33 050 Wijziging van de Wet op de medische keuringen in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad en enige andere wijzigingen

Nr. 5 VERSLAG

Vastgesteld 17 november 2011

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

blz.

     

I

ALGEMEEN

1

     

1.

Inleiding

1

2.

De kern van de wetswijzigingen

2

3.

Financiële gevolgen

5

     

II

ARTIKELSGEWIJS

5

     

4.

Artikel 1, Onderdeel D

5

I ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van de voorgestelde wijzigingen van de Wet op de medische keuringen (Wmk) in verband met het opnemen van de mogelijkheid tot onderbrenging van de klachtenbehandeling bij aanstellingskeuringen bij de Sociaal-Economische Raad (SER) en enige andere wijzigingen. Deze leden hebben nog enkele vragen over dit wetsvoorstel.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. De voorgestelde wetswijziging roept een aantal vragen op.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel. Zij onderschrijven de strekking van dit wetsvoorstel en ondersteunen het streven van de regering om met dit wetsvoorstel de SER een centrale rol te geven bij de instelling van de klachtencommissie aanstellingskeuringen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. Deze leden delen het doel van de regering om onder andere de naleving van het verbod op het stellen van vragen door werkgevers over de gezondheid en ziekteverzuim van sollicitanten te verbeteren. Genoemde leden hebben bij het voorliggende wetsvoorstel echter nog wel enkele vragen.

2. De kern van de wetswijzigingen

Verduidelijking wettekst

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nog eens uitgebreid in kan gaan op de redenen (op basis van de Tweede evaluatie Wet op de medische keuringen) waarom lekenkeuringen nog regelmatig voorkomen, met name bij de populaties «baanwisselaars met gezondheidsproblemen» en «gehandicapten». Ligt de reden van deze hoge percentages bij de onduidelijkheid van de wettekst of bij (het afdwingen van) de naleving? In hoeverre draagt het onderhavige wetsvoorstel bij aan het verlagen van deze cijfers?

De leden van de VVD-fractie vragen hoe er wordt nageleefd dat er bijvoorbeeld bij sollicitaties niet naar zaken als de gezondheid en het ziekteverzuim kan worden gevraagd. Hoe valt te controleren of een afwijzing van de sollicitatie te maken heeft met een eventuele niet (of niet bevredigend) antwoord op een vraag aan de sollicitant over de gezondheid en/of het ziekteverzuim? Deze leden zijn voorts benieuwd of bekend is hoeveel procent van de werknemers bekend is met deze bepaling?

De leden van de PvdA-fractie stellen dat het voor de sollicitant vaak onduidelijk is wanneer een medische keuring is toegestaan en wat de rechten en de plichten van de sollicitant daarbij zijn. Waarom worden de soorten keuringen waarvoor de Commissie klachtenbehandeling aanstellingskeuringen (Cka) kan worden ingeschakeld niet in de wet opgenomen? Onder welke omstandigheden is het de werkgever toegestaan een keuringsarts in te schakelen en gezondheidsvragen te laten stellen? Wat kan de sollicitant doen als de keuringsarts de werkgever eerst inlicht over de uitslag van de keuring voor de sollicitant wordt ingelicht? Als de werkgever, na een eerste negatieve uitslag van de keuring door de keuringsarts, weigert de kosten delen te voor een tweede herkeuring bij een onafhankelijk arts, welke mogelijkheden heeft de sollicitant dan?

De leden van de PVV-fractie vragen of de regering kan aangeven of de voorgestelde verduidelijking van de wettekst tot een afname van het aantal overtredingen zal leiden. Zo ja, wat is de te verwachten afname? Ook vragen zij hoe de regering de handhaving van de Wmk gaat verbeteren.

De leden van de PVV-fractie stellen dat uit de tweede evaluatie Wmk blijkt dat in sommige gevallen ook keuringen worden voorgeschreven die niet gericht zijn op een arbeidsverhouding of aanstelling, zoals bijvoorbeeld keuringen voor vakopleidingen, vrijwilligerswerk, stages en indicatiestellingen op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Hoe kijkt de regering aan tegen de aanbeveling uit de evaluatie om de werkingssfeer van de Wmk uit te breiden tot activiteiten waaraan een opstapfunctie naar betaalde arbeid toekomt of kan toekomen, zoals scholing, stages en vrijwilligerswerk?

De leden van de PVV-fractie constateren dat de mededeling inzake de geschiktheid van de keurling aan de werkgever zich dient te beperken tot de mededeling geschikt/niet geschikt/geschikt onder voorwaarden. Uit de tweede evaluatie Wmk blijkt dat deze inperking in bijna een kwart van de gevallen niet wordt gerespecteerd. Ook blijkt dat in één op de vier gevallen meer informatie wordt doorgegeven aan de werkgever dan strikt is toegestaan. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat deze inperking gerespecteerd wordt?

De leden van de PVV-fractie vragen daarnaast of de Wmk de gelijke kansen op de arbeidsmarkt voor mensen met gezondheidsproblemen bevordert.

