33 090 Najaarsnota 2011

Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 16 december 2011

De vaste commissie voor Financiën1 heeft over de Najaarsnota 2011 (Kamerstuk 33 090, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De vragen zijn op 7 december 2011 voorgelegd. Bij brief van 15 december 2011 zijn ze door de minister van Financiën beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Aptroot

De griffier van de commissie,

Berck

1, 6 en 21

Kunt u de tabel met kasschuiven, die u in antwoord op de feitelijke vragen 29 t/m 33 bij de Miljoenennota 2012 heeft gegeven (Kamerstukken II 2011/12, 33 000, nr. 33), actualiseren?

Welke middelen worden via kasschuiven buiten de eindejaarsmarge tussen 2011 en latere jaren geschoven? Kunt u hiervan een cijfermatig overzicht geven?

Kunt u een integraal overzicht geven van de generale mutaties en kasschuiven tussen 2011 en latere jaren?

In onderstaande tabel vindt u de mutaties die vallen onder de post «intertemporele compensatie diverse begrotingen». Zoals gebruikelijk zijn kasschuiven mogelijk binnen de meerjarenperiode (inclusief extrapolatiejaar). Over de meerjarenperiode sluiten de kasschuiven op nul; doordat in de tabel alleen de jaren 2011–2015 zijn opgeomen sluit de totaalreeks niet op nul. Voor alle kasschuiven geldt dat het generale mutaties zijn. Deze middelen worden derhalve geschoven tussen 2011 en latere jaren buiten de eindejaarsmarge om.

De mutaties met een asterisk ervoor zijn kasschuiven die hebben plaatsgevonden sinds de Miljoenennota 2012.

   

2011

2012

2013

2014

2015

 

IIB Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten

         
 

Diverse kleine kasschuiven

2

       

*

Kasschuif onderhoud Algemene Rekenkamer

0

0

     

*

Kasschuif digitalisering Nationale Ombudsman

– 1

1

     
             
 

III AZ

         
 

Kasschuif ONS

1

       
 

Kasschuif Een Logo

1

       
 

 

         
 

IV Koninkrijksrelaties

         
 

Arubadeal

10

       
 

Samenwerkingsmiddelen SONA en SEI

 

15

     
             
 

V Buitenlandse Zaken

         
 

Kasschuif ODA en non-ODA

60

– 98

– 222

60

200

 

Kasschuif ODA

– 60

70

 

– 10

 
             
 

VI Veiligheid en Justitie

         
 

Oplossen probleem van ODA-toerekening

– 15

       
 

Oplossen negatieve EJM

– 21

       
 

Kasschuif

1

– 2

5

– 1

– 1

             
 

VII BZK

         
 

Kasschuif project nieuwbouw

 

2

     
 

Project Nieuwbouw

– 11

0

11

0

0

 

Bestedingsplan RGD 2011

0

– 1

0

0

1

 

Anna Paulownastraat

2

– 2

0

0

0

 

Oude EW-regelingen

1

1

0

– 1

0

 

Kasschuif huurtoeslag

80

13

– 52

– 22

13

*

Financieringsbehoefte VUT-fonds

50

– 50

     

*

Kasschuif problematiek

5

– 5

     

*

Kasschuif correctie ODA-toerekening

7

– 7

     
             
 

VIII OCW

         
 

Kasschuif loonbijstelling onderwijs

56

– 56

     
 

Overige kasschuiven

– 50

41

6

1

1

 

Aanpassing RA-maatregel verhogen intensiteit onderwijs

 

– 50

40

10

 
 

Kasschuif OV-kaart

200

– 150

– 50

   
 

Overige kasschuiven MJN

-15

7

8

– 2

1

 

Kasschuif OV-kaart

300

– 300

     
 

Kasschuif overdekking OCW

– 95

15

39

20

10

             
 

IXB Financiën

         
 

Diverse kleine kasschuiven

2

       
 

Detectiesystemen Douane

– 20

16

4

   
 

Kasschuif Accoladebudget

– 32

32

     
 

Kasschuif Apparaatsuitgaven

– 3

2

1

   
 

Kasschuif Belastingdienst

– 60

 

20

20

20

*

Kasschuif Apparaat

20

– 20

     
             
 

X Defensie

         

*

Kasschuif Militaire ouderdomspensioenen

50

– 50

     
             
 

XII I&M/Infrastructuurfonds

         
 

Kasschuif Geluidsisolatie Schiphol

– 1

       
 

Kasschuif Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

– 18

11

0

0

6

 

Kasschuif Water1

– 254

– 24

232

30

16

 

Kasschuif ivm kasritme

100

– 250

– 75

75

150

             
 

XIII EL&I

         
 

Kasschuif Natuur en landschap

– 36

       
 

Kasschuif Noordoostpolder

– 30

30

     
 

Kasschuif Road Project

– 57

45

12

   
 

Kasschuif MEP/SDE

– 28

– 95

– 55

– 28

– 9

             
 

XV SZW

         
 

Kasschuif Sociaal flankerend beleid

 

2

2

   
 

Kasschuif huisvesting

– 1

– 3

– 2

6

 

*

Kasschuif Sociaal flankerend beleid

– 1

     

1

             
 

XVI VWS

         
 

Kasschuif Wtcg

 

– 45

45

   
             
 

Gemeentefonds

         
 

NUP

28

32

32

32

– 122

 

Kasschuif NUP

– 1

0

0

0

 
             
 

AP Algemeen

         
 

Kasschuif Nationale politie

– 90

 

30

30

30

 

Kasschuif PAS

– 25

9

9

7

 
 

Kasschuif Immigratie & Integratie

   

– 6

-6

6

 

Kasschuif Functies dagbesteding en begeleiding WMO

   

– 5

5

 
 

Kasschuif aanvullende post

 

– 20

7

7

6

 

Diverse kasschuiven

8

0

0

1

0

 

Kasschuif RUD´s

 

– 50

– 80

50

80

             
 

Overige diverse kasschuiven

– 18

16

10

3

– 6

             
 

Totaal «intertemporele compensatie diverse begrotingen»

41

– 918

– 34

287

403

X Noot
1

De kasschuif water sluit na deze kabinetsperiode intertemporeel op nul. Op het budget van het Hoogwaterbeschermingsprogramma vindt conform het Bestuursakkoord Water een kasschuif plaats (Kamerstukken II, 2010–2011, 27 625, nr. 190). Hiermee is voor de periode 2011–2020 een bedrag van 1,2 miljard euro gemoeid.

2

Kunt u een overzicht geven van de huidige totale Nederlandse bijdrage aan het IMF? Op 21 september 2011 maakte het IMF bekend dat de New Arrangements to Borrow (NAB) met een half jaar (periode 1 oktober 2011 tot eind maart 2012) zouden worden verlengd. De Nederlandse bijdrage hieraan is ruim 9 miljard SDR. Eerder stelde u per brief (Kamerstukken II 2010/11, 26 234, nr. 109) dat de NAB naar beneden zouden worden gebracht. Hoe is de verlening in de Najaarsnota verwerkt? Wat zijn de (financiële) gevolgen van deze verlening?

In de beantwoording wordt de stand per 8-12-2011 gegeven. Het Nederlandse aandeel in de additionele bijdrage van 200 miljard euro die de EU-landen voornemens zijn aan het IMF beschikbaar te stellen, is opgenomen in een nota van wijziging op de suppletoire begroting van het Ministerie van Financiën (IXB) (wijzigingen samenhangende met de Najaarsnota).

Nederland stelt op dit moment aan quota- en NAB-middelen tezamen 16,34 miljard euro aan het IMF beschikbaar. Dit houdt in dat DNB gevraagd kan worden tot maximaal 16,34 miljard euro aan het IMF aan middelen te leveren. Daarnaast heeft DNB 580 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het trustfonds ten behoeve van de lage inkomenslanden, de Poverty Reduction and Growth Trust (PRGT), gecombineerd met een subsidie van 10 miljoen euro verstrekt door het Ministerie van Buitenlandse Zaken om de leningen aan de lage inkomenslanden concessioneel te maken. Onderstaande tabel geeft een overzicht.

De New Arrangements to Borrow (NAB) is het noodfonds van het IMF. Het IMF kan dus alleen aanspraak maken op deze middelen als de quota-middelen niet meer toereikend dreigen te worden. De NAB-leden moeten met 85 procent van de stemmen instemmen met een activering van de NAB. Toen in maart 2011 alle NAB-leden de verhoging van hun bijdrage hadden geratificeerd, heeft het NAB-lidmaatschap ingestemd met een activering, om de quota-middelen te versterken en het IMF voldoende slagkracht te geven om aan de vraag naar leningen te voldoen. De NAB kan steeds voor een half jaar geactiveerd worden, dus in september 2011 heeft het NAB-lidmaatschap besloten tot een verlenging van de activering met een half jaar tot maart 2012.

De reducering van de NAB, zoals gesteld in een eerdere brief (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 26 234, nr. 109), hangt samen met de quotaverhoging die in december 2010 is afgesproken. Afgesproken is dat als de quotaverhoging effectief wordt, de NAB in lijn met de quotaverhoging wordt teruggebracht. De verwachting is dat eind 2012 de quotaverhoging effectief wordt. Hiermee blijven de totale beschikbare middelen voor het IMF (quota en NAB tezamen) min of meer gelijk, maar wordt de verhouding tussen quota- en NAB-middelen aangepast. De Nederlandse quota-bijdrage zal met ruim 4 miljard euro worden verhoogd. Eind december wordt in de NAB besloten met hoeveel de Nederlandse bijdrage in de NAB wordt verlaagd.

Overzicht Nederlandse bijdragen

SDR mld

wisselkoers 8 december

EURO mld

quota-middelen

5,16

5,94

Totale NAB/bilaterale lening

9,04

10,40

TOTAAL

14,20

16,34

     

PRGT-lening

0,50

0,58

PRGT subsidie

0,0095

0,01

3, 18 en 25

Hoe verhoudt het kasritme van de gerealiseerde onderuitputting in deze Najaarsnota zich tot de onderuitputting in eerdere jaren? Is er in deze Najaarsnota verhoudingsgewijs meer of minder onderuitputting opgetreden dan in eerdere jaren?

Hoeveel additionele onderuitputting verwacht u na de Najaarsnota? Kunt u inzicht geven in de onderuitputting die na de Najaarsnota is opgetreden in de afgelopen 5 jaar? Is er sprake van structureel meer onderuitputting dan bij de in=uit taakstelling wordt ingevuld en via de eindejaarmarge wordt meegenomen? Welke begrotingen betreft dit? Hoeveel bedraagt de totale eindejaarsmarge 2011?

Waar is het bedrag van de in=uittaakstelling van € 700 mln. op gebaseerd? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de omvang van de in=uittaakstelling van de afgelopen vijf jaar? Kunt u een overzicht geven van de verdeling van de in=uittaakstelling per departement (ten opzichte van hun gecorrigeerde begrotingstotaal)?

Onderstaande tabel geeft de onderuitputting op kader RBG-eng weer die zich vanaf Najaarsnota heeft voortgedaan in de afgelopen vijf jaar.

 

Najaarsnota

Voorlopige Rekening

Financieel Jaarverslag Rijk

In=uittaakstelling

in mln. euro's

       

2011

– 695

   

– 987

2010

– 396

– 517

– 69

– 342

2009

– 485

– 615

18

– 651

2008

– 304

– 664

– 88

– 623

2007

– 661

– 489

– 71

– 469

In deze Najaarsnota is verhoudingsgewijs meer onderuitputting opgetreden dan in eerdere jaren. Daar staat tegenover dat de in=uittaakstelling dit jaar ook verhoudingsgewijs groter is dan voorgaande jaren.

Pas na Voorlopige Rekening en Financieel Jaarverslag Rijk zal blijken wat de totale onderuitputting is en welk deel via de eindejaarsmarge 2011 door de departementen kan worden meegenomen naar 2012. De ervaring leert, zoals ook uit bovenstaande tabel blijkt, dat er na Najaarsnota nog additionele onderuitputting optreedt.

De totale in=uittaakstelling voor 2011 bedraagt 987 miljoen euro. Bij Najaarsnota is hiervan 667 miljoen euro ingevuld (afgerond 0,7 miljard euro). Invulling van de in=uittaakstelling is gebaseerd op de onderuitputting die zich op de verschillende begrotingen reeds heeft voortgedaan. Als de onderuitputting groter is dan de in=uittaakstelling, betekent dit overigens niet dat automatisch sprake is van een onderschrijding. Dit is afhankelijk van de uitgavenontwikkeling onder de kaders.

De in=uittaakstelling is een rijksbrede taakstelling en wordt niet onderverdeeld naar departementen.

4 en 26

Bent u bereid tabel 2.2 uit de Najaarsnota 2011 uit te breiden met alle mutaties groter dan € 50 mln. en hierbij alsnog een beschrijving te geven, zodat de Kamer in één oogopslag een overzicht heeft van alle grote relevante mutaties? Dus bent u bereid in volgende budgettaire nota's ten minste alle mutaties van groter dan € 50 mln. integraal zichtbaar te maken en toe te lichten in de hoofdtekst?

Waarom wordt een groot aantal mutaties in de Verticale Toelichting, waaronder mutaties bij het Infrastructuurfonds, mutaties bij de SDE-regeling, exportkredietverzekering, heffings- en invorderingsrente, tegenvallers boetes en transacties V&J en afronding ILG-afspraken niet zichtbaar gemaakt in §2 van de Najaarsnota?

Tabel 2.2 uit de Najaarsnota geeft in miljarden euro’s de kadertoets weer, waarbij wordt afgerond op één cijfer achter de komma. Om die reden bespreekt de Najaarsnota alleen de mutaties die ten minste 0,1 miljard euro bedragen. Mutaties die per saldo tot een effect op het kader leiden worden, voor zover de mutaties ten minste 0,1 miljard euro bedragen, opgenomen in de kadertoets.

De Verticale Toelichting bevat de nadere uitsplitsing van de verschillende mutaties op de begrotingen. De ondergrenzen die hierbij worden gehanteerd zijn afhankelijk van de grootte van de begroting, maar zorgen ervoor dat in ieder geval alle mutaties groter dan 50 miljoen euro zijn toegelicht. Tezamen geeft de bijlage Verticale Toelichting en tabel 2.2 een compleet overzicht van alle mutaties groter dan 50 miljoen euro.

5

Kunt u een overzicht geven van de totale onderuitputting per begroting dan wel begrotingsfonds, evenals voor de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS), en hoe deze worden ingezet?

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de onderuitputting per begroting. Deze onderuitputting telt in miljarden afgerond op tot -0,7 miljard euro. Deze onderuitputting is ingezet ter invulling van de in=uittaakstelling.

Onderuitputting Najaarsnota 2011in miljoenen euro's (RBG-eng)

2A Staten- Generaal

– 1,3

2B Overige Hoge colleges van Staat

– 0,6

3 Algemene Zaken

– 7,5

4 Koninkrijksrelaties

0

5 Buitenlandse Zaken/HGIS

– 103,3

6 Veiligheid en Justitie

0

7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

0

8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

– 115,8

9B Financiën

– 40,6

10 Defensie

– 187,2

12 Infrastructuur en Milieu

0

13 Economische Zaken, Landbouw en Innovatie

– 16,9

15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid

– 1,7

16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport

– 45,6

55 Infrastructuurfonds

– 174,4

6

Welke middelen worden via kasschuiven buiten de eindejaarsmarge tussen 2011 en latere jaren geschoven? Kunt u hiervan een cijfermatig overzicht geven?

Zie het antwoord op vraag 1.

7 en 8

Hoe groot was de totale eindejaarsmarge 2010 in de drie afzonderlijke budgetdisciplinesectoren? Hoe groot is de daarmee corresponderende in=uittaakstelling?

Welk deel van de in=uittaakstelling is bij de verschillende deelkaders reeds ingevuld? Bij welke nota’s is dit gebeurd? Welk deel moet nog worden ingevuld?

De totale eindejaarsmarge in 2010 bedroeg 980 miljoen euro voor het kader Rijksbegroting in enge zin. De corresponderende in=uittaakstelling is bij VJN 2011 reeds voor 13 miljoen euro ingevuld waardoor 967 miljoen euro als in=uittaakstelling is geboekt bij VJN 2011. Er was nog een resterende in=uittaakstelling van 20 miljoen euro uit een eerder jaar, waardoor de totale in=uittaakstelling 987 miljoen euro bedraagt. Bij Najaarsnota wordt deze in=uittaakstelling voor 667 miljoen euro ingevuld (afgerond 0,7 miljard euro) waardoor 320 miljoen euro als taakstelling resteert.

Bij het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid was de onderuitputting en de corresponderende in=uittaakstelling 7,1 miljoen euro welke reeds in zijn geheel bij Najaarsnota is ingevuld.

Het Budgettair Kader Zorg heeft geen eindejaarsmarge en corresponderende in=uittaakstelling.

8

Welk deel van de in=uittaakstelling is bij de verschillende deelkaders reeds ingevuld? Bij welke nota’s is dit gebeurd? Welk deel moet nog worden ingevuld?

Zie het antwoord op vraag 7.

9, 24, 27 en 29

Verwacht u dat de volledige in=uittaakstelling zal worden ingevuld? Zo nee, welke gevolgen zal dit hebben voor het uitgavenkader en het EMU-saldo 2011?

De onderschrijding van RBG-eng is relatief groot. Is daar bewust op aangestuurd?

Wat is de reden voor de onderuitputting van 0,7 mld bij de departementen? Is deze onderuitputting structureel? Zijn er incidentele of structurele meevallers in de Najaarsnota die kunnen worden ingezet ter dekking van nieuwe voorstellen, en zo ja, welke?

Hoe groot is de resterende in=uittaakstelling? Als de verwachting is dat deze alsnog wordt ingevuld, waarom gebeurt dat dan niet nu bij Najaarsnota maar pas bij slotwetten?

De resterende in=uittaakstelling bedraagt 320 miljoen euro. Op basis van ervaringen uit het verleden verwacht ik dat er na Najaarsnota nog onderuitputting optreedt en dat de volledige in=uittaakstelling ook dit jaar zal worden ingevuld. Ik verwacht derhalve geen gevolgen voor het uitgavenkader en het EMU-saldo 2011.

Departementen geven bij Najaarsnota op basis van de meest recente informatie inzicht in wat zij aan onderuitputting voor 2011 verwachten. Er zijn verschillende oorzaken voor de onderuitputting op de diverse begrotingen. Gedacht kan worden aan vertraging in uitvoering van beleid, of een lager dan verwacht beroep op middelen/regelingen. De Najaarsnota is enkeljarig van aard en derhalve is de onderuitputting vooralsnog incidenteel. De onderuitputting wordt ingezet ter invulling van de in=uittaakstelling. Eventuele structurele doorwerking van de onderuitputting wordt bij Voorjaarsnota 2012 bezien.

Ondanks dat ik op basis van ervaringen uit het verlegen nog onderuitputting na Najaarsnota verwacht, acht ik het vooralsnog niet prudent om deze onderuitputting nu al in te boeken.

10

Hoe verhoudt de toelichting op pagina 60 van de Verticale Toelichting bij de Voorjaarsnota 2011 (dat bij Startnota de in=uittaakstelling die voor 2011 in de boeken stond volledig is ingevuld) zich tot de mutatie van 0,7 mld. in tabel 2.2. van de Najaarsnota 2011?

De toelichting op pagina 60 van de Verticale Toelichting bij de Voorjaarsnota 2011 verwijst specifiek naar de invulling van de in=uittaakstelling van het Infrastructuurfonds, die bij Startnota met 372 miljoen euro werd ingevuld.

De mutatie van 0,7 miljard euro in tabel 2.2 van de Najaarsnota 2011 heeft betrekking op de invulling van de in=uittaakstelling van 967 miljoen euro. Die is geboekt bij Voorjaarsnota 2011. Zie voor uitleg hierover de beantwoording van vraag 7 en 8.

11 t/m 13

Kunt u een cijfermatige (p x q) onderbouwing geven van de meevallende rentelasten ad. € 0,4 mld., waarvoor het uitgavenkader wordt gecorrigeerd?

Hoe verhoudt de meevaller bij de (kaderrelevante) rente in de Verticale Toelichting van de Nationale Schuld (IXA) zich tot de stijging van het EMU-saldo 2011 en de EMU-schuld 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2012? Kunt u de relevante rentemutaties (p x q) onderbouwen?

Er is een meevaller in de rentelasten van € 400 mln. Van welk rentepercentage is begin dit jaar uitgegaan? Op basis van welk rentepercentage is de meevaller tot stand gekomen? Van welke rentepercentages wordt uitgegaan voor de periode 1 oktober tot en met 31 december 2012?

De meevaller in de rentelasten van 0,4 miljard euro wordt veroorzaakt doordat de Nederlandse staat zich tegen lagere rentes heeft gefinancierd dan de rekenrentes op basis waarvan ramingen worden gemaakt. Ook de swaps hebben bijgedragen aan lagere rentelasten. Met name in de tweede helft van het jaar zijn zowel lange als korte staatsrentes sterk gedaald. Zo werd in november 2 miljard euro geleend voor een periode van tien jaar tegen een rente van 2,24 procent.

De verslechtering van het EMU-saldo (en daarmee het kassaldo) ten opzichte van de Miljoenennota is klein. Tegenvallers in het saldo worden opgevangen op de geldmarkt, waar de rente erg laag is. Beide factoren leiden ertoe dat als gevolg van de tekortstijging de rentelasten slechts zeer beperkt toenemen.

Begin dit jaar was de meeste recente raming voor de rentelasten 2011 die uit de Startnota van november 2010. De raming in de Startnota was gebaseerd op de bijbehorende rekenrentes van het CPB, gelijk aan 1,75 procent (kort) en 3,75 procent (lang). Bij VJN, MN 2012 en NJN waren de rekenrentes zoals vermeld in onderstaande tabel.

 

Startnota

MLT

(Nov. 2010)

VJN 2011

CEP

(Mei 2011)

MN 2012

MEV

(Sept. 2011)

NJN 2011

MEV

(Nov. 2011)

Korte rekenrente 2011

1,75%

1,25%

1,25%

1,25%

Lange rekenrente 2011

3,75%

3,50%

3,25%

3,25%

12

Hoe verhoudt de meevaller bij de (kaderrelevante) rente in de Verticale Toelichting van de Nationale Schuld (IXA) zich tot de stijging van het EMU-saldo 2011 en de EMU-schuld 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2012? Kunt u de relevante rentemutaties (p x q) onderbouwen?

Zie het antwoord op vraag 11.

13

Er is een meevaller in de rentelasten van € 400 mln. Van welk rentepercentage is begin dit jaar uitgegaan? Op basis van welk rentepercentage is de meevaller tot stand gekomen? Van welke rentepercentages wordt uitgegaan voor de periode 1 oktober tot en met 31 december 2012?

Zie het antwoord op vraag 11.

14

Bent u bij het berekenen van de rentemeevaller uitgegaan van ramingen die afwijken van ramingen van het CPB? Zo ja, hoeveel wijken de korte en lange rente af van de laatste ramingen van het CPB?

Nee. De ramingen voor de rentelasten zijn altijd gebaseerd op rekenrentes van het CPB voor dat deel van de financieringsbehoefte dat nog niet gerealiseerd is. Voor het deel van de financieringsbehoefte dat al vervuld is, worden ramingen vervangen door realisaties.

15

Wat zijn de verwachte gevolgen van het eventuele verlies van de Nederlandse triple-A status voor (het niveau van) de rentelasten?

HHet effect van een mogelijk verlies van de AAA-status van Nederland is op voorhand moeilijk in te schatten. De hoogte van de rente die een land betaalt, wordt bepaald door vraag- en aanbodfactoren. Of de vraag naar Nederlands schuldpapier door een mogelijke afwaardering zal afnemen, hangt uiteindelijk af van de mate waarin de risicoperceptie van marktpartijen verandert. Wanneer van meerdere landen in het eurogebied de kredietstatus wordt verlaagd, zal dit een andere effect hebben dan wanneer het alleen Nederland betreft. Marktpartijen maken daarbij ook een inschatting van het relatieve risico tussen de verschillende landen.

16

Onlangs werd bekend dat Nederland op recent uitgegeven driemaands staatsobligaties een negatieve rente (voor inflatie) van – 0,004% betaalt. Wat betekent dit voor de verwachte rentelasten in 2012?

Door deze transactie daalt de raming voor de rentelasten in 2012 met een bedrag van 2,1 miljoen euro. Deze relatief geringe besparing is terug te voeren op het feit dat het bedrag dat geleend is (1 miljard euro) een looptijd heeft van 3 maanden. Twee maanden daarvan hebben betrekking op 2012 en 1 maand op 2011. De besparing voor een heel jaar zou uitkomen op 12,5 miljoen euro, gelijk aan 1,25 procent (de rekenrente) van 1 miljard (het geleende bedrag). In plaats van dat de rekenrente wordt betaald, wordt er uit hoofde van deze transactie rente ontvangen (10 000 euro, waarvan 2/3 in 2012).

17

Het EMU-saldo verslechtert met 0,3% BBP ondanks een rentemeevaller van € 0,4 mld. In hoeverre werken de tegenvallers structureel door in latere jaren als de economische crisis aanhoudt en in hoeverre is een overschrijding van de signaalmarge te verwachten?

De Najaarsnota actualiseert uitsluitend de inkomsten en uitgaven in het lopende begrotingsjaar: 2011. In hoeverre tegenvallers structureel doorwerken is op dit moment niet bekend. Op basis van het CEP van het Centraal Planbureau wordt gekeken of een overschrijding van de signaalmarge aan de orde is.

De decemberraming van het CPB laat al zien dat extra maatregelen onontkoombaar lijken aangezien de economische groei fors neerwaarts is bijgesteld voor 2012 en dit gevolgen zal hebben voor de overheidsbegroting voor de komende jaren. In welke mate maatregelen genomen moeten worden, zal in februari duidelijk worden wanneer ook cijfers over 2013 beschikbaar zijn. De begrotingsregel stelt namelijk dat additioneel ingrijpen vereist is als het EMU-saldo voor het daarop volgende jaar (=2013) op basis van het CEP de signaalmarge overschrijdt.

18

Hoeveel additionele onderuitputting verwacht u na de Najaarsnota? Kunt u inzicht geven in de onderuitputting die na de Najaarsnota is opgetreden in de afgelopen 5 jaar? Is er sprake van structureel meer onderuitputting dan bij de in=uit taakstelling wordt ingevuld en via de eindejaarmarge wordt meegenomen? Welke begrotingen betreft dit? Hoeveel bedraagt de totale eindejaarsmarge 2011?

Zie het antwoord op vraag 3.

19

Klopt het dat in voorgaande jaren een deel van de onderuitputting die na Najaarsnota is opgetreden, is ingezet voor de verwerking van beleidsmatige mutaties bij de slotwetten? Welk beleid voert u ter voorkoming hiervan? Wordt met dit beleid voorkomen dat beleidsmatige mutaties worden verwerkt na de Najaarsnota?

De 2e suppletoire wetten die tegelijkertijd met de Najaarsnota aan de Tweede Kamer worden verzonden, zijn voor ministers de laatste mogelijkheid om voor het lopende begrotingsjaar beleidsmatige mutaties te presenteren. Beleidsmatige mutaties na Najaarsnota zullen ministers door middel van een brief aan de Tweede Kamer kenbaar moeten maken. Dit is staand beleid. Onderuitputting mag volgens deze regels dus niet worden ingezet voor beleidsmatige mutaties na Najaarsnota.

20

Kunt u toelichten welke (technische) correcties op het uitgavenkader zijn toegepast?

Het uitgavenkader is gecorrigeerd voor een meevaller in de rentelasten (0,4 miljard euro). Voor de overige statistische correcties wordt verwezen naar de Verticale Toelichting. Statistische correcties van het uitgavenkader worden bij iedere budgettaire nota in de Verticale Toelichting voor de verschillende begrotingen gepresenteerd onder de kop «technische mutaties». Bij het uitsplitsen van deze toelichtingen worden per begroting verschillende ondergrenzen gehandhaafd, welke afhankelijk zijn van de omvang van de begroting.

21

Kunt u een integraal overzicht geven van de generale mutaties en kasschuiven tussen 2011 en latere jaren?

Zie het antwoord op vraag 1.

22

Kunt een overzicht geven van alle overboekingen tussen de diverse begrotingshoofdstukken? Kunt u hierbij de mutaties toelichten waarbij overtollige middelen binnen de ene begroting, zijn ingezet ten behoeve van een tekort aan middelen op de begroting?

Overboekingen tussen verschillende begrotingshoofdstukken hebben geen invloed op de ruimte binnen begrotingen. Overboekingen zorgen voor een overheveling van middelen, maar tegelijkertijd ook voor een even grote aanpassing van het uitgavenplafond binnen een begroting. Daarmee neemt de ruimte dus niet toe of af door het doen van overboekingen. Gedurende het begrotingsjaar vinden er vele overboekingen plaats tussen de diverse begrotingshoofdstukken. Ter illustratie geef ik u hieronder een overzicht van overboekingen groter dan 5 miljoen euro die bij Najaarsnota hebben plaatsgevonden.

Omschrijving overboeking

2011

Van VWS naar BZK – loonbijstelling UMC's

18,6

Van I&M naar EL&I – intensiveringsmiddelen landelijk gebied

10,0

Van VWS naar EL&I – voorziening herplaatsingskandidaten

10,0

Van VWS naar Gemeentefonds – impuls brede scholen

7,9

Van V&J naar Gemeentefonds – nazorg ex-gedetineerden

6,0

Van EL&I naar Gemeentefonds – sterke regio's HST cargo en science park

12,0

Van I&M naar Provincieifonds – bodemsanering

10,0

Van EL&I naar Provinciefonds – sterke regio's

12,1

Van EL&I naar Provinciefonds – bedrijventerrein

7,7

23

Hoe wordt de opwaartse bijstelling van het ODA-budget besteed? Komt dit budget in 2011 tot besteding of wordt het meegenomen naar latere jaren?

Het ODA-budget kent jaarlijks meerdere fluctuaties, bijvoorbeeld als gevolg van een gewijzigde bnp-raming of een wijziging in de toerekeningen. Als gevolg van vertraagde schuldkwijtschelding (90 miljoen euro) wordt er minder toegerekend dan begroot en ontstaat binnen het ODA budget in 2011 ruimte voor andere uitgaven. De meevaller wordt met name ingezet ter compensatie van de neerwaartse bijstelling van het ODA-budget als gevolg van een lagere bnp-ontwikkeling bij Miljoenennota (63,7 miljoen euro).

24

De onderschrijding van RBG-eng is relatief groot. Is daar bewust op aangestuurd?

Zie het antwoord op vraag 9.

25

Waar is het bedrag van de in=uittaakstelling van € 700 mln. op gebaseerd? Hoe verhoudt dit bedrag zich tot de omvang van de in=uittaakstelling van de afgelopen vijf jaar? Kunt u een overzicht geven van de verdeling van de in=uittaakstelling per departement (ten opzichte van hun gecorrigeerde begrotingstotaal)?

Zie het antwoord op vraag 3.

26

Waarom wordt een groot aantal mutaties in de Verticale Toelichting, waaronder mutaties bij het Infrastructuurfonds, mutaties bij de SDE-regeling, exportkredietverzekering, heffings- en invorderingsrente, tegenvallers boetes en transacties V&J en afronding ILG-afspraken niet zichtbaar gemaakt in §2 van de Najaarsnota?

Zie het antwoord op vraag 4.

27

Wat is de reden voor de onderuitputting van 0,7 mld bij de departementen? Is deze onderuitputting structureel? Zijn er incidentele of structurele meevallers in de Najaarsnota die kunnen worden ingezet ter dekking van nieuwe voorstellen, en zo ja, welke?

Zie het antwoord op vraag 9.

28

Hoe groot acht u de kans dat er na de Najaarsnota nog grote uitvoeringsmutaties zullen optreden bij het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid?

De Najaarsnota biedt de meest recente inzichten, ook op het terrein van het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt. Uiteraard is er een kans dat zich na de Najaarsnota nog uitvoeringsmutaties voor doen. De realisatiecijfers zijn nog niet binnen; in het Jaarverslag wordt u daarover geïnformeerd.

29

Hoe groot is de resterende in=uittaakstelling? Als de verwachting is dat deze alsnog wordt ingevuld, waarom gebeurt dat dan niet nu bij Najaarsnota maar pas bij slotwetten?

Zie het antwoord op vraag 9.

30 en 31

Betreft de betaling voor militaire ouderdomspensioenen een extra storting of een reguliere betaling die naar voren wordt gehaald?

De raming voor militaire ouderdomspensioenen is met € 50 mln, bijgesteld door herfasering. Wat is herfasering? Waarom is hiervoor gekozen?

Er is sprake van herfasering door het naar voren halen van een reguliere betaling voor de militaire ouderdomspensioenen. De reden hiervoor is dat het ministerie van Defensie in 2011 de kas voor alle betalingen langer openstelt dan voorgaande jaren om beter aan de norm voor betaaltermijnen van de overheid te kunnen voldoen. Daardoor is het mogelijk ook deze betaling nog in 2011 te laten plaatsvinden.

31

De raming voor militaire ouderdomspensioenen is met € 50 mln, bijgesteld door herfasering. Wat is herfasering? Waarom is hiervoor gekozen?

Zie het antwoord op vraag 30.

32

Er is sprake van onderuitputting van het HGIS artikel crisisbeheersingsoperaties van € 107 mln. Op basis van welke koers is de post koersverschillen van € 42 mln. tot stand gekomen? Waarom wordt dit bedrag niet afgedekt, bijvoorbeeld via het agentschap? Hoe groot is de kans dat de kosten ten aanzien van de crisisbeheersingsoperaties toch hoger of nog lager uitvallen? Op welke manier wordt hiermee rekening gehouden?

Inherent aan crisisbeheersingsoperaties is dat, meer dan in de normale bedrijfsvoering, zich onverwachte situaties kunnen voordoen. Om onvoorziene situaties op te vangen geldt als uitgangspunt dat behoedzaam wordt geraamd. De kans op onder- of overschrijdingen wordt ingeschat op basis van de maandelijkse kasprognoses voor lopende crisisbeheersingsoperaties, maar kan in de loop van het jaar fluctueren onder invloed van externe ontwikkelingen. De laatste kasprognose van de huidige crisisbeheersingsoperaties geeft geen indicatie dat zich dit jaar nog verdere substantiële onderuitputting of overschrijding zal voordoen. Deze wijze van monitoring en de onderliggende methode worden de komende periode doorgelicht.

De koersverschillen zijn ontstaan omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken voor betalingen in buitenlandse valuta om administratieve reden het gehele jaar werkt met een vaste wisselkoers. Dit geldt voor alle buitenlandse valuta. Voor de USD is dit 1,25 per euro. Normaliter zijn de gerealiseerde koersafwijkingen ten opzichte van de administratieve koers klein. Eventuele bijstellingen als gevolg van het dollarrisico dienen binnen de HGIS opgevangen te worden. De overheid hanteert als beleidslijn dat zij zich niet verzekert, waaronder inbegrepen wisselkoersrisico’s. Dit hangt samen met het gegeven dat de premies en de uiteindelijke risico's door hun aantal doorgaans tegen elkaar wegvallen.

33

Is er al meer duidelijkheid over datum waarop de Wet Houdbare Overheidsfinanciën bij de Tweede Kamer zal worden ingediend.

Conform de code interbestuurlijke verhoudingen wordt het wetsvoorstel Houdbare Overheidsfinanciën ter consultatie voorgelegd aan de VNG, IPO en UvW. Dit omdat het wetsvoorstel ook regels stelt aan de ontwikkeling van de financiën van de decentrale overheden. Het wetsvoorstel wordt in december naar de VNG, IPO en UvW gestuurd. Na afloop van de consultatie wordt het wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State aangeboden. Na advisering door de Raad van State en het opstellen van het nader rapport, wordt het wetsvoorstel volgens de huidige planning in de eerste helft van 2012 ingediend bij de Tweede Kamer.

34 en 35

Binnen het budgettair kader zorg wordt een meevaller bij de PGB's van € 230 mln. genoemd. Klopt het dat er meerjarig nog steeds sprake is van een omvangrijke tegenvaller op dit budget waardoor de eerder aangekondigde maatregelen noodzakelijk zijn? Kunt u dit nader toelichten?

Waar is de meevaller bij de PGB's van € 230 mln. op gebaseerd? Waarom moeten de overige AWBZ-uitgaven met € 80 mln. naar boven worden bijgesteld? Waarom zijn de uitgaven aan de huisartsen met € 20 mln, naar beneden bijgesteld? Waarom zijn daar nu nieuwe cijfers over beschikbaar gekomen? Zijn dit de laatste ramingen?

De staatssecretaris van VWS heeft voor de begrotingsbehandeling van VWS na het AO PGB van d.d. 2 november 2011, in een brief d.d. 8 november 2011 (Tweede Kamer, 2011–2012, 25 657, nr. 86) een geactualiseerd beeld geschetst van de meerjarige PGB problematiek. De meevaller van 230 miljoen euro is ontstaan doordat in 2011 minder mensen met een geldende indicatie een PGB hebben aangevraagd dan waarmee in de raming rekening is gehouden. De maandelijkse instroom is met name de afgelopen maanden lager dan verwacht, waarbij de aankondiging van de PGB maatregel een rol kan spelen. Daarnaast is er een geringere instroom van cliënten die in 2010 door de PGB stop op eigen verzoek op een wachtlijst zijn gekomen. Een deel van deze groep heeft gekozen voor zorg in natura. Bij ongewijzigd beleid is er, ondanks de lagere instroom in 2011, echter nog steeds een forse overschrijding van 0,7 miljard euro in 2015. De PGB maatregelen zijn daarom nog steeds noodzakelijk om deze toekomstige overschrijding in latere jaren te voorkomen. Naast de PGB meevaller is er in de Najaarsnota dan ook rekening gehouden met een tegenvaller van 80 miljoen euro in de AWBZ in 2011.

Het CVZ komt elk kwartaal met een actualisatie van de uitgaven. De oktoberactualisatie van het CVZ laat zien dat de uitgaven aan huisartsenzorg in 2010 20 miljoen euro lager zijn dan eerder is aangenomen. Dit is het meest actuele beeld.

35

Waar is de meevaller bij de PGB's van € 230 mln. op gebaseerd? Waarom moeten de overige AWBZ-uitgaven met € 80 mln. naar boven worden bijgesteld? Waarom zijn de uitgaven aan de huisartsen met € 20 mln, naar beneden bijgesteld? Waarom zijn daar nu nieuwe cijfers over beschikbaar gekomen? Zijn dit de laatste ramingen?

Zie het antwoord op vraag 34.

36

De raming voor het BKZ wordt opnieuw bijgesteld, dit keer iets gunstiger. Is er een verklaring voor de bijstelling, anders dan de binnengekomen CVZ-cijfers? Wanneer komt de volgende rapportage van CVZ? Sluit u verdere overschrijdingen tussen 29 november en 31 december 2011 uit?

De binnengekomen CVZ-cijfers zijn de verklaring voor de bijstelling. De volgende CVZ-rapportage wordt begin volgend jaar verwerkt. Deze rapportage zal een actueel beeld van de uitgaven geven. In het Jaarverslag wordt de Tweede Kamer over het dan geldende actuele budgettair beeld geïnformeerd. Daarin wordt ook de periode na Najaarsnota 2011 betrokken.

37 en 38

Kunt u aangeven hoe groot de totale financiële effecten van de verlaging van de overdrachtsbelasting zijn voor het hele jaar 2011?

Welk deel van financiële mutatie van de opbrengsten van de overdrachtsbelasting wordt verklaard door de maatregel zelf (p) en welk deel door ontwikkelingen op de huizenmarkt (q)?

Het budgettaire effect van de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelastingmaatregel van 6 procent naar 2 procent voor particuliere woningen bedraagt 1,2 miljard euro: dat is 0,6 miljard in 2011 en 0,6 miljard in 2012. Dit is het relevante lasteneffect welke is gedekt door andere maatregelen. Een andere vraag is wat de overdrachtsbelasting oplevert in 2011. Bij de Miljoenennota 2012 werd een opbrengst van 2,4 miljard euro verwacht. Daarbij is zowel rekening gehouden met de kosten van de verlaging van de overdrachtsbelasting per 15 juni jl. als de op dat moment meest actuele verwachtingen omtrent de ontwikkeling op de woningmarkt. Sinds de zomer is de ontwikkeling op de woningmarkt echter verder verslechterd. Zo lag het aantal verkochte bestaande woningen in oktober 5 procent lager dan in oktober 2010. Een slechtere ontwikkeling zagen we tevens terug in de gerealiseerde kasontvangsten uit de overdrachtsbelasting tot en met oktober. Deze bleven achter bij de verwachtingen ten tijde van de Miljoenennota 2012. Op basis hiervan is de raming van de opbrengsten uit overdrachtsbelasting in 2011 ten opzichte van de stand Miljoenennota 2012 met 0,5 miljard euro bijgesteld naar 1,9 miljard euro.

38

Welk deel van financiële mutatie van de opbrengsten van de overdrachtsbelasting wordt verklaard door de maatregel zelf (p) en welk deel door ontwikkelingen op de huizenmarkt (q)?

Zie het antwoord op vraag 37.

39

Voorziet u eveneens tegenvallende mutaties bij de overdrachtsbelasting voor het begrotingsjaar 2012? Zo ja, hoe groot verwacht u dat de tegenvallers in 2012 zullen zijn?

De Najaarsnota betreft een actualisatie van de inkomsten en uitgaven in het begrotingsjaar 2011. De actualisatie van de inkomsten is met name gebaseerd op de gerealiseerde kasontvangsten over de eerste tien maanden van 2011. Anders dan bij de totstandkoming van de Miljoenennota is bij de Najaarsnota geen nieuw economisch beeld beschikbaar voor 2011 en 2012. Bij Voorjaarsnota 2012 volgt een actualisatie van de raming voor 2012 op basis van het CEP 2012 van het CPB.

40

Welke beleidsconsequenties trekt u uit de ontwikkelingen omtrent de verlaging van de overdrachtsbelasting?

De lagere ontvangsten uit de overdrachtsbelasting leiden samen met de tegenvallende ontvangsten uit de vennootschapsbelasting tot 1,5 miljard euro lagere belasting- en premieontvangsten in 2011 ten opzichte van de stand Miljoenennota 2012. Dit verslechtert het EMU-saldo.

41 en 42

Heeft de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting effect gehad? In welke mate? Welke effect zal de beëindiging van de tijdelijke verlaging per 1 juli 2012 hebben op de opbrengsten van de overdrachtbelasting?

Is er al onderzoek gedaan naar het effect van de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting op het aantal woningverkopen? Wat was het resultaat? Worden nog meer positieve effecten verwacht?

Het CPB verwachtte voor de korte termijn dat de verlaging van de overdrachtsbelasting voor particuliere woningen van 6 procent naar 2 procent in de tweede helft van 2011 en de eerste helft van 2012 zou leiden tot circa 15 procent meer transacties op de woningmarkt. Op jaarbasis betekent dat 3,1 procent meer transacties in 2011 ten opzichte van de ontwikkeling die er zou zijn geweest zonder de maatregel. De gegevens van het kadaster laten zien dat het aantal verkopen in 2011 tot en met de maand oktober 4 procent lager ligt dan in dezelfde periode vorig jaar. Hoewel in september 2011 het aantal verkopen opleefde met 6 procent meer verkopen dan in september 2010, lag in de maand oktober het aantal verkopen weer 5 procent lager dan in dezelfde maand vorig jaar. We kunnen niet bepalen wat de ontwikkeling van de aantal verkochte bestaande woningen zou zijn geweest indien de overdrachtsbelasting niet zou zijn verlaagd per 15 juni jl. Mogelijk zou het aantal verkochte woningen over het hele jaar genomen nog lager zijn uitgekomen als gevolg van de onzekere economische ontwikkeling. Bij de neerwaartse bijstelling van de overdrachtsbelasting is in elk geval niet verondersteld dat de woningmarkt in de laatste maanden van 2011 nog zal opleven.

Wat betreft het effect van de beëindiging van de tijdelijke verlaging per 1 juli 2012 verwacht het CPB in de MEV 2012 een daling van het aantal verkopen van bestaande woningen in de tweede helft van 2012 van 5 procent.

42

Is er al onderzoek gedaan naar het effect van de tijdelijke verlaging van de overdrachtsbelasting op het aantal woningverkopen? Wat was het resultaat? Worden nog meer positieve effecten verwacht?

Zie het antwoord op vraag 41.

43

Wat is de oorzaak van de tegenvallende ontvangsten in het kader van de overdrachtsbelasting met € 5 mld.? Van welke veronderstellingen was oorspronkelijk uitgegaan bij de raming van de ontvangsten in het kader van de overdrachtsbelasting (cijfers van aantal transacties en gemiddelde verschuldigde bedragen aan overdrachtsbelasting)? Van welke veronderstellingen is uitgegaan bij de raming halverwege 2011 dit jaar naar aanleiding van de verlaging van de overdrachtsbelasting van 6% naar 2% (cijfers van aantalen transacties en verschuldigde bedragen aan overdrachtsbelasting)? Wat zijn de gerealiseerde cijfers over de eerste helft van dit jaar en over de periode tot aan de vaststelling van de cijfers in de Najaarsnota (cijfers van aantal transacties en de gemiddelde verschuldigde bedragen aan overdrachtsbelasting)? Wat zijn de ramingen voor de laatste periode van 2011 ten aanzien van de ontvangsten uit hoofde van de overdrachtsbelasting?

Allereerst zij opgemerkt dat de tegenvaller bij de overdrachtsbelasting 0,5 miljard euro bedraagt in plaats van 5 miljard euro. Wat betreft de veronderstellingen ten aanzien van de ontwikkeling van de ontvangsten uit de overdrachtsbelasting over 2011 voor en na de verlaging van de overdrachtsbelasting van 6 procent naar 2 procent voor particuliere woningen: zie de antwoorden op de vragen 37 tot en met 42. De gerealiseerde ontvangsten uit de overdrachtsbelasting over de eerste zes maanden van 2011 bedragen 1,4 miljard euro en over de eerste tien maanden van het jaar 1,8 miljard euro. In de laatste twee maanden van 2011 wordt een kasrealisatie van 0,2 miljard euro verwacht. Voor het begrotingsjaar 2011 en daarmee het EMU-saldo zijn de gerealiseerde ontvangsten uit de overdrachtsbelasting in de periode februari 2011 tot en met januari 2012 relevant. De voor het EMU-saldo relevante opbrengst bedraagt 1,9 miljard euro op basis van de gerealiseerde ontvangsten tot en met oktober 2011 en de verwachtingen over oktober 2011 tot en met januari 2012.

44, 45, 47 en 48

Kunt u toelichten waarom het opleggen van aanslagen vennootschapsbelasting in de periode augustus tot en met oktober is achtergebleven bij de verwachtingen daarover afgelopen zomer?

