33 087 (R1971) Wijziging van de artikelen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds inzake de hervorming van het College van Bewindvoerders; Washington, 15 december 2010

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 11 november 2011.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens een van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer of door de Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao of Sint Maarten te kennen worden gegeven uiterlijk op 11 december 2011.

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State van het Koninkrijk wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State).

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2011

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste en tweede lid, en artikel 5, eerste en tweede lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 15 december 2010 te Washington tot stand gekomen wijziging van de artikelen van de Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds inzake de hervorming van College van Bewindvoerders (Trb. 2011, 141).

Een toelichtende nota bij deze verdragswijziging treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

Aan de Gouverneurs van Aruba, Curaçao en Sint Maarten is verzocht hogergenoemde stukken op 11 november 2011 over te leggen aan de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten van Sint Maarten.

De Gevolmachtigde Ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zijn van deze overlegging in kennis gesteld.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

TOELICHTENDE NOTA

Inleiding

De Raad van Bestuur van het Internationale Monetaire Fonds (hierna te noemen het «IMF») keurde op 15 december 2010 te Washington voorstellen goed voor een zevende wijziging van de op 27 december 1945 te Washington tot stand gekomen Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds (hierna te noemen «de Overeenkomst»; Trb. 1977, 40). Deze voorstellen maken deel uit van een pakket bestuurlijke hervormingen met als doel het IMF legitiemer en effectiever te maken.

Ingevolge de procedure van artikel XXVIII van de Overeenkomst wordt een wijziging voor alle lidstaten van kracht nadat drievijfde van de lidstaten met vijfentachtig procent van het totaal van de stemmen de desbetreffende wijziging heeft aanvaard, en de lidstaten hiervan in kennis zijn gesteld door het IMF. Mocht de desbetreffende wijziging, ondanks de zeer hoge drempel daarvoor, van kracht worden voordat het Koninkrijk deze heeft aanvaard, dan moet de wijziging geacht worden tot stand te zijn gekomen als een besluit van een volkenrechtelijke organisatie. Inwerkingtreding van de desbetreffende verdragswijziging geschiedt dan in overeenstemming met artikel 92 van de Grondwet. Een eventueel dan nog lopende goedkeuringsprocedure kan uiteraard wel worden voortgezet.

Hervormingen

De Raad van Bestuur heeft op 15 december 2010 hervormingen goedgekeurd die bedoeld zijn om de legitimiteit en effectiviteit van het IMF te vergroten. De legitimiteit en effectiviteit van het IMF worden vergroot door via een quotaherziening tegelijkertijd een aanpassing te doen in de stemgewichten en de financiële middelen van het IMF uit te breiden. Deze quota-herziening vraagt geen wijziging in de Overeenkomst. Verder is besloten tot hervormingen die een aanpassing in de samenstelling van het College van Bewindvoerders vergemakkelijken, zodat ook op deze wijze de legitimiteit verder vergroot kan worden.

Hiervoor zijn een aantal wijzigingen van de Overeenkomst nodig, te weten de afschaffing van de vaste Bewindvoerderzetels voor de vijf grootste landen, en een wijziging van de regels voor de verkiezing van de Bewindvoerders. Deze twee onderdelen worden hieronder eerst besproken. De overige hervormingen, die niet tot een wijziging van de Overeenkomst hebben geleid, zullen daarna worden toegelicht.

Afschaffing van de benoemde Bewindvoerders

Deze wijziging behelst de afschaffing van de huidige bepaling (zie artikel XII, Sectie 3, onder b, onderdeel i) dat de vijf landen met de hoogste quota (momenteel de Verenigde Staten, Japan, Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk) ieder een Bewindvoerder benoemen en dus geen kiesgroep kunnen vormen. In de toekomst zullen alle Bewindvoerders verkozen worden.

Regels met betrekking tot de regelmatige verkiezingen van de Bewindvoerders

De wijziging in artikel XII, sectie 3, onderdeel d, legt vast dat de regels voor de regelmatige verkiezingen van de Bewindvoerders door de Raad van Bestuur kunnen worden vastgesteld zonder verwijzing naar schema E. Deze wijziging heeft tot doel om het proces voor vaststelling van de regels voor de regelmatige verkiezing van de Bewindvoerders te vereenvoudigen. De regels worden dan ook uit schema E verwijderd. Daarbij wordt in het nieuwe onderdeel d vastgelegd dat de verkiezingsregels, die door de Raad van Bestuur worden vastgesteld, in ieder geval een limiet moeten bevatten van het totaal aantal stemmen dat op een kandidaat mag worden uitgebracht. Op deze wijze wordt voorkomen dat één kiesgroep een al te groot stemgewicht zou kunnen uitoefenen. Bij iedere regelmatige verkiezing van de Bewindvoerders kan de Raad van Bestuur bovendien het aantal te verkiezen Bewindvoerders vergroten of verkleinen. Dit voorziet in een voortzetting van de bestaande praktijk om het aantal van 20 Bewindvoerders te verhogen tot 24.

Artikelsgewijze toelichting

De wijziging van artikel XII, sectie 3, onderdeel b, verwijdert het onderscheid tussen benoemde en verkozen Bewindvoerders. Voortaan zijn er alleen verkozen Bewindvoerders. Een deel van de tekst in onderdeel b wordt onderdeel c. Naar aanleiding van de afschaffing van de benoemde Bewindvoerders wordt in artikel XII, sectie 3, het oude onderdeel c en in schema D sectie 5, onderdeel e, verwijderd. Bovendien wijzigt in verband daarmee nog een aantal artikelen, te weten: artikel XII, sectie 3 (f), (i), (j), sectie 8, artikel XXI (a), artikel XXIX, schema D 1(a), 5 (f) en schema L 1(b) en 3(c).

De wijziging in artikel XII, sectie 3, onderdeel d, verwijdert de verwijzing naar schema E met betrekking tot de regels voor de regelmatige verkiezing van Bewindvoerders en legt vast dat regels elke twee jaar worden vastgesteld door de Raad van Bestuur, waarbij een limiet wordt gesteld voor het totaal aantal stemmen dat op een kandidaat mag worden uitgebracht. In schema E wordt de passage met de regels voor de regelmatige verkiezing van de Bewindvoerders verwijderd. Bij wijze van overgangsregeling wordt een tekst toegevoegd die vastlegt dat de personen die op het ogenblik van inwerkingtreding van deze Wijziging Bewindvoerder zijn, worden beschouwd als gekozen, zodat zij dus kunnen aanblijven.

Overige hervormingen

Quotaherziening

Onderdeel van het pakket bestuurlijke hervormingen is een quotaherziening (de 14e quotaherziening). Besloten is tot een verdubbeling van de quotamiddelen tot ongeveer SDR 477 miljard1. Deze verhoging vergroot de financiële slagkracht van het IMF sterk. Daarnaast maakt het een verschuiving mogelijk in quota-aandelen van 6% naar dynamische opkomende economieën en ontwikkelingslanden en van over- naar ondervertegenwoordigde landen, waarbij het quota-aandeel van de armste landen wordt beschermd.

De quota-aandelen bij het IMF worden om de vijf jaar herzien. Het quotumaandeel bepaalt de financiële bijdrage van een land aan het IMF, het stemgewicht en de toegang tot financiële middelen van het IMF. Bij een quotaherziening worden de quota-aandelen (en dus ook de stemgewichten) meer in lijn gebracht met de veranderende economische verhoudingen en wordt bezien of de omvang van de quota-middelen moet worden uitgebreid. In het licht van de financiële crisis had het IMF lidmaatschap besloten de 14e quota-herziening met twee jaar te vervroegen. Bij deze 14e quotaherziening is afgesproken dat de formule die wordt gebruikt voor quotaherzieningen zal worden geëvalueerd voor januari 2013 en dat de 15e quotaherziening zal moeten zijn uitgevoerd voor januari 2014.

De verdubbeling en verschuiving van de quotamiddelen betekent dat het Nederlandse quotum zal worden verhoogd van SDR 5 1624 miljard naar SDR 8 7365 miljard. De staatsgarantie aan de Nederlandse Bank (DNB) uit hoofde van de deelneming in het kapitaal van het IMF zal derhalve toenemen met het verschil tussen deze twee bedragen. Aangezien het hier niet gaat om een wijziging van de Overeenkomst, is de exacte verhoging afzonderlijk via de eerste suppletore begroting 2011 aan de Staten-Generaal voorgelegd (Kamerstukken II 26 234 nr. 110).

Hervormingen ten aanzien van de samenstelling van het College van Bewindvoerders

Naast de afschaffing van de benoemde Bewindvoerders en de regels met betrekking tot de regelmatige verkiezingen van Bewindvoerders, zijn er nog een aantal hervormingen afgesproken die aanpassingen in de samenstelling van het College van Bewindvoerders moeten vergemakkelijken.

In 2008 is de Overeenkomst (zie Trb. 2009, 17 en Kamerstukken II 2009/10, 32 049 (R1819)) gewijzigd om zo ruimte te bieden voor het benoemen van een tweede plaatsvervanger voor een Bewindvoerder die meer dan een door de Raad van Bestuur te bepalen aantal lidstaten vertegenwoordigt. De grens waarbij een Bewindvoerder recht zou krijgen op een extra plaatsvervanger is toen gelegd bij de vertegenwoordiging van 19 lidstaten, zodat hiermee de beide Afrikaanse Bewindvoerders de mogelijkheid krijgen om een extra plaatsvervanger te benoemen. De Raad van Bestuur heeft nu bepaald deze grens te verlagen naar een extra plaatsvervanger bij een vertegenwoordiging van 7 of meer lidstaten, om op deze wijze de flexibiliteit in het vormen van kiesgroepen te vergroten.

Hoewel in de Overeenkomst nog steeds wordt uitgegaan van een College van Bewindvoerders met 20 leden, hebben de Leden van het Fonds in de Raad van Bestuur afgesproken dit aantal bij de verkiezingen van de Bewindvoerders te blijven verhogen naar de huidige 24. De samenstelling van het College van Bewindvoerders zal elke 8 jaar worden herzien.

Ook hebben de Leden afgesproken dat het aantal Bewindvoerders dat ontwikkelde Europese landen vertegenwoordigt, met twee zal worden verminderd ten goede van opkomende economieën en ontwikkelingslanden. Deze wijziging moet uiterlijk geëffectueerd zijn bij de eerste verkiezing nadat de quotaverhoging onder de 14e quotaherziening alsmede de voorliggende statutenwijzigingen effectief zijn geworden.

Koninkrijkspositie

Aangezien de Overeenkomst en de daarop volgende wijzigingen alle voor het gehele Koninkrijk gelden, wordt de goedkeuring van deze wijziging eveneens voor het gehele Koninkrijk gevraagd.

De regeringen van Aruba, Curaçao en Sint Maarten achten medegelding van deze wijziging voor hun land wenselijk. De wetgeving in deze landen behoeft daartoe niet aangepast te worden.

De wijziging zal gelden voor zowel het Europese deel van Nederland, als voor het Caribische deel (Bonaire, Sint Eustatius en Saba).

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal


X Noot
1

De SDR («Special Drawing Right» of «Bijzonder Trekkingsrecht») is de munteenheid en de officiële rekeneenheid van het IMF. De waarde van de SDR wordt bepaald door een «mandje» van valuta met daarin de US dollar, de Japanse yen, het Britse pond en de Euro.

Naar boven