De leden van de CDA-fractie steunen van harte de verduidelijking van de wettekst, dat alleen de keuringsarts vragen naar de gezondheid mag stellen. Maar in hoeverre dit in de praktijk zal betekenen dat werkgevers tijdens een sollicitatiegesprek geen vragen meer zullen stellen over gezondheid en ziekteverzuim is voor deze leden nog de vraag. Kortom, wat is naar het oordeel van de regering de bijdrage van deze wetswijziging voor de naleving van het verbod op lekenkeuringen? Graag ontvangen deze leden hier een toelichting op.

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen vast dat de regering de formulering in de wettekst over het verbod op lekenkeuringen aanpast naar aanleiding van de tweede evaluatie Wmk, maar geen maatregelen neemt om het afdwingen van de naleving te verbeteren. Het afdwingen van de naleving van het verbod op lekenkeuringen wordt echter ook als probleem genoemd in deze evaluatie. Heeft de regering naast het aanpassen van de wettekst aanvullende maatregelen overwogen om de naleving van het verbod op lekenkeuringen te verbeteren? Zo ja, om welke maatregelen gaat het dan? Zo nee, waarom heeft de regering niet voor aanvullende maatregelen gekozen naast het aanpassen van de wettekst?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen een nadere toelichting waarom de regering afziet van verdere evaluaties van de Wmk, aangezien lekenkeuringen nog steeds regelmatig voorkomen. Hoe kan dan vastgesteld worden of de voorgestelde wijziging van de wettekst over lekenkeuringen een positief effect heeft op het tegengaan van lekenkeuringen? Deze leden vragen waarom de regering dit specifieke aspect niet wil evalueren.

Aanstellingskeuringen, zelfregulering en de klachtencommissie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen het voorstel om de SER een centrale rol te geven bij de instelling van de klachtencommissie aanstellingskeuringen. Bovendien geeft de SER aan in beginsel ook positief tegenover het voorstel te staan. Deze leden vragen of de regering al iets meer kan zeggen over de manier waarop de SER en de Cka deze rol gaan invullen?

De leden van de PvdA-fractie steunen de regering in het overdragen van de uitvoering van de Cka aan de SER. Maar de regering stelt nu enkel voor de bevoegdheid te krijgen de commissie bij de SER te beleggen. Waarom dit voorbehoud? Waarom wil de regering enerzijds flexibiliteit in de wet, om zo de bevoegdheid over de Cka weer terug bij de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onder te brengen, terwijl de regering er anderzijds voor kiest de evaluatieplicht uit de wet te verwijderen? De leden van de PvdA-fractie willen dat de regering regels opstelt over de werkwijze van de commissie en het voorstel hier dus op aanpast. Ook vragen deze leden of de SER ook de artsen die lid worden van de Cka gaat benoemen.

De leden van de PvdA-fractie hebben enkele vragen over de effectiviteit van de Cka. Uiteindelijk is het doel, naar de mening van deze leden, om onnodige medische keuringen in te perken, zodat de privacy van de sollicitant beschermd wordt. Als een sollicitant toch vragen van de werkgever krijgt over zijn gezondheid of wordt gevraagd een medisch onderzoek te ondergaan, hoe kan de sollicitant dit dan via het Cka tegengaan? De Cka heeft enkel een adviesfunctie. Waarom kan de sollicitant via de Cka geen vergoeding krijgen of de wordt werkgever geen boete opgelegd? De desbetreffende werkgever zou vervolgens bezwaar kunnen maken. Wat zijn op dit moment de financiële gevolgen van een negatief advies van de Cka?

De leden van de PVV-fractie vragen waarom er wordt gekozen voor onderbrenging van de Cka bij de SER. Kan de Cka niet gewoon binnen het domein van het ministerie van SZW blijven? Kan er niet op een andere wijze aan de bezwaren worden tegemoet gekomen, bijvoorbeeld door het secretariaat onder te brengen bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) waarbij de benoeming van de leden van de Cka kan worden gedelegeerd aan het UWV-bestuur, dat daarbij rekening houdt met de representatieve organisaties, die primair verantwoordelijk zijn voor de instelling van de klachtencommissie? Ook kan gedacht worden aan het geheel onderbrengen van de klachtencommissie en het secretariaat bij één van deze representatieve organisaties. Kan de regering ingaan op de door de leden van de PVV-fractie genoemde alternatieven?

De leden van de PVV-fractie stellen dat uit de tweede evaluatie Wmk naar voren komt dat het aantal klachten op jaarbasis zeer beperkt is (gemiddeld tien per jaar). Dit komt waarschijnlijk mede omdat informatie over de mogelijkheid een klacht in te dienen in 90% van de keuringen niet wordt overgedragen. Dit kan worden verklaard uit het gegeven dat een meerderheid van de bedrijfsartsen niet goed bekend is met het bestaan en de werkwijze van de Cka. Wat gaat de regering er aan doen om de bekendheid van de mogelijkheid tot het indienen van een klacht te verbeteren?

De leden van de PVV-fractie stellen dat als gevolg van de onderhavige wetswijziging de SER ter samenstelling van de klachtencommissie straks zelf een aantal juridische en medische experts gaat benoemen, en daarnaast een aantal vertegenwoordigers van werkgevers- en werknemersorganisaties. Hoe wordt er voor gewaakt dat de klachtencommissie evenwichtig samengesteld zal worden gelet op het gegeven dat de bonden niet langer meer representatief zijn als gevolg van de steeds lagere organisatiegraad en de toenemende vergrijzing binnen het ledenbestand?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de mogelijke vrijblijvendheid die in het wetsvoorstel ligt besloten. In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat de regering uitdrukkelijk de flexibiliteit wil behouden om de taak om de klachtencommissie in te stellen op enig moment niet meer aan de SER op te dragen. Wat is de achtergrond van deze wens van flexibiliteit?

De leden van de CDA-fractie hebben nog een aantal vragen over de begroting. Kan de regering nader aangeven op welke wijze de problemen over het indienen van een gezamenlijke begroting van de SER en de Cka in dit wetsvoorstel worden opgelost?

Kan de regering voorts aangeven welke omvang de begroting van de SER en de begroting van de Cka heeft?

Daarnaast vragen de leden van de CDA-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering kan aangeven hoeveel klachten de Cka jaarlijks ontvangt en hoeveel oordelen de Cka jaarlijks uitspreekt. Ook vragen de leden van de CDA-fractie en de leden van de ChristenUnie-fractie of de regering kan toelichten waarom in de memorie van toelichting wordt gesteld dat de omvang van de begroting zich niet goed verhoudt tot het aantal klachten en oordelen van de Cka.

Aanpassing hoogte vragengrens levensverzekeringen

De leden van de VVD-fractie vragen waarom, in algemene zin, ervoor gekozen is een vragengrens in te stellen voor levensverzekeringen. Specifiek vragen deze leden zich af waarom er nu gekozen wordt voor een grens van € 250 000 en niet voor een grens van € 287 000, waar de gemiddelde hypotheeksom op gebaseerd is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de regering rekening gaat houden met toekomstige ontwikkelingen van de gemiddelde huizenprijs en de gemiddelde hypotheeksom. Welke criteria hanteert de regering in de toekomst om al dan niet te besluiten tot het aanpassen van de vragengrens voor levensverzekeringen?

Evaluatie

De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering op de hoogte komt van nieuwe ontwikkelingen en wanneer deze voldoende zijn om toch over te gaan tot een evaluatie van de Wmk? Daarnaast vragen deze leden om aan te geven wanneer het gewijzigde Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen geëvalueerd zal worden?

3. Financiële gevolgen

De leden van de VVD-fractie vragen met betrekking tot de vaste vergadervergoeding van de SER, hoe hoog het bedrag van de vergadervergoeding per persoon per vergadering is.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarom de Cka zich op dit moment niet beperkt tot de uitvoering van de taken zoals geformuleerd in artikel 5 van het Besluit klachtenbehandeling aanstellingskeuringen. Welke gevolgen heeft het beperken van de uitvoering tot de in artikel 5 genoemde taken ten opzichte van de huidige situatie?

II ARTIKELSGEWIJS

4. Artikel 1, Onderdeel D

De leden van de VVD-fractie constateren dat bij artikel I, onderdeel D, de regering toelicht dat wanneer het algemeen belang gediend wordt er overgegaan kan worden tot beperkte openbaarmaking van privacygevoelige gegevens. Deze leden vragen of de regering hier een aantal voorbeelden van kan geven.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

Adjunct-griffier van de commissie,

Dekker


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Gent, W. van (GL), voorzitter, Hamer, M.I. (PvdA), Sterk, W.R.C. (CDA), Smeets, P.E. (PvdA), Hijum, Y.J. van (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Koşer Kaya, F. (D66), Ulenbelt, P. (SP), Ortega-Martijn, C.A. (CU), Dijck, A.P.C. van (PVV), ondervoorzitter, Spekman, J.L. (PvdA), Vermeij, R.A. (PvdA), Ouwehand, E. (PvdD), Karabulut, S. (SP), Lodders, W.J.H. (VVD), Dijkgraaf, E. (SGP), Azmani, M. (VVD), Koolmees, W. (D66), Jong, L.W.E. de (PVV), Klaver, J.F. (GL), Huizing, M.E. (VVD), Besselaar, I.H.C. van den (PVV) en Berckmoes-Duindam, Y. (VVD).

Plv. leden: Voortman, L.G.J. (GL), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Uitslag, A.S. (CDA), Klijnsma, J. (PvdA), Biskop, J.J.G.M. (CDA), Smilde, M.C.A. (CDA), Dijkstra, P.A. (D66), Kooiman, C.J.E. (SP), Schouten, C.J. (CU), Fritsma, S.R. (PVV), Çelik, M. (PvdA), Dijsselbloem, J.R.V.A. (PvdA), Thieme, M.L. (PvdD), Gesthuizen, S.M.J.G. (SP), Neppérus, H. (VVD), Staaij, C.G. van der (SGP), Aptroot, Ch.B. (VVD), Pechtold, A. (D66), Klaveren, J.J. van (PVV), Sap, J.C.M. (GL), Straus, K.C.J. (VVD), Mos, R. de (PVV) en Harbers, M.G.J. (VVD).

Naar boven