Welke meerjarige doorwerking heeft de neerwaartse bijstelling van de opbrengsten vennootschapsbelasting naar latere jaren?

Wat zijn de oorzaken van de tegenvallende ontvangsten van de vennootschapsbelasting?

Komt de tegenvaller van € 1 miljard van de opbrengsten vennootschapsbelasting door beleid of door de economie? Wordt er ook voor de komende jaren een dergelijke tegenvaller verwacht als de economische crisis doorzet?

Er zijn minder aanslagen opgelegd omdat van bedrijven fors minder wijzigingsverzoeken met betrekking tot voorlopige aanslagen vennootschapsbelasting zijn ontvangen. Dit is mede het gevolg van het vervallen van de verplichting per 2011 om halverwege het jaar een geactualiseerde schatting te geven van de winst in het lopende jaar en het vorige jaar. Bedrijven hebben daarbij nog weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om doorlopend gedurende het jaar wijzigingsverzoeken in te dienen. Een reden hiervoor kan zijn een afwachtende houding ten aanzien van de economische ontwikkeling en daarmee die van de winsten. De verwachting deze zomer was dat bedrijven massaler gebruik zouden maken van de vrijwillige mogelijkheid om actuele schattingen van hun winsten door te geven en dat daarmee het aanslagniveau vennootschapsbelasting op een hoger niveau zou zijn uitgekomen dan tot en met oktober is gebleken en daarmee ook de kasontvangsten tot het einde van 2011. Tegelijkertijd is het goed mogelijk dat de onzekere economie en onzekere en/of minder gunstige verwachtingen ten aanzien van de winstontwikkeling de oorzaak is van het achterblijven van het aanslagniveau respectievelijk de kasontvangsten. Effecten van beleidsmaatregelen zijn meegenomen in de opeenvolgende ramingen van de ontvangsten uit de vennootschapsbelasting.

Ten slotte betreft de Najaarsnota een actualisatie van de inkomsten en de uitgaven van het lopende jaar, in dit geval 2011. Anders dan bij de totstandkoming van de Miljoenennota is bij de Najaarsnota geen nieuwe economisch beeld beschikbaar voor 2011 en 2012. Bij Voorjaarsnota 2012 volgt een actualisatie van de raming van de vennootschapsbelasting voor 2012 op basis van het CEP 2012 van het CPB. Daarmee wordt tevens duidelijk in welke mate de onderhavige tegenvaller doorwerkt naar latere jaren.

45

Welke meerjarige doorwerking heeft de neerwaartse bijstelling van de opbrengsten vennootschapsbelasting naar latere jaren?

Zie de antwoorden op vraag 44.

46

Welk deel van de tegenvaller bij de vennootschapsbelasting en de overdrachtsbelasting wordt structureel verondersteld?

Zie de antwoorden op vraag 39 en vraag 47.

47

Wat zijn de oorzaken van de tegenvallende ontvangsten van de vennootschapsbelasting?

Zie de antwoorden op vraag 44.

48

Komt de tegenvaller van € 1 miljard van de opbrengsten vennootschapsbelasting door beleid of door de economie? Wordt er ook voor de komende jaren een dergelijke tegenvaller verwacht als de economische crisis doorzet?

Zie de antwoorden op vraag 44.

49 t/m 51

Kunt u de tegenvallende «inkomsten uit grondverkopen» nader toelichten? Hoe werkt deze tegenvaller door in latere jaren?

Hoe groot is de tegenvaller bij de lokale overheden vanwege de afname van grondverkopen?

Hoe verwacht u dat de grondverkopen bij lokale overheden zich de komende jaren zullen ontwikkelen mocht de crisis aanhouden

Het EMU-saldo lokale overheden is 0,5 miljard euro neerwaarts bijgesteld (circa 0,1 procent bbp). Deze bijstelling hangt grotendeels samen met de lager dan geraamde opbrengsten uit grondverkopen. Dit wordt veroorzaakt door de onzekere economische situatie waarin we op dit moment verkeren. Deloitte heeft onlangs becijferd dat de totale gemeentelijke verliezen op ruimtelijke plannen kunnen oplopen tot 2,9 miljard euro. De ministers van I&M en BZK hebben u dat rapport op 3 oktober aangeboden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 27 581, nr. 41). Het hangt van de ontwikkeling van de economie en daarmee samenhangend de huizenmarkt af of dit verlies zich daadwerkelijk effectueert.

50

Hoe groot is de tegenvaller bij de lokale overheden vanwege de afname van grondverkopen?

Zie het antwoord op vraag 49.

51

Hoe verwacht u dat de grondverkopen bij lokale overheden zich de komende jaren zullen ontwikkelen mocht de crisis aanhouden

Zie het antwoord op vraag 49.

52

Met welk bedrag zijn de inkomsten van het Rijk (OVB) en gemeenten (grondverkopen) in 2011 ten opzichte van de Miljoenennota 2011 gedaald als gevolg van het inzakken van de woningmarkt (inclusief verhuizingen)? Welke maatregelen zijn er om de woningmarkt (inclusief verhuizingen) te stimuleren?

Zie de antwoorden op vragen 37 tot en met 43.

Zie ook het antwoord op vraag 49 tot en met 51.

Het kabinet heeft diverse maatregelen genomen om de bouwsector en de woningmarkt te stimuleren. Voor de periode van een jaar heeft het kabinet de overdrachtsbelasting verlaagd. Deze maatregel verlaagt de kosten om te verhuizen en levert daarmee een positieve bijdrage aan de mobiliteit op de woningmarkt. Tevens is de kostengrens van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) tijdelijk verhoogd tot 350 000 euro. Recent heeft het kabinet besloten om de maatregel te verlengen tot 1 juli volgend jaar. Om het toegenomen risico voor de overheidsfinanciën daarbij af te dekken, is besloten tot een premieverhoging. Verder golden in het afgelopen jaar diverse stimuleringsmaatregelen, zoals een verlaagd btw-tarief voor onderhoud en renovatie van woningen, en een versoepeling van het regime van hypotheekrenteaftrek voor een tijdelijk onverkochte tweede woning.

53 en 54

Waarop is de verbetering van het EMU-saldopad van lokale overheden gebaseerd? Acht u deze raming nog realistisch?

Waarom is het EMU-saldo lokale overheden neerwaarts bijgesteld met 0,1% van het BBP? Hoe hoog is het absolute tekort bij de lokale overheden? Inmiddels bedraagt het EMU-saldo bij de lokale overheden -/- € 4,9 mld. Welke maatregelen worden er genomen om dit weer budgetneutraal te maken?

In de Najaarsnota is geen pad voor het EMU-saldo van lokale overheden gepresenteerd. De Najaarsnota bevat informatie over het uitvoeringsjaar 2011. Het EMU-saldo 2011 van de lokale overheden is neerwaarts bijgesteld omdat met name de inkomsten uit grondverkopen af zijn genomen in de meest recente cijfers van het CBS. De raming van het tekort van de lokale overheden bedraagt 4,9 miljard euro ofwel – 0,8 procent van het bbp. Met de lokale overheden is bestuurlijk een maximale tekortnorm van – 0,5 procent bbp overeengekomen. Overschrijding van deze tekortnorm is dan ook onderwerp van gesprek tussen Rijk en lokale overheden. De beheersing van het EMU-saldo collectieve sector is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van het Rijk en de lokale overheden. In 2013 moet het EMU-saldo van de gehele collectieve sector volgens de Europese eisen weer onder de grens van – 3 procent bbp zijn gebracht. Het is echter aan de lokale overheden zelf om maatregelen te nemen die het EMU-saldo van de lokale overheden verbeteren.

54

Waarom is het EMU-saldo lokale overheden neerwaarts bijgesteld met 0,1% van het BBP? Hoe hoog is het absolute tekort bij de lokale overheden? Inmiddels bedraagt het EMU-saldo bij de lokale overheden -/- € 4,9 mld. Welke maatregelen worden er genomen om dit weer budgetneutraal te maken?

Zie het antwoord op vraag 53.

55 t/m 57

Het EMU-saldo 2011 is volgens de Najaarsnota 2011 minder gunstig dan het gemiddelde EMU-saldo in de eurozone. Hoe duidt u deze score? Kunt u nader ingaan op de stelling uit de Miljoenennota 2012 (pagina 57) dat in het jaar 2012 Nederland tot de landen behoort binnen de eurozone die het minst slecht scoren?

Het Nederlandse EMU-tekort is minder gunstig dan in de rest van de eurozone, terwijl onze rente historisch laag is en ook veel lager dan in andere landen. Hoe komt het dat we dit niet terugzien in een lager EMU-tekort?

Kan de tabel uit paragraaf 4 van de Najaarsnota 2011 ook worden weergegeven op basis van de Autumn Forecast 2011? Hoe duidt u de positie van Nederland in deze weergave?

In 2011 is het Nederlandse EMU-saldo minder gunstig dan het gemiddelde in de eurozone. In 2012 daarentegen is het Nederlandse EMU-saldo volgens de meest actuele ramingen van de Europese Commissie (– 3,1 procent bbp) gunstiger dan het gemiddelde in de eurozone (– 3,4 procent bbp). Voor Nederland geldt dat 2011 een overgangsjaar is; de bezuinigingen beginnen voornamelijk in 2012. De geraamde verbetering van het saldo tussen 2011 en 2012 is in Nederland dan ook groter dan gemiddeld in de eurozone. Daarnaast geldt dat de buitensporigtekortprocedures voor Nederland, Duitsland, Denemarken en Oostenrijk verplichten dat deze landen vanaf 2011 gaan bezuinigen, en dat alle overige landen met een buitensporig tekort al vanaf 2010 of eerder moesten bezuinigen. Voor deze differentiatie is destijds gekozen, omdat deze vier landen in een veel betere budgettaire uitgangspositie zaten dan de andere landen. Wat betreft de raming voor de EMU-schuld presteert Nederland in zowel 2011 als 2012 beter dan gemiddeld in de eurozone.

Vanwege de lage rentetarieven laten de rentelasten een aanzienlijke meevaller zien (0,4 miljard euro ten opzichte van Miljoenennota 2012). Dit veroorzaakt een verbetering in het EMU-saldo 2011 van een kleine 0,1 procent bbp. De rentelasten als percentage van het bbp zijn in Nederland lager dan gemiddeld in de eurozone.

De Europese Commissie raamt in de autumn forecast voor Nederland een EMU-saldo van – 4,3 procent bbp in 2011. De raming in de Najaarsnota is iets minder gunstig aangezien in deze raming recentere informatie is meegenomen.

56

Het Nederlandse EMU-tekort is minder gunstig dan in de rest van de eurozone, terwijl onze rente historisch laag is en ook veel lager dan in andere landen. Hoe komt het dat we dit niet terugzien in een lager EMU-tekort?

Zie het antwoord op vraag 55.

57

Kan de tabel uit paragraaf 4 van de Najaarsnota 2011 ook worden weergegeven op basis van de Autumn Forecast 2011? Hoe duidt u de positie van Nederland in deze weergave?

Zie het antwoord op vraag 55.

58

Welke wijzigingen zijn er geweest sinds de Miljoenennota 2011 in de uitgaven voor Zorgtoeslag, de Gasbaten en de Overige uitgaven. Welke verklaring is er voor die mutatie?

Onderstaande tabel toont de overige netto uitgaven stand Miljoenennota 2012 en de stand Najaarsnota 2011.

Tabel: Budgettaire kerngegevens (in miljarden euro)
 

MN 2012

NJN 2011

Overige netto uitgaven

– 3,4

– 3,4

Zorgtoeslag

4,6

4,6

Gasbaten

– 11,6

– 11,6

Overig

3,6

3,6

59

Is er in de cijfers ten aanzien van Griekenland sinds het vorige overzicht «interventies financiële sector» niets gewijzigd? Is de vordering hetzelfde gebleven en ontvangt Nederland in 2011 conform deze cijfers € 101 miljoen aan premie in 2011 en 174 miljoen aan premie in 2012 van Griekenland?

De ramingen voor de vorderingen van Nederland op Griekenland zijn in de Najaarsnota niet aangepast ten opzichte van de Voorjaarsnota 2011. Volgens de ramingen in de Najaarsnota ontvangt Nederland respectievelijk 101 en 174 miljoen euro in 2011 en 2012 aan premie van Griekenland.

60

Kan worden gesteld dat – als het ESM van kracht zou worden – de openstaande garanties (post 46 in het overzicht) veel lager worden, maar anderzijds er een nieuwe post bijkomt die relevant is voor de staatsschuld, namelijk een aantal miljarden euro die in de meerjarencijfers 2013–2015 nog ingepast moeten worden voor de stortingen die deelnemers aan het ESM verschuldigd zijn (aandeel in het vol te storten vermogen van het ESM)?

In de versie van het ESM-verdrag zoals op 30 juni jl. aan de Tweede Kamer gestuurd kent het ESM een oproepbaar kapitaal van 620 miljard euro en een gestort kapitaal van 80 miljard euro. Het aandeel van Nederland in deze bedragen bedraagt circa 5,7 procent. Het aandeel van Nederland in het te storten kapitaal bedraagt daarmee 4,6 miljard euro. Op dit moment wordt op basis van de besluitvorming van de Europese Raad van 8 en 9 december jl. de laatste hand gelegd aan de aanpassingen in het ESM verdrag. Na afronding van deze aanpassingen zal de ratificatieprocedure voor het ESM-verdrag zo spoedig mogelijk van start gaan waarna na het advies van de Raad van State het ESM verdrag voor ratificatie naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd zal worden. Over aanpassingen in het overzicht van de garantieverplichtingen samenhangend met een vervroegde inwerkingtreding van het ESM-verdrag zal meer informatie aangeboden worden aan de Kamer bij de Voorjaarsnota 2012.

61

Wat is de stand van zaken met betrekking tot de vorderingen op IJsland?

Op 9 december 2011 heeft de Staat een eerste uitkering van ruim 440 miljoen euro uit de failliete boedel van Landsbanki ontvangen. Ruwweg komt dit neer op circa een derde van de totale vordering van 1,4 miljard euro. De vordering is opgebouwd uit a) 1,3 miljard euro uit hoofde van het IJslandse DGS (van 0 euro tot 20 887 euro) en b) 0,1 miljard euro uit hoofde van de topping up DGS (van 38 088 euro tot 100 000 euro). Bij het bedrag van 440 miljoen euro is de uitkering die is gedaan in IJslandse Kronen niet inbegrepen. Vanwege de van kracht zijnde kapitaalrestricties kunnen de Kronen niet worden geconverteerd in euro’s. De Kronen zijn om deze reden op een rekening bij de IJslandse Centrale Bank geplaatst. Het gaat om een bedrag van omgerekend, tegen de huidige officiële koers van de IJslandse Centrale Bank, 11 miljoen euro.

62

Wat verklaart het verschil tussen het bedrag in de toelichting van € 97,8 miljard verhoging van de garantie EFSF en het bedrag van € 100,7 miljard in het overzicht?

De garantieverplichting van Nederland aan het EFSF bedraagt 97,8 miljard euro. Dit bedrag bestaat uit garanties en overgaranties voor de hoofdsom en rentelasten van de verplichtingen van het EFSF (regel 45 in tabel 1 van bijlage 2 van de Najaarsnota). Daarnaast staat Nederland via zijn aandeel in de EU-begroting van circa 4,9 procent indirect garant voor het noodmechanisme EFSM dat via de Europese Commissie beschikbaar is om in noodgevallen steun te bieden aan lidstaten van de EU. Alle lidstaten van de EU staan via hun aandeel in de Europese begroting indirect garant voor de leningen van het EFSM. Voor Nederland gaat het dan om een garantstelling van circa 3 miljard euro (regel 45 in tabel 1 van bijlage 2 van de Najaarsnota).

63, 64, 67 en 68

Wanneer worden de guidelines voor het ESM verwacht?

Gaat het ESM alle verplichtingen van het EFSF overnemen?

Op welk moment wordt het EFSF opgeheven?

Kan de directeur van het ESM kapitaal opvragen als gevolg van een mogelijke downgrade van de rating van het ESM?

Op dit moment wordt gewerkt aan de aanpassingen aan het ESM verdrag naar aanleiding van de Eurotop van 21 juli jl. en de Europese Raad van 8 en 9 december jl. Hierin zal ook ingegaan worden op de overgang van het EFSF naar het ESM en de mogelijkheid van het overnemen van de verplichtingen van het EFSF door het ESM. Na beëindiging van de verplichtingen van het EFSF, kan het EFSF gesloten worden. Tevens zal ingegaan worden op de procedures voor het opvragen van het kapitaal. Thans is nog niet bekend wanneer de richtsnoeren voor de ESM-instrumenten beschikbaar zullen zijn. Na afronding van de aanpassingen aan het ESM verdrag zal de ratificatieprocedure voor het ESM verdrag zo spoedig mogelijk van start gaan waarna, na het advies van de Raad van State, het ESM verdrag voor goedkeuring naar de Tweede en Eerste Kamer gestuurd zal worden.

64

Gaat het ESM alle verplichtingen van het EFSF overnemen?

Zie het antwoord op vraag 63.

65 en 66

Neemt het ESM ook alle verplichtingen over die gedekt worden door het EFSM?

Wanneer houdt het EFSM op te bestaan?

De Europese Raad van 24 en 25 maart jl. heeft besloten dat het ESM de rol van het EFSF en het EFSM zal overnemen bij het verstrekken van externe financiële steun aan lidstaten van de eurozone na juni 2013. Nu de Europese Raad van 8 en 9 december jl. heeft besloten te streven naar inwerkingtreding van het ESM verdrag met ingang van 1 juli 2012 is de verwachting dat bij deze vervroegde inwerkingtreding ook de rol van het EFSM zal worden overgenomen. Na beëindiging van de verplichtingen van het EFSM, kan het EFSM gesloten worden.

66

Wanneer houdt het EFSM op te bestaan?

Zie het antwoord op vraag 65.

67

Op welk moment wordt het EFSF opgeheven?

Zie het antwoord op vraag 63.

68

Kan de directeur van het ESM kapitaal opvragen als gevolg van een mogelijke downgrade van de rating van het ESM?

Zie het antwoord op vraag 63.

69

Op welke manier gaat u invulling geven aan de aanbevelingen van het Overzicht Financiële Stabiliteit (OFS)? Wat zijn volgens u aan de hand van het OFS de vijf belangrijkste risico’s voor het financiële stelsel?

Het Overzicht Financiële Stabiliteit schetst drie grote themagebieden waar meerdere risico’s zich kunnen voordoen.

Een van de belangrijkste onderwerpen waar het Overzicht Financiële Stabiliteit bij stilstaat is de toekomst van de Economische en Monetaire Unie. De inzet van het kabinet op dit dossier is beschreven in de Kabinetsvisie toekomst EMU (Tweede Kamer, 21 501-07, nr. 839) en de Kamerbrief over de governancevoorstellen en het groenboek Eurobonds van de Europese Commissie (ingezonden op 6 december 2011 onder het nummer BFB2011–2823M). Daarnaast heb ik de Tweede Kamer op 3 november jl. (BFB2011-2498M) een tijdschema gestuurd over de planning rondom de besluitvorming over de Europese schuldencrisis en specifiek de uitwerking van de besluiten welke genomen zijn tijdens de bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone van 26 oktober jl. Daarnaast heb ik in het verslag van de Eurogroep en de Ecofin Raad van 7 en 8 november 2011 te Brussel een update over het tijdpad met betrekking tot Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM) gegeven (ingezonden 10 november onder het nummer BFB2011-2514M).

Het Overzicht Financiële Stabiliteit besteedt ook aandacht aan de financiële positie van huishoudens en de hypotheekschuld in het bijzonder. In de beantwoording van de recente Kamervragen gesteld door de leden Monasch, Plasterk en Groot op 24 november jl. (AFEP/2011/354 ) ga ik hier verder op in.

Tot slot kaart het Overzicht Financiële Stabiliteit de versterking van het financieel stelsel aan, waar ondermeer bijzondere aandacht wordt besteed aan het beleid rondom systeemrelevante instellingen. Bijlage 3 van de Najaarsnota (ingezonden 29 november jl, BZ/2011/756M) licht het nieuwe raamwerk voor systeemrelevante instellingen toe. Het raamwerk stelt strengere eisen aan de weerbaarheid en afwikkelbaarheid van dergelijke instellingen om de risico’s die ze voor het financieel stelsel met zich mee brengen te mitigeren.

70

Uit de Verticale Toelichting blijkt dat diverse meevallers op binnenlandse zaken worden ingezet voor uitvoeringsproblematiek 2011. Kunt u toelichten wat deze uitvoeringsproblematiek inhoudt?

De begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kent diverse uitvoeringstegenvallers. De grootste tegenvallers zijn: aanvullende beschikking COA, Nederlandse Identiteitskaart en Jeugd-NIK (Jeugd-Nederlandse Identiteitskaart). Deze tegenvallers zijn in de Verticale Toelichting nader toegelicht.

71

Zijn er departementen die nu al een onderuitputting van meer dan 1% hebben?

Bij Najaarsnota zijn er drie departementen die op dit moment meer onderuitputting hebben dan hun berekende maximale eindejaarsmarge. Dat zijn AZ (7,5 miljoen euro t.o.v. 0,7 miljoen euro), Defensie (187,2 miljoen euro t.o.v. 136,1 miljoen euro) en het RBG-eng kaderdeel van VWS (45,6 miljoen euro t.o.v. 43,9 miljoen euro).

72

Kunt u een cijfermatige (p x q) onderbouwing geven van de mutatie bij de heffings- en invorderingsrente?

De voorliggende mutaties zijn met name het gevolg van het momenteel lage rentetarief. Dit werkt door in lagere realisaties bij zowel de renteontvangsten als de rente-uitgaven.

Een eenvoudige p x q onderbouwing van de mutatie is niet te geven. De hoogte van individuele rentevergoedingen wisselt namelijk sterk, van enkele euro’s tot miljoenen euro’s. De vergoeding is afhankelijk van een aantal factoren, namelijk de omvang van belastingaanslag, het rentetarief en de periode waarover rente wordt berekend (de looptijd).

Bij de raming en analyse van de heffingsrente wordt daarom niet uitgegaan van een p x q benadering, maar van een rekenkundig model waarin de geldstromen bij de belastingontvangsten en -teruggaven per belastingjaar gerelateerd worden aan de geldende rentetarieven.

73 en 75

Kunt u een nadere toelichting geven op de uitspraak van de Hoge Raad in relatie tot de tegenvaller bij de heffings- en invorderingsrente?

Welke uitspraak van de Hoge Raad wordt bedoeld en wat gaat dat naar schatting in totaal kosten?

Het betreft de uitspraak van de Hoge Raad, nr. 10/02171 van 30 september 2011. In deze uitspraak heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de Belastingdienst ten onrechte geen heffingsrente heeft vergoed bij het ambtshalve verminderen van voorlopige aanslagen. De uitspraak van de Hoge Raad is het gevolg van een onevenwichtigheid in het destijds geldende renteregime. Deze onevenwichtigheid is in het Belastingplan 2010 weggenomen. Het alsnog vergoeden van de heffingsrente leidt tot een tegenvaller van circa 170 miljoen euro, waarvan 140 miljoen euro in 2011.

74

Wat is de oorzaak van de «Tegenvaller b&t»? Bepaalt de politie zelf of zij de taakstelling 14% gaat onderschrijden of niet? Zo nee, wie bewaakt dan wel de realisatie van deze inkomsten uit boeten en transacties? Of is de onderschrijding een gevolg van een dalend aantal overtredingen en misdrijven? Ervaart de bevolking die daling ook?

De belangrijkste oorzaken voor de tegenvaller zijn de genoemde dalende instroom van zaken (op het gebied van snelheidsovertredingen en staandehoudingen) en de vertraging van de maatregel om onverzekerd rijden onder de WAHV te brengen.

Het is niet aan de politie om zelf te bepalen of zij de ontvangsten gaan onderschrijden. Mee- en tegenvallers op het B&T-dossier worden bewaakt op departementaal niveau, waarbij overigens zij aangetekend dat het bij B&T voornamelijk om verkeersovertredingen gaat en in mindere mate om misdrijven.

Feit is dat de instroom van zaken daalt, maar in hoeverre de bevolking dat ook als zodanig ervaart, is niet te zeggen.

75

Welke uitspraak van de Hoge Raad wordt bedoeld en wat gaat dat naar schatting in totaal kosten?

Zie het antwoord op vraag 73.

76

Kunt u bij het Infrastructuurfonds op projectniveau aangeven bij welke projecten onderuitputting is opgetreden?

De belangrijkste projecten waarbij sprake is van onderuitputting zijn Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren, A15 Maasvlakte Vaanplein, A2/A76 Maatregelenpakket Limburg, A1/6/9 Schiphol/Amsterdam-Almere en Rijn Gouwelijn Oost. Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar de tweede suppletoire begroting van het Infrastructuurfonds.

77

Wat is de oorzaak van de kostbare fouten die ELI maakt met betrekking tot Europese steunaanvragen? Wie is formeel verantwoordelijk voor die aanvragen? Hoe zijn zulke grote verschillen tussen raming en realisatie mogelijk? Worden de teveel uitgekeerde subsidies door ELI teruggevorderd bij de ontvangers van die Europese subsidies?

De oorzaak hiervan is dat het ministerie bij de implementatie en uitvoering van EU-subsidieregelgeving in het verleden interpretaties heeft toegepast, die achteraf niet altijd door de Europese Commissie worden gedeeld. De minister van EL&I is eindverantwoordelijk voor de juiste implementatie en uitvoering van EU-subsidieregelgeving. De minister van EL&I heeft maatregelen genomen om toekomstige correcties te voorkomen. De verschillen tussen ramingen en uitgaven worden veroorzaakt door de lange doorlooptijd die met de definitieve besluitvorming van de Europese Commissie over financiële correcties op ingediende declaraties is gemoeid. Het ministerie is procedures gestart bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg over de in 2011 betaalde financiële correcties. De uitkomst hiervan in momenteel nog onzeker. Wanneer door de Commissie correcties worden opgelegd aan de lidstaten geldt als uitgangspunt dat, als sprake is van aan eindbegunstigden toe te rekenen onregelmatigheden, deze worden teruggevorderd bij de eindbegunstigden die de bedragen ten onrechte hebben ontvangen.

78

Wat is de reden voor de kostbare overschrijdingen bij de aanleg van spoor in de projecten Hanzelijn, Rotterdam Centraal en tunnel Delft (samen € 56 mln.)? Blijft het daarbij of betreft dit alleen de overschrijdingen in 2011?

Het gaat hier niet om budgetoverschrijdingen maar om versnelde uitgaven. Deze uitgaven waren later voorzien, maar doen zich nu al voor. Conform de systematiek van het fonds (saldo 2011) wordt het budget hiervoor bij Voorjaarsnota 2012 in latere jaren gecorrigeerd (MIRT-budget ongewijzigd).


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Aptroot, Ch.B. (VVD), voorzitter, Omtzigt, P.H. (CDA), Irrgang, E. (SP), Knops, R.W. (CDA), Neppérus, H. (VVD), Blanksma-van den Heuvel, P.J.M.G. (CDA), Dijck, A.P.C. van (PVV), Spekman, J.L. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), ondervoorzitter, Bashir, F. (SP), Sap, J.C.M. (GL), Harbers, M.G.J. (VVD), Plasterk, R.H.A. (PvdA), Groot, V.A. (PvdA), Bemmel, J.J.G. van (PVV), Braakhuis, B.A.M. (GL), Vliet, R.A. van (PVV), Dijkgraaf, E. (SGP), Verhoeven, K. (D66), Koolmees, W. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Schouten, C.J. (CU).

Plv. leden: Broeke, J.H. ten (VVD), Koppejan, A.J. (CDA), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Hijum, Y.J. van (CDA), Leegte, R.W. (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Graus, D.J.G. (PVV), Bouwmeester, L.T. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Veen, E. van der (PvdA), Vacature, SP (), Grashoff, H.J. (GL), Schaart, A.H.M. (VVD), Vermeij, R.A. (PvdA), Smeets, P.E. (PvdA), Beertema, H.J. (PVV), Gent, W. van (GL), Jong, L.W.E. de (PVV), Staaij, C.G. van der (SGP), Koşer Kaya, F. (D66), Pechtold, A. (D66), Ziengs, E. (VVD) en Slob, A. (CU).

Naar boven