de mogelijkheid tot verbeurdverklaring van strafrechtelijk inbeslaggenomen goederen en gelden (art. 33). De geraamde omvang hiervan is € 12 mln. Naast het Openbaar Ministerie beschikt ook de belastingdienst over de mogelijkheid om crimineel vermogen af te pakken, door het opleggen van aanslagen, al dan niet met verhogingen. Deze inkomsten worden niet verantwoord op de begroting van VenJ.

19

Waarom is er sprake van een neerwaartse bijstelling van bijna € 7 miljoen bij de uitgaven voor het Openbaar Ministerie (OM)? Wat betekent dit voor het beleid van het OM?

Deze afname is voornamelijk te verklaren door de kortingen van achtereenvolgens € 10mln. en € 1,7 mln., die op het budget zijn aangebracht vanwege de overschrijding van het toegestane budget in 2010 (negatieve eindejaarsmarge) en de bijdrage aan de oplossing van het tekort op de ontvangsten boeten en transacties. Verder is aan het budget € 3,9 mln. toegevoegd in verband met de verdeelde loonbijstelling 2011. De genoemde kortingen zijn incidenteel en waren grotendeels voor het OM voorzienbaar zodat daar mee rekening kon worden gehouden zonder afbreuk te doen aan het beleid.

20

Hoe komt het dat in de tabel op behorende bij artikel 13 bij de mutaties van ontvangsten sprake is van bijna € 107 miljoen lagere ontvangsten, terwijl de lagere ontvangsten bij de bij dat artikel behorende artikelonderdelen optellen tot € 118 miljoen? Waaruit bestaat het verschil van € 12 miljoen?

Dit komt door twee mutaties bij de Reclassering (€ 9,4 mln.) en de Justitiële Informatie Dienst (€ 1,7 mln.). Tezamen is dit het verschil van € 11,1 mln.

Zoals in de toelichting op dit beleidsartikel is opgenomen betreffen de ontvangsten bij de Reclassering € 9,4 mln. voornamelijk teruggaven naar aanleiding van de vaststellingen van de exploitatiesubsidies van de 3 RO (Verslavingsreclassering, het Leger des Heils en Reclassering Nederland) met betrekking tot de subsidiejaren 2008 t/m 2010. Deze ontvangsten zijn niet eerder geraamd en in de begroting opgenomen en vormen derhalve een meevaller.

De Justitiële Informatie Dienst ontvangt voor opdrachten aan derden middelen. Zij hebben € 1,7 mln. meer ontvangsten ontvangen dan geraamd.

21

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 14 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

De tegenvaller bij boeten en transacties is bij artikel 14 gedekt door de incidentele meevaller op de jeugdbescherming van € 21,7 mln. Deze meevaller is het gevolg van een lagere instroom dan eerder geraamd. Hierdoor heeft het geen weerslag op de uitvoering van het beleid.

22

Waarom zijn er minder aanvragen dan geraamd bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven?

In de begroting 2011 is rekening gehouden met de toenemende aandacht voor de belangen van het slachtoffer. De verwachting was dat dit zou leiden tot een substantiële stijging van het aantal aanvragen. Die verwachte substantiële stijging heeft zich in 2011 echter niet in die mate voorgedaan.

23

Hoe vaak is het de afgelopen vijf jaar gebeurd dat ten tijde van de 2de suppletoire begroting is gebleken dat er minder aanvragen dan geraamd werden gedaan op het Slachtofferfonds Geweldsmisdrijven? Hoe vaak is dat gebleken bij de jaarverslagen gedurende de afgelopen vijf jaar?

In de afgelopen vijf jaren (2006–2010) is het drie keer voorgekomen dat bij de 2e suppletoire begroting en bij het jaarverslag is gebleken dat minder aanvragen werden gedaan dan begroot.

24

Wat is de oorzaak van het lager dan verwacht gebruik van de Regeling Overvallen?

De mate waarin slachtoffers van een overval een beroep doen op de tijdelijke beleidsregels stimulering preventieve maatregelen woning- en bedrijfsovervallen van 26 april 2010 blijft achter bij de verwachtingen. Ten opzichte van vorig jaar is er wel een stijging waar te nemen. De regeling wordt momenteel geëvalueerd en de beweegredenen om als slachtoffer van een overval geen beroep te doen op deze beleidsregel wordt meegenomen.

25

Is de mutatie bij slachtofferhulpbeleid niet bedoeld om de tekorten bij Slachtofferhulp Nederland (SHN) aan te vullen? Hoe groot zijn deze tekorten? Wordt onderzoek verricht naar de oorzaken van de financiële problemen van SHN?

De mutatie is niet bedoeld om tekorten bij Slachtofferhulp Nederland (SHN) aan te vullen. Genoemd bedrag betreft de kosten van de beleidsbeslissing van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 27 november 2011 houdende een uitbreiding van de voorschotregeling voor oude bij het CJIB nog openstaande schadevergoedingsmaatregelen, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 2 december 2011.

SHN heeft de financiële positie nauwkeurig in kaart gebracht en heeft vervolgens een aantal bezuinigingsmaatregelen getroffen. Dit betreft een bezuiniging van € 1,5 miljoen op jaarbasis. Het pakket aan materiële en personele bezuinigingsmaatregelen moet ertoe leiden dat inkomsten en uitgaven in 2013 weer in evenwicht zijn.

Volgens de meest recente ramingen zal SHN over 2011 een exploitatieoverschot hebben van enkele tonnen. In die zin hebben de bezuinigingsmaatregelen, zoals deze sinds afgelopen zomer zijn ingezet, snel het gewenste resultaat gehad.

26

Wie houdt er toezicht op de subsidie aan Slachtofferhulp Nederland? Hoe wordt er verslag gedaan en verantwoording afgelegd over deze bestedingen?

Het toezicht op de aanwending van de subsidie aan Slachtofferhulp Nederland (SHN) is georganiseerd langs meerdere lijnen. Gedurende een uitvoeringsjaar legt SHN tussentijds verantwoording af via een vijf- en een 12-maandsrapportage aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Daarnaast vindt de beleidsmatig en financiële verantwoording plaats aan het ministerie via het jaarverslag en de jaarrekening.

Ook heeft SHN een Raad van Toezicht die mede toeziet op de rechtmatige en doelmatige aanwending van subsidies.

Tenslotte vindt ten minste 6 keer per jaar op directeursniveau overleg plaats met SHN; de aanwending van de subsidie – mede in het licht van de voortgang op de jaarlijks geformuleerde managementafspraken – en de voortgang van de bezuinigingsoperatie, zijn daar onderdeel van.

27

Waaruit bestaan de afrekeningen van voorgaande jaren op het terrein van sancties en reclassering?

Zie het antwoord op vraag 20.

28

Zijn de doorstroomtijden bij de jeugdbescherming verbeterd? Zo ja, met hoeveel? Zo nee, waarom niet?

Begin 2005 was sprake van een gemiddelde doorlooptijd van de jeugdbeschermingketen van circa 300 dagen. De totale doorlooptijd in de keten is in 2010 teruggebracht van 300 naar gemiddeld 89 dagen: een daling van ruim 70%. Door de ketenpartners in de jeugdbeschermingketen wordt gewerkt aan een verdere verlaging naar 75% binnen 70 dagen. Medio 2012 worden de activiteiten op dit gebied afgerond.

29

Waarom is er bij jeugdreclassering een lagere instroom dan verwacht? Heeft dit te maken met een dalende jeugdcriminaliteit?

Zie antwoord bij vraag 36.

30

Waar wordt de meevaller op de jeugdbescherming van € 21,7 miljoen aan besteed? Kan dit bedrag worden ingezet om de tariefskorting op de jeugdbescherming en jeugdreclassering ongedaan te maken?

De incidentele meevaller in 2011 bij de jeugdbescherming is besteed aan de oplossing van het tekort B&T. Zie ook antwoordt op vraag 21.

31

Klopt het dat de Raad voor de Kinderbescherming jaarlijks zo'n 186 357 (x1000) kost? Waar is dit budget uit opgebouwd?

Het budget van de Raad voor de Kinderbescherming betreft in 2011 € 186 357 000. In 2012 is het budget € 170 970 000,- en daalt verder naar € 165 857 000 in 2016. Het budget 2011 is opgebouwd uit merendeel onderzoeken (civiel en straf) en enkele projecten zoals Landelijke Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen en ketenprojecten.

32

Klopt het dat Bureau Jeugdzorg jaarlijks zo'n 352 761 (x1000) kost? Waar is dit budget uit opgebouwd?

De uitgaven voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering van de bureaus jeugdzorg bedragen in 2011 in totaal € 352 761 000,–. Deze uitgaven zijn opgebouwd uit de reguliere vergoeding voor de uitvoering van maatregelen voor jeugdbescherming (ots en voogdij) en jeugdreclassering (regulier, ITB/STP en samenloop) in bureau jeugdzorg. Daarnaast is in 2011 de financiering van de gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) en de nazorg onderdeel geworden van de doeluitkering justitiële hulpverlening bureau jeugdzorg.

33

Waarom wordt geen (volledige) toelichting gegeven bij de mutaties op artikel 14.3 en 23.1? Kan deze toelichting alsnog worden geven dan wel worden aangevuld?

Op artikel 14.3 hebben de volgende mutaties plaatsgevonden:

Loonbijstelling tranche 2011–2016

€ 209 000

Verdeling eindejaarsmarge 2010

€ 4 800 000

Verdeling Prijsbijstelling tranche 2010

€ 180 000

Pleegvergoeding Pupillen 2010 (€ 333) en 2011 (€ 155) vanuit VWS

€ 488 000

Tegenvaller NIDOS

€ 532 000

Totaal 14.3

€ 6 209 000

Loonbijstelling tranche 2011–2016: vanwege gestegen werkgeverslasten per 01 januari 2011 wordt een compensatie uitgekeerd.

Verdeling eindejaarsmarge 2010: dit betreft de verdeling van de eindejaarsmarge 2010 en is een technische mutatie.

Verdeling prijsbijstelling tranche 2010: dit betreft een nadere doorverdeling van de vorig jaar uitgekeerde prijsbijstelling binnen artikel 14.

Pleegvergoeding pupillen: door een verhoging van de pleegvergoeding pupillen zijn vanuit de begroting van VWS extra middelen overgeboekt naar de begroting van VenJ.

Tegenvaller Nidos: is het gevolg van een hogere dan aanvankelijk geprognosticeerde bezetting van het aantal pupillen in 2011. Dit is gedekt uit een meevaller elders.

Artikel 23.1:

Loonbijstelling tranche 2011–2016

€ 23 474 000

Versterkingsprogramma Cybercrime

€ – 3 000 000

Aspiranten en recherchekundige zijinstroom

€ – 8 968 000

Algemene bijdrage KLPD

€ – 5 000 000

Rentecompensatie vermogensnormering Politie

€ 1 049 000

Electronisch berichtenverkeer en inhouding

€ 18 417 000

Totaal 23.1

€ 25 972 000

Loonbijstelling tranche 2011–2016: vanwege gestegen werkgeverslasten per 01 januari 2011 wordt een compensatie uitgekeerd.

Versterkingsprogramma cybercrime: dit betreft een technische mutatie. Uitgaven ten behoeve van dit programma worden geboekt ten laste van artikel 23.3.

Aspiranten en recherchekundige zijinstroom: vanaf 2011 vindt de sturing en de financiering van aspiranten en recherchekundige zijinstroom centraal plaats. Gevolg is technische mutatie van artikel 23.1 naar artikel 23.2 van waaruit de bekostiging KLPD plaats vindt.

Algemene bijdrage KLPD: dit betreft de operationele sterkte van het KLPD die betaalbaar wordt gemaakt met het Regeerakkoord intensiveringbudget. Het Regeerakkoord intensiveringbudget is geboekt op artikel 23.1, terwijl bekostiging KLPD plaats vindt vanuit artikel 23.2. Betreft een technische mutatie.

Rentecompensatie vermogensconversie: voor de negatieve gevolgen van de omzetting van eigen vermogen naar vreemd vermogen wordt door het ministerie van Financiën rentecompensatie geboden voor een periode van 10 jaar.

Elektronisch berichtenverkeer en inhouding: dit betreft een technische mutatie. De jaarbijdrage KLPD is ingehouden op artikel 23.2. De volledige uitbetaling van de inhoudingen bij de korpsen en KLPD vindt plaats vanuit artikel 23.1.

34

Wordt in de gaten gehouden wat de extra impuls van € 6 miljoen voor de gemeentelijke nazorg aan ex-gedetineerden voor effect zal hebben? Zijn hierover wel sluitende afspraken gemaakt met de gemeenten voor wanneer die geldstroom is opgedroogd en de gemeenten het weer helemaal zelf moeten gaan doen? Hoe wordt dit in de gaten gehouden?

Het geld voor de extra impuls is verdeeld via de 43 centrumgemeenten voor maatschappelijke opvang en verslavingsbeleid en hiervoor is een decentralisatie-uitkering gebruikt (in de septembercirculaire gemeentefonds zijn gemeenten hierover nader geïnformeerd). Deze middelen zijn bedoeld om de coördinatie van de nazorg te organiseren en deze in te regelen. De extra middelen zijn toegezegd voor zowel 2012 als 2013. Begin 2012 zal de derde monitor nazorg door het WODC worden opgeleverd. Door middel van deze monitor wordt in kaart gebracht in welke mate (ex-) gedetineerden een identiteitsbewijs, inkomen, huisvesting, schulden en contact met een zorginstelling hebben op het moment dat zij een penitentiaire inrichtingen (PI) binnenkomen, op het moment dat hun detentie erop zit en op het moment dat zij zich zes maanden in de vrije maatschappij bevinden.

35

Zijn gemeentes die de nazorg aan ex-gedetineerden niet goed regelen hierop aan te spreken?

Het Ministerie van Veiligheid en Justitie heeft samen met de VNG het Samenwerkingsmodel Nazorg in 2009 opgesteld en in 2011 opnieuw bevestigd. Hierin onderschrijven zowel het ministerie als de VNG dat het belangrijk is om de nazorg aan (ex)gedetineerden goed te organiseren. Bewust is gekozen om de verantwoordelijkheid decentraal te beleggen. Via de monitor (zie het antwoord op vraag 34) zal dit gevolgd worden. Waar nodig vindt bestuurlijk overleg plaats c.q. staat dit op de agenda van het SBV.

36

Wat is de (mogelijke) oorzaak van de lagere instroom bij jeugdreclassering dan geraamd?

Voor het jaar 2011 was rekening gehouden met een stijging van de instroom bij jeugdreclassering. In de loop van 2011 bleek echter sprake van een stabilisering van de instroom, waardoor de verwachte stijging zich niet heeft voorgedaan. Er zijn nog geen precieze gegevens over het jaar 2011 beschikbaar. Het is nog te vroeg om conclusies te trekken over de oorzaken.

37

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 17 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Op artikel 17 heeft geen verlaging plaats gevonden.

38

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 21 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

De verlaging van het budget bedraagt: € 180 000. De verlaging is opgevangen in de eenmalige onderuitputting die ontstaan is door vertraging van enkele projecten. Per artikelonderdeel:

21.1 Nationale Veiligheid € 21 000. De verlaging is opgevangen uit onderuitputting, die is ontstaan door vertraging van NL-Alert campagne.

21.2 Nationaal crisiscentrum € 51 000. De verlaging is opgevangen uit onderuitputting doordat de uitgaven van de grote interdepartementale oefening lager zijn uitgevallen dan begroot.

21.3 Onderszoeksraad voor veiligheid € 30 000. Deze korting is elders op artikel 21 opgevangen. Het WODC heeft minder onderzoeken uitgevoerd dan gepland.

21.4 Terrorismebestrijding € 78 000. Deze verlaging is opgevangen door het beperken van inhuur externen.

39

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 23 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

De verlaging van het budget bedraagt € 14 163 000. Dit is opgevangen binnen het C2000 budget (artikelonderdeel 23.3). Naar verwachting worden niet alle voorgenomen investeringen voor het jaar 2011 aangegaan, maar schuiven deze door naar 2012 en volgende jaren.

40

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 25 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Artikel 25.1, de verlaging bedraagt € 510 000. In verband met vertraging bij projecten op het gebied van FysiekeVeiligheid is dit jaar ruimte ontstaan waaruit de boeten en transactie taakstelling kon worden opgevangen.

41

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget per artikelonderdeel van artikel 29 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

De verlaging van het budget bedraagt € 15 000. Deze taakstelling gaat niet ten koste van het primair proces: het uitoefenen van toezicht. Deze taakstelling wordt ten laste gebracht van de bedrijfsvoering, waaronder reiskosten en publicaties.

42

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget van artikel 91 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Het budget op artikel 91 is met € 489 000 verlaagd. Deze verlaging wordt gerealiseerd door aanschaf materieel en het plegen van onderhoud uit te stellen of te minderen. Daarnaast wordt de inhuur van externen verder beperkt.

43

Hoeveel bedraagt de verlaging van het uitgaven budget van artikel 93 ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties? Welk concreet beleid kan ten gevolge van die taakstelling niet worden uitgevoerd?

Het uitgaven budget op artikel 93 wordt met € 9 000 verlaagd ten gevolge van de tegenvaller bij boeten en transacties. Voor de besteding van geheime uitgaven heeft dit geringe bedrag geen gevolgen.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Schouten, C.J. (CU), Staaij, C.G. van der (SGP), Arib, K. (PvdA), Çörüz, C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Vermeij, R.A. (PvdA), ondervoorzitter, Raak, A.A.G.M. van (SP), Thieme, M.L. (PvdD), Dibi, T. (GL), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Brinkman, H. (PVV), Roon, R. de (PVV), voorzitter, Toorenburg, M.M. van (CDA), Peters, M. (GL), Recourt, J. (PvdA), Schouw, A.G. (D66), Berndsen, M.A. (D66), Marcouch, A. (PvdA), Helder, L.M.J.S. (PVV), Nieuwenhuizen-Wijbenga, C. van (VVD), Steur, G.A. van der (VVD), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD) en Taverne, J. (VVD).

Plv. leden: Slob, A. (CU), Dijkgraaf, E. (SGP), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Bochove, B.J. van (CDA), Koopmans, G.P.J. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Kooiman, C.J.E. (SP), Ouwehand, E. (PvdD), Tongeren, L. van (GL), Karabulut, S. (SP), Elissen, A. (PVV), Dille, W.R. (PVV), Smilde, M.C.A. (CDA), Voortman, L.G.J. (GL), Spekman, J.L. (PvdA), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66), Kuiken, A.H. (PvdA), Bontes, L. (PVV), Burg, B.I. van der (VVD), Liefde, B.C. de (VVD), Azmani, M. (VVD) en Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD).

Naar boven