33 061 Aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het met het oog op de herziening van de maatregelen van kinderbescherming wenselijk is Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten daarmee in overeenstemming te brengen, alsmede te voorzien in een regeling van overgangsrecht;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 241 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7. De raad voor de kinderbescherming kan een onderzoek instellen naar de leefsituatie van een minderjarige die duurzaam wordt verzorgd en opgevoed bij anderen dan degenen die het ouderlijke gezag of de voogdij over hem uitoefenen, het gezin waarin hij wordt verzorgd en opgevoed of de wijze waarop het gezag of de voogdij over hem wordt uitgeoefend, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de minderjarige in strijd met een wettelijk voorschrift in dat gezin is opgenomen.

B

In artikel 252, tweede lid, onderdeel b, wordt «één van beide ouders is ontheven of ontzet van het gezag» vervangen door: het gezag van één van beide ouders is beëindigd.

C

In artikel 253, eerste lid, wordt «of daarvan is ontheven of ontzet» vervangen door: of dat gezag is beëindigd.

D

In artikel 253i, vierde lid, onderdeel b, wordt «bij ontheffing of ontzetting van het gezag» vervangen door: bij beëindiging van het gezag.

E

In artikel 253l, tweede lid, wordt «in geval de ouder van het gezag is ontheven» vervangen door: in geval het gezag van de ouder is beëindigd.

F

In artikel 253q, vierde lid, wordt «als bedoeld in artikel 256, eerste lid» vervangen door: een daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aanvaarde rechtspersoon als bedoeld in artikel 256, eerste lid, en artikel 302, tweede lid.

G

In artikel 253v, zesde lid, wordt «in geval van ontheffing of ontzetting van de ouder» vervangen door: in geval van beëindiging van het gezag van de ouder.

H

Aan artikel 253z wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 6. De kinderrechter kan ook een daartoe door Onze Minister van Veiligheid en Justitie aanvaarde rechtspersoon opdragen de met gezag belaste ouders of ouder en de minderjarige ondersteuning te bieden bij de uitvoering van de maatregel. De bepalingen van deze afdeling, alsmede artikel 256, vierde lid, van dit boek, zijn ten aanzien van deze rechtspersoon van overeenkomstige toepassing.

I

In artikel 281, eerste lid, onderdeel a, wordt «of ontzet» vervangen door: of de voogdij is beëindigd.

J

In artikel 331a wordt «kan de rechtbank de minderjarige onder toezicht stellen als bedoeld in artikel 254 van dit Boek» vervangen door: kan de rechtbank een maatregel van opgroeiondersteuning opleggen of een minderjarig onder toezicht stellen als bedoeld in artikel 253zc respectievelijk 255 van dit Boek.

K

In artikel 372, derde volzin, vervalt «,tenzij het bewind wegens ontzetting van de voogd eindigt».

ARTIKEL II

De Pleegkinderenwet wordt ingetrokken.

ARTIKEL III

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 807 komt onderdeel a als volgt te luiden:

  • a. de artikelen 253zc, 257 en 259, alsmede de artikelen 262b, 264 en 265, met uitzondering van beschikkingen ingevolge artikel 265f, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

B

In artikel 810, vierde lid, wordt «de artikelen 259 en 260, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag of van de voogdij» vervangen door: de artikelen 253zc, 264 en 265 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek daaronder niet begrepen, dan wel de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij.

C

In artikel 810a, tweede lid, wordt «In zaken betreffende de ondertoezichtstelling van minderjarigen, de ontheffing en ontzetting van het ouderlijk gezag, of de ontzetting van de voogdij» vervangen door: In zaken betreffende de maatregel van opgroeiondersteuning, de ondertoezichtstelling van minderjarigen of de beëindiging van het ouderlijk gezag of van de voogdij.

D

In artikel 813, eerste lid, onderdeel b, wordt «de artikelen 261, en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de artikelen 265b en 326 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL IV

De Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2, zesde lid, wordt «artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

B

In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, wordt «voor zover zij niet van het gezag zijn ontheven of ontzet» vervangen door: voor zover hun gezag niet is beëindigd.

C

In artikel 14d, zesde lid, artikel 15, vierde lid, artikel 20, achtste lid, artikel 29, zesde lid, artikel 32, zesde lid, en artikel 34a, derde lid, wordt «artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

D

Indien het bij koninklijke boodschap van 4 juni 2010 ingediende voorstel van wet houdende regels voor het kunnen verlenen van verplichte zorg aan een persoon met een psychische stoornis (wet verplichte geestelijke gezondheidszorg) (Kamerstukken II 2010–2011, 32 399), tot wet is of wordt verheven en artikel 17:2 van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als artikel IV, onderdelen A tot en met C van deze wet, dan vervalt artikel IV, onderdelen A tot en met C van deze wet.

ARTIKEL V

In de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt in artikel 10, eerste lid, derde volzin: «Artikel 241, vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: Artikel 241, vierde en vijfde lid.

ARTIKEL VI

In de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming wordt in artikel 11, eerste lid, vierde volzin, «Artikel 241, vierde, vijfde en zesde lid» vervangen door: Artikel 241, vierde en vijfde lid».

ARTIKEL VII

De Wet op de jeugdzorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3, vierde lid, en artikel 7, zesde lid, onderdeel b, wordt «artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» telkens vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «artikel 241, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 241, zesde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 254, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door «artikel 256, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» en wordt «artikel 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 262 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

C

In artikel 29b, zevende lid, wordt «artikel 261 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

D

In artikel 29d, tweede lid, wordt «artikel 265, eerste, derde en vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265k, eerste, derde en vierde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

E

In artikel 29q, derde lid, wordt «artikel 263a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265f van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

F

In artikel 30, tweede lid, onderdeel d, wordt «de artikelen 261 of 305, derde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265b van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

G

In artikel 38, vierde lid, wordt «een rechtspersoon als bedoeld in artikel 254, tweede lid« vervangen door «een rechtspersoon als bedoeld in artikel 256, eerste lid» en wordt «artikel 241, zevende lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 241, zesde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

H

In artikel 47, eerste lid, onderdeel d, wordt «de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254, tweede lid« vervangen door: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256, eerste lid.

I

In artikel 69, eerste lid, wordt «artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 265b, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

J

In artikel 71, eerste lid, komt onderdeel b als volgt te luiden:

  • b. het gezag van de ouders is beëindigd;

ARTIKEL VIII

In artikel 21, eerste lid, onderdeel d, van de Wet bescherming persoonsgegevens wordt «de rechtspersoon, bedoeld in artikel 254, tweede lid» vervangen door: de rechtspersoon, bedoeld in artikel 256, eerste lid.

ARTIKEL IX

In het Wetboek van Strafvordering wordt in artikel 14a «een verzoek of een vordering tot ontheffing of ontzetting van het ouderlijk gezag, onderscheidenlijk ontzetting van de voogdij» vervangen door: een verzoek tot beëindiging van het gezag, onderscheidenlijk beëindiging van de voogdij.

ARTIKEL X

In het Wetboek van Strafrecht wordt in artikel 77aa, derde lid, «artikel 254 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 255 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XI

In de Wet inkomstenbelasting 2001 wordt in artikel 2.15, derde lid, «de ouder die van het gezag is ontheven volgens artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: de ouder van wie het gezag is beëindigd op grond van artikel 266 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XII

De Algemene nabestaandenwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid vervalt.

2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.

B

Artikel 9 vervalt.

C

In artikel 67, eerste lid, onderdeel a, onder 2, vervalt: «anders dan in verband met artikel 5, derde lid,».

D

Artikel 72 komt te luiden:

Artikel 72

De artikelen 5, derde lid, en 9, zoals deze luidden, op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van artikel XII, onderdelen A en B, van de Wet van ..... tot aanpassing van wetgeving en vaststelling van overgangsrecht in verband met de herziening van de maatregelen van kinderbescherming, Stb. ...., blijven van toepassing op de personen op wie deze artikelen werden toegepast op de dag voor inwerkingtreding van die wet.

