Vastgesteld 8 mei 2012
Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van
de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel.
Zij hebben nog een aantal vragen. De leden van de fracties van PvdA, CDA en SP sluiten zich bij deze vragen aan.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering tegen de achtergrond van het herzieningsbesluit
(waarop het wetsvoorstel is gebaseerd) onderscheid maakt tussen onderdelen die wel
en onderdelen die geen implementatie behoeven. Zij merken op dat een groot aantal
bepalingen zich rechtstreeks richt tot Eurojust en niet tot de lidstaten. Die bepalingen
behoeven derhalve niet te worden neergelegd in Nederlandse wetgeving.
Bij deze leden rijst hierdoor de vraag hoe wordt geborgd dat de uitwerking binnen
Eurojust op de juiste wijze plaatsvindt? Graag vernemen zij de visie van de regering
op dit punt.
Vervolgens merken deze leden op dat ter uitvoering van het herzieningsbesluit wordt
voorzien in de aanwijzing van een (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie
(HOVJ) bij het landelijk parket. Deze persoon wordt aangesteld om de taken van nationaal
lid bij Eurojust uit te oefenen. Deze leden vernemen graag of het een fulltime aanstelling
betreft in de zin dat dit plaatvervangend hoofd zich volledig kan richten op de taken
van Eurojust. Of is het, zo vragen zij, ook voorstelbaar en voorzienbaar dat deze
persoon reguliere taken van het Openbaar Ministerie (OM), in het bijzonder taken behorend
bij het pakket verantwoordelijkheden van de HOVJ, zal verrichten (als diens plaatsvervanger).
Ten slotte geeft de regering aan dat de bestrijding van fraude, witwassen en corruptie,
waarbij sprake is van negatieve effecten op de financiële belangen van de EU, een
van de prioritaire aandachtsgebieden van Eurojust is. Deze leden stellen dat gebleken
is dat de ernstige zaken, waarbij een beroep wordt gedaan op de openbaar ministeries
van de lidstaten om een vervolging in te stellen, in veel lidstaten echter weinig
prioriteit krijgen. Zij vragen in hoeverre van Eurojust verwacht wordt hierin verbetering
te brengen.
De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de
regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Broekers-Knol
De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren