33 083 EU-mededeling: Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering COM(2011)637

A VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 november 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking1 heeft met belangstelling kennisgenomen van de Europese Commissiemededeling getiteld «Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering» (COM(2011)637)2.

Naar aanleiding hiervan heeft zij op 8 november 2011 een brief gestuurd aan de minister van Buitenlandse Zaken.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken heeft op 10 november 2011 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking,

Christward Gradenwitz

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Den Haag, 8 november 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer heeft met belangstelling kennisgenomen van de Europese Commissiemededeling getiteld «Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering» (COM(2011)637).

Bovengenoemde commissie heeft deze EU-mededeling als prioritair Europees dossier geselecteerd. De leden van de commissie stellen de snelle toezending van het BNC-fiche ter zake, in de vorm van een uitgebreid kabinetsstandpunt in de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken (OS) van 14 november 2011, op prijs. Verschillende fracties in de commissie hebben grote belangstelling voor dit onderwerp en hechten waarde aan de Nederlandse inzet op dit dossier. Een aantal fracties hebben additionele vragen en verzoeken die u mee kunt nemen in de besprekingen met uw Europese collega’s in de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (OS).

De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie verzoeken u om uitgebreid verslag uit te brengen van de besprekingen in Brussel op 14 november 2011 inzake dit onderwerp.

De leden van de CDA-fractie willen u meegeven dat ze toejuichen dat de Europese Commissie de middelen voor ontwikkelingssamenwerking effectiever wil inzetten en de impact van het beleid wil vergroten. De fractie kan zich vinden in het voorstel beperkingen aan te brengen in het aantal beleidsthema's en het aantal landen – oftewel om meer focus in het beleid aan te brengen. Ook ondersteunen de leden van de CDA-fractie de wens te komen tot meer coördinatie, meer coherentie in het EU-beleid en meer complementariteit van de EU-inzet ten opzichte van de steun van de lidstaten. De leden van de CDA-fractie ondersteunen hiertoe een sterke inzet op zowel mensenrechten, democratie en goed bestuur alsook op duurzame groei. De leden van de CDA-fractie willen wel graag benadrukken dat, waar het gaat om de inzet van de private sector, het daarbij ook zeker zal moeten gaan over de ontwikkeling van de private sector en gerelateerde doelgroepen in de partnerlanden zelf.

Daarnaast kunnen de leden van de CDA-fractie zich in grote lijnen vinden in de reactie van het kabinet op de Europese Commissiemededeling zoals verwoord in de geannoteerde agenda bij de Raadsbijeenkomst op 14 november 2011. De leden van de CDA-fractie ondersteunen de visie van het kabinet dat fragiele staten specifieke inzet blijven vragen en dat hulp in die staten vaak gemakkelijker effectief kan zijn via ngo’s en het maatschappelijk middenveld dan via de overheid. Deze leden hopen dat Nederland er in slaagt meer steun te vinden voor dit voorgenomen EU-beleid en dit ook in het Meerjarig Financieel Kader zal weten te borgen. Daartoe ondersteunen de leden van de CDA-fractie het streven van het kabinet het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) in de begroting onder te brengen. Ook willen de leden van de CDA-fractie bepleiten dat er nadrukkelijk aandacht blijft voor capacity building, institution building en onderwijs.»

Vervolgens heeft de CDA-fractie nog een enkele vraag over begrotingssteun. Zoals de leden hebben begrepen, verleent de Europese Unie ongeveer een kwart van de hulptoezeggingen via begrotingssteun. De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat begrotingssteun alleen gegeven dient te worden als het ontvangende land voldoet aan de basisvoorwaarden op het gebied van goed bestuur, mensenrechten en corruptiebestrijding, alsmede aan de voorwaarden van transparante verantwoording. De leden van de CDA-fractie ondersteunen daarom de terughoudendheid van het kabinet voor begrotingssteun als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan en ziet het als niet voldoende als dit als beoogd resultaat van de begrotingssteun wordt geformuleerd. Ook waar het gaat om sectorale steun bepleiten de leden van de CDA-fractie dat afspraken worden gemaakt op basis van criteria die meetbaar zijn en dat bij deze afspraken ook middelen worden vrijgemaakt voor het monitoren en het handhaven van deze criteria. De vraag van deze leden hieromtrent aan u is om duidelijk te maken aan welke landen de Europese Unie begrotingssteun geeft en aan welke landen Nederland zelf begrotingssteun geeft.

De leden van de SP-fractie hebben nog enkele vragen aangaande het standpunt van het kabinet en aangaande de EU mededeling zelf. Een aantal vragen komt voort uit het volgende citaat uit de Europese Commissiemededeling COM(2011)637:

«De EU is niet zomaar de 28e Europese donor. De Commissie voert 20% van de collectieve EU-hulpinspanningen uit, maar is tegelijk ook coördinator en beleidsmaker. De EU is een economische en handelspartner en haar politieke dialoog, veiligheidsbeleid en beleid op tal van andere gebieden – handel, landbouw en visserij, maar ook milieu, klimaat, energie en migratie – hebben een grote invloed op ontwikkelingslanden. De EU moet deze veelzijdige rol vertalen naar verschillende beleidsmixen die aangepast zijn aan ieder partnerland. Om echt doeltreffend te zijn, tot betere resultaten te komen en de zichtbaarheid van de EU te vergroten, moeten de EU en haar lidstaten met één stem spreken en daar ook naar handelen.»3

Allereerst vernemen de leden van de SP-fractie graag van u hoe uit deze passage blijkt dat de EU niet zomaar de 28e donor is. Het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) kiest namelijk thema’s, maakt onderscheid tussen landen waar meer of minder effect wordt verwacht (zonder aan te geven hoe dat kan worden ingeschat) en geeft zowel begrotingssteun als projectsteun. Naar de mening van deze leden is de EU-mededeling bijna in haar geheel te lezen als bilateraal beleid waar de Unie-kenmerken slechts zeer marginaal aan bod komen. Er wordt door de EU weliswaar een coherentie-taak geclaimd, maar ook hier wordt de Mededeling onvoldoende helder geacht. Volgens de leden van de SP-fractie zou een leidende EU-donor in een land net zo goed die coherentietaak op zich kunnen nemen. Ter illustratie, steun aan de «health basket» in Mozambique wordt gecoördineerd via roulerend voorzitterschap, waarbij de EU niet nodig is. De leden van de SP-fractie horen graag uw reactie op de suggestie dat de beleidsdialoog ook via een (roulerende) coördinerende lidstaat kan verlopen.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie zich af wat de betekenis is van «het vertalen van een veelzijdige rol naar verschillende beleidsmixen die aangepast zijn aan ieder partnerland».4 De leden van de SP-fractie vragen u of deze formulering niet in aanmerking zou moeten komen voor de prijs voor de meest vage zin in alle Commissiemededelingen van 2011. Ook wijzen de leden van de SP-fractie op de vermelding dat EU-lidstaten «met één stem moeten spreken en daarnaar handelen» en merken daarbij op dat het mooi is wanneer er overeenstemming is over onderwerpen, maar dat zoiets natuurlijk niet kan worden opgelegd, aangezien parlementen het EOF zullen moeten goedkeuren. Vindt de regering dit ook een wonderlijke passage? Wat gaat de regering doen om deze oekaze zo snel mogelijk uit deze Mededeling verwijderd te krijgen?

De leden van de SP-fractie hebben ook een vraag naar aanleiding van de conclusie in het kabinetsstandpunt dat het voorgestelde EOF en het Nederlandse beleid «complementair» zijn, aangezien de Commissie nog 20% van de steun aan sociale sectoren wil besteden en Nederland dit ook doet. Maar waaruit blijkt verder dat er sprake is van complementariteit? De leden van de SP-fractie constateren eerder dat er sprake is van verregaande overlap en duplicering en zouden hier graag uw reactie op vernemen.

Vervolgens vinden deze leden dat in de Mededeling te weinig naar voren komt hoe ander Europees beleid zich doet gevoelen. De Economische Partnerschap Overeenkomsten (EPA’s) eisen bijvoorbeeld een grote mate van economische wederkerigheid waardoor de bedrijvigheid in ontwikkelingslanden aanzienlijk kan stagneren. Er is gewoon nog lang geen sprake van een level playing field. Om daar dichterbij te komen is stevige inzet nodig richting regionale economische integratie. Hier is marktbescherming van belang en niet het opengooien van de grenzen, zoals in het verleden bewezen in Europa, Noord-Amerika en Azië. Maar dit hele punt, wat een unique selling point van het EU-beleid zou kunnen zijn, komt in de Mededeling niet of nauwelijks naar voren. Ook kansen en bedreigingen met betrekking tot het tevens vanaf 2014 te herziene gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) komen nergens aan bod. In dit verband vragen de leden van de SP-fractie de regering aan te geven hoe de motie Smaling c.s. (32 500 V, N) van 5 april jl. wordt benut voor de dialoog met de Commissie.

Tenslotte willen de leden van de SP-fractie u meegeven dat de Mededeling erg weinig analyse bevat qua bevindingen waarop voorgestelde keuzes zijn geënt. Deze komen althans bij verre na niet in de buurt van analyses zoals die van de WRR die het debat in Nederland van de nodige body voorzien. Er wordt van een «Agenda for Change» gesproken, maar de leden van de SP-fractie zouden graag willen weten waar, volgens de regering, die «change» nu eigenlijk zit en wat er gedaan zou kunnen worden om het analytisch niveau te verbeteren?

De leden van de PvdA-fractie, de GroenLinks-fractie en de CU-fractie steunen de vragen van de leden van de CDA-fractie en de SP-fractie op hoofdlijnen.

De leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking zien uw reactie met interesse tegemoet, bij voorkeur voor aanvang van de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (OS), oftewel voor 14 november 2011.

Generaal-majoor der mariniers (b.d.)

F. E. van Kappen

Voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking.

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 november 2011

Ik dank u voor uw brief van 8 november (ontvangen op 10 november) inzake de Raad Buitenlandse Zaken (OS) van 14 november 2011 (uw kenmerk 149484U/SG), en de grote belangstelling van uw Kamer voor de hervorming van het Europese OS-beleid.

Uw inbreng, die zeer nauw aansluit bij de inbreng van de fracties van de Tweede Kamer tijdens het Algemeen Overleg over de Raad Buitenlandse Zaken/OS van 9 november jl., zal ik graag betrekken bij mijn inzet op de Raad van 14 november.

In het verslag van de Raad aan de Eerste en Tweede Kamer kom ik gaarne terug op specifieke vragen die de verschillende fracties hebben gesteld.

De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

Ben Knapen


X Noot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Van der Linden (CDA), Broekers-Knol (VVD), Franken (CDA) (vice-voorzitter), Nagel (50Plus), Van Kappen (VVD) (voorzitter), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Smaling (SP) (vice-voorzitter), Strik (GL), Vliegenthart (SP), K.G. de Vries (PvdA), Knip (VVD), Martens (CDA), Van Boxtel (D66), Th. de Graaf (D66), Ganzevoort (GL), De Lange (OSF), Koole (PvdA), Schrijver (PvdA), Vlietstra (PvdA), M. de Graaf (PVV), M. de Graaff (PVV), Sörensen (PVV) en Bröcker (VVD).

X Noot
2

Zie E110056 op www.europapoort.nl; het COM-document is bij dit verslag opgenomen

X Noot
3

Europese Commissiemededeling COM(2011)637 «Het effect van het EU-ontwikkelingsbeleid vergroten: een agenda voor verandering», p. 4.

X Noot
4

COM(2011)637, p.4.

Naar boven