ARTIKEL XIII

In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt in artikel 1.1, eerste lid, in de begripsomschrijving van gastouder, «artikel 254, onderscheidenlijk artikel 255, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek» vervangen door: artikel 255, onderscheidenlijk artikel 257 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XIV

A

In de Drank- en Horecawet in artikel 8, tweede lid, komt onderdeel a als volgt te luiden:

  • a. zij mogen niet onder curatele staan;

B

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2009 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten (Kamerstukken II 2008–09, 32 022) tot wet is of wordt verheven, en Artikel I, onderdeel F, van die wet eerder in werking is getreden of treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als, artikel XIV, onderdeel A van deze wet, komt artikel XIV, onderdeel A, van deze wet als volgt te luiden:

A

In de Drank- en Horecawet in artikel 8, eerste lid, komt onderdeel c als volgt te luiden:

  • c. zij mogen niet onder curatele staan.

2. Indien het bij koninklijke boodschap van 5 augustus 2009 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van de Drank- en Horecawet met het oog op de terugdringing van het alcoholgebruik onder met name jongeren, de voorkoming van alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde, alsmede ter reductie van de administratieve lasten (Kamerstukken II 2008–09, 32 022), tot wet is of wordt verheven, en Artikel I, onderdeel F, later in werking treedt dan artikel XIV, onderdeel A, van deze wet, vervalt in artikel I, onderdeel F, artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van die wet de zinsnede «en zijn evenmin uit het ouderlijk gezag of de voogdij ontzet».

ARTIKEL XV

In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt een nieuw artikel 28 ingevoegd, luidende:

Artikel 28

  • 1. Gedingen inzake de voorlopige ondertoezichtstelling of ondertoezichtstelling van een minderjarige, de ontzetting uit en de ontheffing van het gezag of de voogdij, met inbegrip van schorsingen, waarin het inleidende verzoekschrift is ingediend vóór het tijdstip van in werking treden van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming, worden geheel afgedaan met toepassing van het recht dat voor dat tijdstip gold.

  • 2. Na de inwerkingtreding van artikel I van de Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming:

    • a. worden beschikkingen waarin de ontzetting uit of de ontheffing van het gezag dan wel voogdij is uitgesproken aangemerkt als beschikkingen waarin het gezag of de voogdij is beëindigd, als bedoeld in artikel 266 respectievelijk artikelen 327 en 328 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;

    • b. geldt, voor de uithuisplaatsing van een minderjarige die onder toezicht is gesteld, het vereiste van artikel 265a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek pas vanaf het moment dat de ondertoezichtstelling voor het eerst verlengd wordt.

ARTIKEL XVI

Na de inwerkingtreding van deze wet berust het besluit van de Minister van Justitie van 12 januari 2005, nr. 5328242/04/DJJ, houdende aanwijzing van categorieën andere minderjarigen als bedoeld in de artikelen 241, zevende lid, en 302, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek mede op artikel 241, zesde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

ARTIKEL XVII

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 juli 2009 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, de Wet op de jeugdzorg en de Pleegkinderenwet in verband met herziening van de maatregelen van kinderbescherming (Kamerstukken II 2009/10, 32 015, nr. 2 ) tot wet is of wordt verheven, wordt die wet als volgt gewijzigd:

A

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel X wordt «het voogdij» vervangen door: de voogdij.

2. In onderdeel Y wordt «het voogdij» vervangen door: de voogdij.

3. Onderdeel AA, subonderdeel 2, komt als volgt te luiden:

  • 2. In het derde lid wordt «tot ontzetting van de voogd« vervangen door: tot beëindiging van de voogdij.

4. Onderdeel AB komt als volgt te luiden:

In artikel 367 wordt «of ontzetting van de voogd op grond van artikel 327, eerste lid onder b, van dit boek moet volgen» vervangen door: of beëindiging van de voogdij op grond van artikel 327 van dit boek moet volgen.

B

In artikel VI wordt na «op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip» ingevoegd: ,dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL XVIII

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven