33 036 Wijziging van de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de implementatie van Besluit 2009/426/JBZ van 16 december 2008 inzake het versterken van Eurojust en tot wijziging van Besluit 2002/187/JBZ van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1. Inleiding

1.1 Doel wetsvoorstel

Bij besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 20021 is Eurojust opgericht. Dit besluit zal hierna worden aangeduid als: het oprichtingsbesluit. Eurojust is een orgaan van de Europese Unie. Bij besluit 2009/426/JBZ is het Eurojustbesluit in 2008 gewijzigd. Het besluit tot wijziging van het Eurojustbesluit zal hierna worden aangeduid als: het herzieningsbesluit. Dit wetsvoorstel heeft ten doel het herzieningsbesluit te implementeren in de Nederlandse wetgeving.

Tot nu toe is het oprichtingsbesluit niet in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het herzieningsbesluit wijzigt een aantal bepalingen van het oprichtingsbesluit. Het oprichtingsbesluit van 2002 en het herzieningsbesluit van 2008 vormen samen het regelgevend kader voor Eurojust. Dit kader zal hierna worden aangeduid als: het Eurojustbesluit. Bij het opstellen van dit wetsvoorstel is, hoewel het primair ziet op de implementatie van het herzieningsbesluit, tevens nagegaan of andere bepalingen in het Eurojustbesluit dan die welke onderdeel vormen van het herzieningsbesluit, geïmplementeerd moeten worden in Nederlandse wetgeving. In de transponeringstabel is een overzicht opgenomen van de implementatie van het Eurojustbesluit.

Artikel 2 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.1. van het herzieningsbesluit) noopt tot omzetting in wetgeving. Het onderhavige wetsvoorstel strekt tot implementatie van dat artikel. Ook de artikelen betreffende de gegevensverwerking nopen tot omzetting. Die omzetting wordt echter geregeld in het wetsvoorstel Wijziging van de Wet politiegegevens en van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de implementatie van het kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie 2008/977/JBZ over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken en de implementatie van het Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (Kamerstukken II 2010–2011, nr. 32 554).

In paragraaf 3 wordt uitvoeriger ingegaan op de implementatie van het herzieningsbesluit.

1.2 De doelstellingen en taken van Eurojust

De doelstellingen van Eurojust zijn:

  • de samenwerking en desgewenst de coördinatie tussen de bevoegde justitiële instanties van de EU-landen te verbeteren bij onderzoek naar en vervolging van ernstige internationale en georganiseerde criminaliteit waarbij twee of meer EU-landen zijn betrokken en

  • de samenwerking tussen bevoegde instanties te verbeteren, in het bijzonder door de internationale rechtshulpverlening en het uitvoeren van Europese aanhoudingsbevelen en andere vormen van wederzijdse erkenning in strafzaken te vergemakkelijken.

Daarnaast helpt Eurojust de bevoegde instanties hun onderzoek en vervolging doeltreffender uit te voeren. Eurojust kan assistentie verlenen bij onderzoek en vervolging tussen een lidstaat en een niet-lidstaat of tussen een lidstaat en de Commissie in geval van misdrijven die de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Dankzij Eurojust kunnen de nationale opsporings- en vervolgingsinstanties doeltreffender optreden tegen ernstige internationale en georganiseerde criminaliteit zoals terrorisme, mensenhandel, drugshandel, fraude en witwaspraktijken, om zodoende criminelen snel en efficiënt voor de rechter te brengen.

Eurojust telt 27 nationale leden, één uit elke lidstaat. Zij worden overeenkomstig hun respectieve rechtsstelsels gedetacheerd en zijn permanent gevestigd in Den Haag. Deze nationale leden zijn hogere en ervaren officieren van justitie/parketmagistraten, (onderzoeks)rechters en politiefunctionarissen met gelijkwaardige bevoegdheden.

1.3 De voorgeschiedenis van het herzieningsbesluit

Het Eurojustbesluit is in 2008 gewijzigd op initiatief van veertien lidstaten (Slovenië, Frankrijk, Tsjechië. Zweden, Spanje, België, Polen, Italië, Luxemburg, Nederland, Slowakije, Estland, Oostenrijk en Portugal). Het initiatiefvoorstel volgde op een Commissiemededeling uit oktober 2007, waarin de Europese Commissie haar visie had gegeven op de toekomst van Eurojust. Volgens de Commissie had Eurojust goed werk geleverd, maar waren er op een aantal punten verbeteringen nodig. Deze verbeteringen zouden ervoor moeten zorgen dat Eurojust een essentiële en meer effectieve, slagvaardige rol kon blijven spelen in de strijd tegen de grensoverschrijdende georganiseerde criminaliteit en het terrorisme in Europa. In het Wetgevings- en Werkprogramma van de Commissie voor 2008 werd derhalve een wetgevingsinitiatief opgenomen voor de herziening van het Eurojustbesluit. Een wetgevingsinitiatief van de Commissie moet volgens de interne regels altijd worden voorafgegaan aan een impact assessment, een zorgvuldig proces dat geruime tijd in beslag neemt. Hierop wilde een kopgroep van lidstaten, die niet gebonden zijn aan dat vereiste, echter niet wachten. Zij besloten zelf eerder met een herzieningsvoorstel te komen. Frankrijk, de belangrijkste initiatiefnemer, had dit onderwerp tot prioriteit verheven.

In januari 2008 dienden de veertien lidstaten, waaronder ook Nederland, het herzieningsvoorstel voor het Eurojustbesluit in. Het voorstel was vooral gericht op versterking van de operationele kanten van Eurojust. Deze versterking werd gezocht in uitbreiding van de bevoegdheden van het Eurojustcollege, invoering van een aantal minimumbevoegdheden voor de nationale leden, verbetering van de informatieverstrekking aan Eurojust vanuit de lidstaten en intensivering van de samenwerking tussen Eurojust en andere actoren op het terrein van de strafrechtelijke samenwerking. Het herzieningsvoorstel had inhoudelijke verbanden met zowel Europol als het Europees Justitieel Netwerk (EJN). Voor het EJN is een afzonderlijk ontwerpbesluit ingediend door de eerdergenoemde veertien lidstaten.2 Onderdelen van het herzieningsvoorstel raakten aan taken van Europol, ondermeer de voorziene toegang van Eurojust tot de Analytical Work Files (AWF’s).

Op 16 december 2008 heeft de Raad heeft het voorstel van de veertien lidstaten tot herziening van het oprichtingsbesluit en het nieuwe EJN-besluit goedgekeurd. Het herzieningsbesluit is officieel gepubliceerd op 4 juni 2009 en moet uiterlijk op 4 juni 2011 zijn geïmplementeerd door de lidstaten.

2. De inhoud van het herzieningsbesluit

Het herzieningsbesluit kent twee belangrijke doelen.In de eerste plaats moet Eurojust operationeler worden. In de tweede plaats dienen de status en bevoegdheden van de nationale leden meer te worden geharmoniseerd.

Ter realisatie van het eerste doel wordt binnen Eurojust een coördinatiecentrum voor spoedeisende gevallen opgezet. Dit heeft tot doel Eurojust permanent bereikbaar te maken en deze eenheid de mogelijkheid te bieden om snel contact tussen de justitiële instanties in de betrokken landen te leggen. Dit zal het slagvaardig en coherent optreden in dringende gevallen ten goede komen. Hiermee verband houdt de verplichting van de lidstaten om een nationaal coördinatiemechanisme voor Eurojust op te zetten met het oog op het coördineren van de werkzaamheden van de betrokken nationale correspondenten. Dit zijn de nationale correspondenten voor Eurojust, de nationale correspondent voor terrorisme, de nationale correspondent voor het EJN, de andere aanspreekpunten van het EJN, de vertegenwoordigers in het netwerk voor gemeenschappelijke onderzoeksteams en de netwerken ter bestrijding van genocide en de verbetering van de ontneming, die door de Raad zijn opgericht.3 Tevens omvat dit de bij enig toekomstig besluit betreffende een netwerk van aanspreekpunten tegen corruptie op te richten coördinatiemechanisme. De relatie tussen Eurojust en het EJN is in het herzieningsbesluit verhelderd en er is een duidelijker taakverdeling tussen beide instanties tot stand gebracht, met dien verstande dat de eigenstandige positie en taken het EJN behouden blijven. Tenslotte is de mogelijkheid van Eurojust om samen te werken met externe partners, zoals derde landen, Europol, het Europees Bureau voor fraudebestrijding OLAF en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, Frontex, versterkt.

Ter realisatie van het tweede doel bevat het herzieningsbesluit regels over de bevoegdheden waarover ieder nationaal lid in zijn hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit dient te beschikken. Daartoe is in het herzieningsbesluit vastgelegd dat ieder nationaal lid over bepaalde bevoegdheden op het gebied van de justitiële samenwerking en de opsporing en vervolging van strafbare feiten dient te beschikken.

3. De wijze van implementatie

3.1 Algemeen

Het herzieningsbesluit is wat betreft de implementatie ervan onder te verdelen in vier onderdelen:

  • a. een deel dat moet worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving;

  • b. een deel dat door aanhangige wetsvoorstellen wordt geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving, ofwel reeds in wetgeving is geïmplementeerd;

  • c. een deel dat feitelijke implementatie behoeft, zonder dat wijziging van de Nederlandse wetgeving noodzakelijk is;

  • d. een deel dat geen implementatie behoeft in Nederlandse wetgeving.

Voorgesteld wordt om de bepalingen uit het herzieningsbesluit die nog moeten worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving, op te nemen in de Wet op de rechterlijke organisatie.

Hieronder worden deze onderdelen nader uitgewerkt. Vanwege de overzichtelijkheid wordt daarbij verwezen naar de artikelen uit het herzieningsbesluit. Uit de transponeringstabel, die als bijlage een onderdeel vormt van deze memorie van toelichting, volgt op welke wijze het Eurojustbesluit overigens is geïmplementeerd.

a. Het deel dat in de Nederlandse wetgeving moet worden geïmplementeerd

Op grond van artikel 2 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.1. van het herzieningsbesluit) telt Eurojust evenveel leden als er lidstaten zijn. Elke lidstaat detacheert, overeenkomstig zijn rechtsstelsel, één nationaal lid, dat de hoedanigheid heeft van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris met gelijkwaardige bevoegdheden. Om ervoor te zorgen dat de lidstaten er permanent en daadwerkelijk toe bijdragen dat Eurojust zijn doelstellingen, die zijn neergelegd in artikel 3 van het Eurojustbesluit, verwezenlijkt, is het nationaal lid verplicht zijn vaste werkplek op de zetel van Eurojust te hebben en wordt elk nationaal lid bijgestaan door een plaatsvervanger en door een andere persoon, die als medewerker fungeert. De plaatsvervanger van het nationaal lid dient ook de hoedanigheid te hebben van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris, en kan namens of in plaats van het nationaal lid optreden. Hetzelfde geldt voor de medewerker.

Voorgesteld wordt om het nationaal lid werkzaam te laten zijn als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket. Vanwege de zwaarte van de taken van nationaal lid bij Eurojust, en mede in verband met het op die wijze realiseren van een directe en effectieve koppeling met, en inbedding in, de structuur van het openbaar ministerie is ervoor gekozen het nationaal lid het ambt van (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket te laten vervullen. In die hoedanigheid beschikt het nationaal lid vanwege het bepaalde in artikel 125a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, over de bevoegdheden van een officier van justitie die zijn neergelegd in het Wetboek van Strafvordering. De betreffende bevoegdheden komen overeen met de aan het nationaal lid in het Eurojustbesluit toegekende (minimum-)bevoegdheden. Het landelijk parket bestrijdt (inter)nationaal georganiseerde misdaad. Het ligt derhalve voor de hand het nationaal lid daar onder te brengen. Door het nationaal lid functioneel onder te brengen bij het landelijk parket is verzekerd dat deze de nationaal vereiste bevoegdheden kan uitoefenen, in overeenstemming met de eisen van het herzieningsbesluit. In de voorgestelde wijzigingen van artikel 137 van de Wet op de rechterlijke organisatie wordt uitdrukkelijk vermeld dat bij het landelijk parket een tweede plaatsvervangend hoofdofficier van justitie werkzaam is om de taken van nationaal lid bij Eurojust uit te oefenen. Hiermee worden eventuele onduidelijkheden over de positie van deze plaatsvervangend hoofdofficier binnen het landelijk parket, respectievelijk binnen het openbaar ministerie als geheel, weggenomen en wordt de zichtbaarheid en de positionering van Eurojust en het Nederlandse nationaal lid nog scherper gemarkeerd.

Voorgesteld wordt voorts om de plaatsvervanger van het nationaal lid de functie van senior officier van justitie bij het landelijk parket te laten vervullen. Ook hiervoor geldt dat gelet op de zwaarte van de taken van de plaatsvervanger er voor deze functie is gekozen. Ingevolge artikel 137 van de Wet op de rechterlijke organisatie kunnen er bij het landelijk parket reeds verscheidene senior officieren van justitie werkzaam zijn. Een wetswijziging ten behoeve van de senior officier van justitie, die als plaatsvervanger van het nationaal lid wordt aangewezen, is derhalve niet nodig. Ten behoeve van de markering van de positie van het nationaal lid van Eurojust in verhouding tot het openbaar ministerie ligt het echter in de rede te kiezen voor een expliciete bepaling in de wet, inhoudende dat een van de bij het landelijk parket werkzame senior officieren van justitie als plaatsvervanger van het nationaal lid functioneert.

In de artikelsgewijze toelichting wordt nader ingegaan op de positie van het nationaal lid en diens plaatsvervanger binnen het landelijk parket.

b. Het deel dat reeds in wetgeving is of wordt geïmplementeerd

b.1 De gegevensuitwisseling met Eurojust

Op grond van artikel 6 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.5. van het herzieningsbesluit) kan Eurojust, handelend via de betrokken nationale leden, de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten, verzoeken alle gegevens te verstrekken die Eurojust nodig heeft om zijn taken te verrichten. Op grond van de artikel 9, tweede lid, van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit) geschiedt elke uitwisseling van gegevens tussen Eurojust en de lidstaten via het nationaal lid. Op grond van artikel 13 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.11. van het herzieningsbesluit) wisselen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten met Eurojust alle informatie uit die nodig is voor de uitvoering van de taken uit hoofde van de artikelen 4 en 5 van het Eurojustbesluit. In artikel 4 (gewijzigd door artikel 1.3. van het herzieningsbesluit) zijn de terreinen afgebakend waarbinnen de bevoegdheden kunnen worden uitgeoefend. In artikel 5 is neergelegd op welke wijze Eurojust zijn taken en doelstellingen verwezenlijkt. De nationale leden dienen bevoegd te zijn om, zonder voorafgaande toestemming, onderling of met de bevoegde autoriteiten van hun lidstaat, alle voor de vervulling van de taken van Eurojust vereiste gegevens uit te wisselen.

De bepalingen uit het herzieningsbesluit die betrekking hebben op de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en Eurojust behoeven implementatie door middel van wetgeving. In de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, en de daarop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur, zal de gegevensuitwisseling met Eurojust mogelijk worden gemaakt. Een daartoe strekkend wetsvoorstel is inmiddels bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2010/11, nr. 32 554). Op grond van het wetsvoorstel zal het mogelijk worden om politiegegevens en justitiële en strafvorderlijke gegevens te verstrekken aan de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat van de Europese Unie of aan een orgaan van de Europese Unie dat is belast met de ondersteuning en versterking van wetshandhavingdiensten van de lidstaten bij de voorkoming, bestrijding, onderzoek en vervolging van zware criminaliteit en dat bij algemene maatregel van bestuur is aangewezen. Voorgesteld zal worden het Besluit justitiële gegevens en het Besluit politiegegevens aan te passen zodat wordt voorzien in de mogelijkheid van verstrekking van politiegegevens en van justitiële en strafvorderlijke gegevens aan Eurojust.

b.2 De bevoegdheden van het nationaal lid

Zoals eerder is aangegeven is het uitgangspunt van het herzieningsbesluit dat er een gemeenschappelijk fundament ten grondslag moet liggen aan de bevoegdheden waarover ieder nationaal lid dient te beschikken in zijn hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteit. Op grond van artikel 9 bis van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit) oefenen de nationale leden hun bevoegdheden, die zijn neergelegd in de artikelen 9 ter, 9 quater en 9 quinquies van het besluit (gewijzigd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit), uit in hun hoedanigheid van bevoegde nationale autoriteiten overeenkomstig het nationale recht en onder de voorwaarden van het besluit. De nationale leden hebben het recht om verzoeken en besluiten inzake justitiële samenwerking door te zenden en toe te zien op de tenuitvoerlegging (artikel 9 ter). Tevens kunnen zij, onder voorwaarde van instemming van de bevoegde nationale autoriteit, dergelijke verzoeken en besluiten in hun lidstaat teenuitvoer leggen en in hun lidstaat onderzoeksmaatregelen gelasten. Ook zijn zij, onder die voorwaarde, bevoegd tot het toestaan en coördineren van gecontroleerde afleveringen in de eigen lidstaat (artikel 9 quater). In dringende gevallen hebben de nationale leden het recht om ook zonder instemming van de bevoegde nationale autoriteit dergelijke afleveringen toe te staan en te coördineren of een verzoek of besluit inzake justitiële samenwerking uit te voeren (artikel 9 quinquies). Iedere lidstaat verleent het nationaal lid ten minste deze bevoegdheden ongeacht de vraag of deze bevoegdheden aan het betreffende lid ter beschikking staan in zijn hoedanigheid als openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris.

Sommige van deze bevoegdheden moeten aan de nationale leden worden verleend voor dringende gevallen waarin het nationaal lid de bevoegde autoriteit niet snel genoeg kan achterhalen of contacteren. Deze bevoegdheden behoeven niet te worden uitgeoefend wanneer de bevoegde autoriteit wél kan worden achterhaald en gecontacteerd. Het Nederlandse nationaal lid dat wordt benoemd als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie en in die hoedanigheid over de bevoegdheden beschikt, oefent zijn bevoegdheden slechts eigenstandig uit in uitzonderlijke gevallen. Het uitgangspunt is dat de nationale bevoegde autoriteit de bevoegdheden uitoefent.

Omdat wordt voorgesteld het nationaal lid te benoemen als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket, beschikt het nationaal lid op die manier reeds over die bevoegdheden. In die hoedanigheid beschikt het nationaal lid immers vanwege het bepaalde in artikel 125a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, over de bevoegdheden van een officier van justitie die zijn neergelegd in het Wetboek van Strafvordering. Deze bevoegdheden zijn reeds geregeld in het Wetboek van Strafvordering en behoeven derhalve geen implementatie. In de transponeringstabel is aangegeven waar de bevoegdheden zijn geregeld.

c. Het deel dat feitelijke implementatie behoeft

Een groot deel van het Eurojustbesluit behoeft feitelijke implementatie, zowel door Eurojust als door de lidstaten. Die bepalingen behoeven dus niet te worden geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving.

Primair hebben de bepalingen betrekking op concrete maatregelen, zoals samenwerking. Overigens zal ten behoeve van de praktijk door het openbaar ministerie, onder andere door interne instructies, duidelijk worden gemaakt welke praktische implementatie het Eurojustbesluit behoeft, hoe gezags- en communicatielijnen dienen te zijn, en welke verplichtingen voor onder meer het openbaar ministerie voortvloeien uit het besluit.

c.1 Follow up van verzoeken of adviezen van Eurojust (artikel 8)

In het nieuwe artikel 8 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit) is de follow-up door nationale bevoegde autoriteiten van verzoeken en adviezen aan Eurojust geregeld. Indien de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat besluiten geen gevolg te geven aan een verzoek of advies, stellen zij Eurojust daarvan zonder nodeloze vertraging in kennis. Deze bepaling behoeft geen wettelijke implementatie. Uiteraard zullen de bevoegde autoriteiten in Nederland deze bepaling wel in acht moeten nemen. In de interne instructie die door het openbaar ministerie zal worden opgesteld, zal dit artikel ten behoeve van de praktijk worden uitgewerkt.

c.2 Nationaal coördinatiesysteem (artikel 12)

Op grond van artikel 12 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.10. van het herzieningsbesluit) wijzen de lidstaten één of meer nationale correspondenten aan voor Eurojust. Verder zijn de lidstaten gehouden voor 4 juni 2011 een nationaal coördinatiesysteem op te zetten voor Eurojust. Het doel van het nationaal coördinatiesysteem is het realiseren van een meer effectieve onderlinge afstemming en het vergemakkelijken van de taakvervulling van Eurojust in de lidstaat. De nationale correspondenten zijn verantwoordelijk voor de werking van het nationaal coördinatiesysteem. Overigens worden de rechtstreekse contacten tussen de bevoegde autoriteiten, als bepaald in de instrumenten inzake justitiële samenwerking, zoals artikel 6 van de Overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie door het bepaalde in artikel 12 van het gewijzigde Eurojustbesluit onverlet gelaten. De betrekkingen tussen het nationaal lid en de nationale correspondenten sluiten rechtstreekse betrekkingen tussen het nationaal lid en zijn bevoegde autoriteiten niet uit. Aan de notificatieverplichting in deze bepaling met betrekking tot de samenstelling van het ENCS in Nederland is inmiddels voldaan..

c.3 Informatieoverdracht aan de nationale leden (artikel 13)

De lidstaten dienen er op grond van artikel 13 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.11. van het herzieningsbesluit) voor te zorgen dat de nationale leden op de hoogte worden gebracht van het instellen van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, alsmede de resultaten van dat team. Ook dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat hun nationaal lid zonder nodeloze vertraging in kennis wordt gesteld van een zaak waarbij tenminste drie lidstaten rechtstreeks betrokken zijn en waarin verzoeken of besluiten inzake justitiële samenwerking, waaronder instrumenten waarmee uitvoering wordt gegeven aan het beginsel van wederzijdse erkenning, aan ten minste twee lidstaten zijn toegezonden en het betrokken feit aan de in het artikel genoemde kwalificaties voldoet. Tevens zorgen de lidstaten ervoor dat het nationaal lid op de hoogte wordt gebracht van gevallen waarin jurisdictieconflicten zijn ontstaan of waarschijnlijk zullen ontstaan, gecontroleerde afleveringen waarbij ten minste drie staten betrokken zijn, waarvan ten minste twee lidstaten of herhaalde problemen met of weigeringen in verband met een verzoek om of beslissing inzake justitiële samenwerking, met name betreffende de regelgeving tot toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

d. Het deel dat geen implementatie behoeft

Een groot aantal bepalingen richt zich rechtstreeks tot Eurojust en niet tot de lidstaten. Die bepalingen behoeven niet te worden neergelegd in de Nederlandse wetgeving. Dit betreft de volgende bepalingen:

d.1 Coördinatie met oproepdienst (artikel 5bis)

Op grond van 5bis (artikel 1.4. van het herzieningsbesluit) wordt er door Eurojust een coördinatiecentrum met oproepdienst (OCC) opgezet dat te allen tijde aan Eurojust gerichte verzoeken in ontvangst kan nemen en behandelen. De OCC is 24 uur per dag beschikbaar en vervult zijn taak via een of meer betrokken nationale leden. Het is, vanwege het praktische karakter van deze bepaling, niet nodig deze taak wettelijk vast te leggen. Deze taak kan op grond van het besluit derhalve ook worden belegd bij de plaatsvervanger, of desgewenst ook bij de medewerker die aan de vereiste kwalificaties voldoet.

d.2 Eurojust handelend via nationale leden en als college (artikelen 6 en 7)

De artikelen 6 en 7 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door de artikelen 1.5. en 1.6. van het herzieningsbesluit) hebben betrekking op de taken van Eurojust handelend via de nationale leden en handelend als college. Het tweede lid van artikel 6 van dat besluit betreft een inspanningsverplichting voor de lidstaten. Het artikel behoeft geen implementatie in de Nederlandse wetgeving, maar zal wel in een interne instructie door het openbaar ministerie worden uitgewerkt ten behoeve van de praktijk.

d.3 Reglement van orde (artikel 10)

In artikel 10 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.9. van het herzieningsbesluit) aangegeven dat de Raad van de Europese Unie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen op voorstel van het college het reglement van orde van Eurojust goedkeurt. Het college neemt het voorstel met tweederde meerderheid aan na raadpleging van het gemeenschappelijk controleorgaan wat de bepalingen inzake de verwerking van persoonsgegevens betreft. Deze bepaling is rechtstreeks gericht tot Eurojust en behoeft geen implementatie in de Nederlandse wetgeving.

d.4 Casemanagementsysteem (artikel 16)

Artikel 16 van het Eurojustbesluit (gewijzigd door artikel 1.15. van het herzieningsbesluit) verplicht tot het opzetten van een casemanagementsysteem dat bestaat uit tijdelijke werkbestanden en een register met persoonsgegevens. Het systeem heeft tot doel het ondersteunen van het beheer en de coördinatie van onderzoeken en vervolgingen die Eurojust helpt coördineren, met name door het vergelijken van informatie, het vergemakkelijken van de toegang tot informatie over lopende onderzoeken en vervolgingen en het vergemakkelijken van de toetsing van de persoonsgegevensverwerking wat betreft haar rechtmatigheid en de bepalingen van het Eurojustbesluit. Het register bevat verwijzingen naar de tijdelijke werkbestanden die in het kader van Eurojust worden verwerkt. Bij het uitvoeren van hun taken kunnen nationale leden van Eurojust gegevens betreffende hun afzonderlijke dossiers in een tijdelijk werkbestand opnemen. Voor de verwerking van aan een zaak gerelateerde persoonsgegevens mag Eurojust geen ander geautomatiseerd bestand opzetten dan het casemanagementsysteem.

Omdat het opzetten van het casemanagementsysteem een taak is voor Eurojust, behoeven artikel 16 en verder geen implementatie in de Nederlandse wetgeving.

d.5 Tijdelijk werkbestand

Het nationaal lid opent voor iedere zaak waarover hem informatie is gestuurd een tijdelijk werkbestand voor zover deze informatie is gestuurd overeenkomstig het Eurojustbesluit of de in artikel 13, vierde lid, bedoelde instrumenten. Het nationaal lid is verantwoordelijk voor het beheer van de tijdelijke bestanden die zijn geopend.

d.6 Gemeenschappelijk controleorgaan (artikel 23)

Op grond van artikel 23 van het oprichtingsbesluit is er een onafhankelijk gemeenschappelijk controleorgaan opgericht, dat als college toezicht houdt teneinde te verzekeren dat de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig het Eurojustkader geschiedt. De wijzigingen in artikel 23 betreffen de wijze waarop het Gemeenschappelijk controleorgaan zijn taken uit dient te oefenen. Deze wijzigingen behoeven geen implementatie in de Nederlandse wetgeving omdat deze uitsluitend tot het Gemeenschappelijk controleorgaan zijn gericht.

d.7 Geheimhouding (artikel 25)

Op grond van het door het herzieningsbesluit gewijzigde artikel 25 zijn de nationale leden, hun plaatsvervangers en medewerkers, het personeel van Eurojust, de nationale correspondenten alsmede de functionaris voor de gegevensbescherming tot geheimhouding verplicht. In artikel 10 het interne reglement betreffende de verwerking en bescherming van persoonsgegevens bij Eurojust (2005/C 68/01) is deze verplichting neergelegd. Daarin staat dat overeenkomstig artikel 25 van het Eurojustbesluit alle personen die in of met Eurojust moeten werken, tot strikte geheimhouding verplicht zijn.

Deze bepaling behoeft geen implementatie in de Nederlandse wetgeving omdat deze uitsluitend tot Eurojust is gericht.

d.8 Aansprakelijkheid voor andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens (artikel 27 quater)

Het ingevoegde artikel 27 quater regelt de contractuele aansprakelijkheid van andere aangelegenheden dan ongeoorloofde verwerking van gegevens. Die aansprakelijkheid wordt geregeld door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst. Die bepaling behoeft geen nadere implementatie. Het tweede en derde lid betreffen schadevergoedingverplichtingen van Eurojust en van de lidstaten aan Eurojust en behoeven -gelet op de normadressanten Eurojust en de lidstaten- geen implementatie.

d.9 Samenwerking

Op grond van het herzieningsbesluit onderhoudt Eurojust bevoorrechte relaties met het EJN op basis van overleg en complementariteit. Het herzieningsbesluit verduidelijkt de respectievelijke rollen van Eurojust en het EJN. Daarnaast breidt het herzieningsbesluit de capaciteit van Eurojust om te werken met externe partners uit. Dit betreft partijen als derde landen, Europol, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), het gemeenschappelijk situatiecentrum (onderdeel van de Raad van de Europese Unie), FRONTEX (het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten) en Interpol.

Deze bepalingen behoeven geen implementatie omdat deze uitsluitend tot Eurojust zijn gericht.

4. De consultatie

Het wetsvoorstel met toelichting is aan de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak alsmede aan het College van procureurs-generaal voorgelegd ter consultatie.

Zowel de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak als het College van procureurs-generaal kan instemmen met het voorstel van wet. Deze adviesorganen hadden geen inhoudelijke opmerkingen.

5. De administratieve lasten

Het wetsvoorstel heeft geen invloed op de administratieve lasten van burgers of bedrijven.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel I

Op grond van het door het wijzigingsbesluit gewijzigde artikel 2 van het Eurojustbesluit telt Eurojust evenveel leden als er lidstaten zijn. Elke lidstaat detacheert, overeenkomstig zijn rechtsstelsel, één nationaal lid, dat de hoedanigheid heeft van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris met gelijkwaardige bevoegdheden. De plaatsvervanger dient ook de hoedanigheid te hebben van openbaar aanklager, rechter of politiefunctionaris, en kan namens of in plaats van het nationaal lid optreden.

Zoals in paragraaf 3.1 reeds is aangegeven wordt, mede vanwege de zwaarte van de taken als nationaal lid bij Eurojust, voorgesteld om het nationaal lid werkzaam te laten zijn als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket. In die hoedanigheid beschikt het nationaal lid vanwege het bepaalde in artikel 125a, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, over de bevoegdheden van een officier van justitie die zijn neergelegd in het Wetboek van Strafvordering. Die bevoegdheden komen overeen met de in het Eurojustbesluit aan het nationaal lid toegekende bevoegdheden. Vanwege de taken die het landelijk parket heeft ten aanzien van de bestrijding van (inter)nationaal georganiseerde misdaad, ligt het voor de hand het nationaal lid daar te positioneren.

Op grond van de huidige tekst van artikel 137, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie kan slechts één plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket werkzaam zijn. Een wetswijziging is bij de in de vorige alinea bedoelde keuze dan ook onvermijdelijk. De wijziging maakt het uitdrukkelijk mogelijk om een (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket te laten functioneren, met het oog op de taken van nationaal lid bij Eurojust. Nog nader op te stellen interne instructies binnen het openbaar ministerie zullen zijn positie binnen het landelijk parket nader moeten verhelderen, overigens onverminderd de hiërarchische gezagslijnen. Duidelijk moet in ieder geval zijn dat hij als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket werkzaam is om de taken van nationaal lid bij Eurojust uit te oefenen.

Op grond van het gewijzigde artikel 9, eerste lid, van het Eurojustbesluit bedraagt de ambtstermijn van het nationaal lid ten minste vier jaar. In verband daarmee wordt betrokkene als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie voor minimaal vier jaar aangewezen als nationaal lid bij Eurojust. Zijn benoeming als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier en de vaststelling dat hij dat ambt vervult bij het landelijk parket zijn gekoppeld aan de vervulling van de taak als nationaal lid bij Eurojust. Op het moment dat de termijn van aanwijzing als nationaal lid bij Eurojust is verstreken, zal aan de plaatsing als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier bij het landelijk parket, voor betrokkene een einde komen. Die plaatsing is immers gekoppeld aan de hoedanigheid van nationaal lid bij Eurojust. Indien de benoeming als (tweede) plaatsvervangend hoofdofficier van justitie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, al dan niet op eigen verzoek voortijdig wordt beëindigd wordt de Raad van de Europese Unie, met het oog op de daarmee samenhangende beëindiging van het mandaat als nationaal lid bij Eurojust, daaraan voorafgaand in kennis gesteld.

Voorgesteld wordt voorts om de plaatsvervanger van het nationaal lid de functie van senior officier van justitie te laten vervullen bij het landelijk parket. Ook hiervoor geldt dat gelet op de zwaarte van de taken van de plaatsvervanger voor deze functie is gekozen. De thans luidende wettekst van artikel 137 voorziet erin dat er meerdere senior officieren van justitie werkzaam kunnen zijn bij het landelijk parket. Een wetswijziging om het mogelijk te maken dat bij het landelijk parket een senior officier van justitie, die de taak van plaatsvervanger van het nationaal lid vervult, werkzaam is, is derhalve niet nodig. Wel is ervoor gekozen uitdrukkelijk in de wettekst op te nemen dat een senior officier van justitie, werkzaam bij het landelijk parket, de taak van plaatsvervanger van het nationaal lid vervult.

Artikel II

De voorgestelde inwerkingtredingsbepaling maakt het mogelijk dat op een nader te bepalen tijdstip de wet in werking treedt.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Bijlage: transponeringstabel

Artikel EU-regeling

Implementatie

1 (oprichting en rechtspersoonlijkheid)

Betreft een typering van het Raadsbesluit.

2 (Samenstelling van Eurojust; gewijzigd door artikel 1.1. van het herzieningsbesluit)

Dit lid behoeft implementatie. Het Nederlandse Eurojustlid wordt als plv. hoofdofficier bij het landelijk parket geplaatst (artikel 137 van de Wet R.O.). In die hoedanigheid heeft hij ook de op grond van het besluit benodigde bevoegdheden. Zijn plaatsvervanger wordt senior officier van justitie, ook bij het landelijk parket.

3 (Doelstellingen; gewijzigd door artikel 1.2. van het herzieningsbesluit)

Omschreven worden de doelstellingen van Eurojust, die niet in nationale wetgeving hoeven te worden omgezet.

4 (Bevoegdheden; gewijzigd door artikel 1.1. van het herzieningsbesluit)

De doelstellingen van Eurojust bestrijken de in dit artikel genoemde terreinen.

5 (Taken van Eurojust)

Het betreft hier de wijze waarop Eurojust de bevoegdheden uitoefent.

5 bis (Coördinatie met oproepdienst (OCC); ingevoegd door artikel 1.1. van het herzieningsbesluit)

Het betreft de oprichting van een coördinatiedienst door Eurojust en is een interne Eurojust aangelegenheid.

6, eerste lid, sub a tot en met f (Taken van Eurojust handelend via de nationale leden; gewijzigd door artikel 1.5. van het herzieningsbesluit)

Het betreffen de taken van Eurojust, die niet in nationale wetgeving hoeven te worden omgezet. Voor wat betreft onderdeel a, onderdeel v): zie artikel 9, tweede lid.

6, tweede lid (Taken van Eurojust handelend via de nationale leden; gewijzigd door artikel 1.5. van het herzieningsbesluit)

Het betreffen de taken van Eurojust, die niet in nationale wetgeving hoeven te worden omgezet. De lidstaat moet er in de uitvoering echter wel rekening mee houden.

7, eerste lid, sub a tot en met g (Taken van Eurojust handelend als college; gewijzigd door artikel 1.6. van het herzieningsbesluit)

Het betreft de taken van Eurojust, handelend als college. Behoeft niet te worden vastgelegd in nationale wetgeving.

7, tweede lid (Taken van Eurojust handelend als college; gewijzigd door artikel 1.6. van het herzieningsbesluit)

Betreft de bevoegdheid van het College Eurojust om op te treden in het geval er een jurisdictievraagstuk speelt waar niet wordt uitgekomen door de betrokken nationale leden o.g.v. artikel 6; behoeft niet te worden omgezet.

7, derde lid (Taken van Eurojust handelend als college; gewijzigd door artikel 1.6. van het herzieningsbesluit)

Betreft de mogelijkheid Eurojust als college te informeren over herhaalde weigeringen of moeilijkheden in verband met de inwilliging van een verzoek en het college verzoeken een niet bindend advies uit te brengen; behoeft niet te worden omgezet.

8 (Follow-up van verzoeken en adviezen van Eurojust; gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit)

Betreft de verplichting van bevoegde autoriteiten Eurojust in kennis te stellen indien geen gevolg wordt gegeven aan verzoeken bedoeld in artikel 6 en 7 of aan schriftelijke adviezen bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid. Het waarborgen van deze verplichting is een taak van de uitvoering en hoeft niet te worden neergelegd in wetgeving.

9, eerste lid (Nationale leden; gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit)

In nationale wetgeving behoeft niet te worden neergelegd dat de benoemingstermijn tenminste vier jaren is. Voldoende is dat wordt geregeld dat nationaal lid wordt benoemd bij Landelijk Parket als 2e plaatsvervangend HOvJ.

9, tweede lid (Nationale leden; gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit)

Implementatie bij algemene maatregel van bestuur op basis van het wetsvoorstel ter implementatie van het Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PbEU L 350) en het Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol). Kamerstukken II 2010/11, 32 554.

9, derde lid, sub a tot en met c en e (Nationale leden; gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit)

Het betreft hier de toegang tot of althans de verkrijging van gegevens uit verschillende registers.

Door de voorgestelde wijzigingen in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (zie hierboven) en de daarop gebaseerde amvb’s heeft het nationaal lid de mogelijkheid om de gegevens als bedoeld in het derde lid, sub a tot en met c te verkrijgen.

9, derde lid, sub d (Nationale leden; gewijzigd door artikel 1.7. van het herzieningsbesluit)

Op grond van artikel 15 van het besluit DNA-onderzoek in strafzaken verstrekt het Nederlands Forensisch Instituut slechts gegevens uit de DNA-databank en het centrale register aan de met vervolging belaste leden van de rechterlijke macht, voor zover zij deze nodig hebben voor de toepassing van het strafrecht. Leden van het OM vallen daaronder. Omdat het nationaal lid een plv. hoofdofficier van justitie bij het landelijk parket is, hoeft er geen implementatie plaats te vinden. Een hoofdofficier van justitie is een met vervolging belast lid van de rechterlijke macht.

9, vierde lid (Nationale leden; gewijzigd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Op grond van dit artikel kan het nationaal lid rechtstreeks in contact treden met de bevoegde autoriteiten. Behoeft geen implementatie.

9 bis, eerste en tweede lid (Op nationaal niveau aan het nationale lid verleende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Vloeit voort uit bevoegdheden die nationaal lid heeft in zijn hoedanigheid van hoofdofficier van justitie.

9 bis, tweede lid (Op nationaal niveau aan het nationale lid verleende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Idem.

9 bis, derde lid (Op nationaal niveau aan het nationale lid verleende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Het betreft een feitelijke handeling door de lidstaat en behoeft derhalve geen implementatie.

9 bis, vierde lid (Op nationaal niveau aan het nationale lid verleende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Vloeit voort uit de bevoegdheden die het nationaal lid heeft in zijn hoedanigheid van hoofdofficier van justitie.

9 ter (Gewone bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Idem.

9 quater (Met instemming van een bevoegde nationale autoriteit uitgeoefende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

• Een officier van justitie kan een verzoek om rechtshulp of overname van strafvervolging aan een bevoegde autoriteit in het buitenland richten.

• Bevoegdheid bevel tot inbeslagneming aan andere lidstaat in 552rr, bevoegdheid tot overdracht strafvervolging in 552t Sv.

• Een officier van justitie kan in Nederland onderzoekshandelingen gelasten, waaronder een gecontroleerde aflevering (Titel IVA, Titel V, Titel VA, Titel VB en Titel VC Sv).

9 quinquies (In dringende gevallen uitgeoefende bevoegdheden; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

• De hoofdofficier van justitie heeft in zijn hoedanigheid de genoemde bevoegdheden.

• Een officier van justitie is bevoegd een bevel te verlenen tot gecontroleerde aflevering (126i en 126q Sv)

• De hoofdofficier van justitie heeft in zijn hoedanigheid de genoemde bevoegdheden.

• Een officier van justitie is bevoegd uitvoering te geven aan een verzoek om rechtshulp (552i Sv).

9 sexies (Verzoek van een nationaal lid in het geval dat geen bevoegdheid kan worden uitgevoerd; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Situatie doet zich in Nld niet voor omdat nationaal lid wordt benoemd als hoofdofficier van justitie en in die hoedanigheid over de bevoegdheden beschikt.

9 septies (Deelname van het nationale lid aan een gemeenschappelijk onderzoeksteam; ingevoegd door artikel 1.8. van het herzieningsbesluit)

Op grond van het WvSv (artikel 552qa) is een OvJ bevoegd een gemeenschappelijk onderzoeksteam in te stellen. Op grond van een aanwijzing van het OM kan de deelname afhankelijk worden gesteld van de instemming van de nationale autoriteiten. Ook moet in een aanwijzing van het OM komen wanneer deelname afhankelijk kan worden gesteld.

10 (College; gewijzigd door artikel 1.9. van het herzieningsbesluit)

Betreft Eurojust.

11 (Rol van Commissie)

Betreft de betrokkenheid van de Europese Commissie en de verhouding Eurojust – Commissie.

12 (Nationaal coördinatiesysteem voor Eurojust; gewijzigd door artikel 1.10. van het herzieningsbesluit)

Opzetten en uitvoeren geschiedt op uitvoeringsniveau en niet in wetgeving.

13 (Uitwisseling van informatie met de lidstaten en tussen nationale leden; gewijzigd door artikel 1.11. van het herzieningsbesluit)

• De bevoegdheid om gegevens uit te wisselen met Eurojust wordt vastgelegd in Nederlandse wetgeving door middel van het wetsvoorstel ter implementatie van het Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PbEU L 350) en het Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol). Kamerstukken II 2010/11, 32 554.

• Overigens betreft het een uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

13 bis (Door Eurojust aan de bevoegde nationale autoriteiten verstrekte gegevens; ingevoegd door artikel 1.12. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie

14 (Verwerking van persoonsgegevens; gewijzigd door artikel 1.13. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie

15 (Verwerking van persoonsgegevens; gewijzigd door artikel 1.14. van het herzieningsbesluit)

Bepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

16 (Casemanagement, register en tijdelijke werkbestanden; gewijzigd door artikel 1.15. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie

16 bis (Functie van de tijdelijke werkbestanden en van het register; ingevoegd door artikel 1.16. van het herzieningsbesluit)

Openen van tijdelijke werkbestanden door nationale leden van Eurojust. Bepaling gericht aan nationale leden en behoeft naar zijn aard geen implementatie

16 ter (Toegang tot het casemanagementsysteem op nationaal niveau ingevoegd door artikel 1.16. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

17 (Functionaris voor de gegevensbescherming; gewijzigd door artikel 1.17. van het herzieningsbesluit)

Er wordt binnen Eurojust een functionaris voor de gegevensbescherming aangesteld. Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

18 (Geautoriseerde toegang tot persoonsgegevens; gewijzigd door artikel 1.18. van het herzieningsbesluit)

Bepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

19, eerste lid (Recht van toegang tot persoonsgegevens)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

19, tweede lid (Recht van toegang tot persoonsgegevens)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

19, derde lid (Recht van toegang tot persoonsgegevens)

Behoeft geen implementatie, volgt reeds uit de wet. Het College bescherming persoonsgegegevens, dat is aangewezen als de bedoelde instantie in het tweede lid, heeft doorzendplicht op grond van de Awb.

19, vierde tot en met negende lid (Recht van toegang tot persoonsgegevens; gewijzigd door artikel 1.19. van het herzieningsbesluit)

Behoeft geen implementatie, Eurojust is normadressaat.

20 (Verbetering en verwijdering van persoonsgegevens)

Eurojust is normadressaat. Dit artikel is uitgewerkt in het interne reglement betreffende de verwerking en bescherming van persoonsgegevens bij Eurojust (2005/C 68/01).

21 (Bewaartermijn voor persoonsgegevens; gewijzigd door artikel 1.20. van het herzieningsbesluit)

Eurojust is normadressaat. Dit artikel is uitgewerkt in het interne reglement betreffende de verwerking en bescherming van persoonsgegevens bij Eurojust (2005/C 68/01).

22 (Gegevensbeveiliging)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

23 (Gemeenschappelijk controleorgaan; gewijzigd door artikel 1.21. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

24, eerste lid (Aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens)

Eurojust is, overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar het hoofdbureau is gevestigd, aansprakelijk voor elke schade die een particulier lijdt als gevolg van ongeoorloofde of onjuiste gegevensverwerking door Eurojust. Betreft regulier aansprakelijkheidsrecht. Behoeft naar aard geen implementatie.

24, tweede lid (Aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens)

Klachten tegen Eurojust op grond van de in het eerste lid bedoelde aansprakelijkheid worden ingediend bij de rechtbanken van de lidstaat waar de zetel is gevestigd. Behoeft naar aard geen implementatie.

24, derde lid (Aansprakelijkheid voor ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens)

Normadressaten zijn de afzonderlijke lidstaten. Betreft regulier aansprakelijkheidsrecht.

25, eerste lid (Geheimhouding; gewijzigd door artikel 1.22. van het herzieningsbesluit)

Raadsbesluit richt zich tot de lidstaten en Eurojust. Op grond van dit artikel zijn de nationale leden, hun adjuncten en hun medewerkers, het personeel van Eurojust, de nationale correspondenten, alsmede de functionaris voor de gegevensbescherming tot geheimhouding verplicht.

25 bis (Samenwerking met het Europees Justieel Netwerk en andere netwerken voor justitiële samenwerking in strafzaken van de Europese Unie; ingevoegd door artikel 1.23. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

26 (Betrekkingen met andere instellingen, organen en agentschappen van de Gemeenschap of de Unie; gewijzigd door artikel 1.24. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

26 bis (Betrekkingen met derde staten en organisaties; ingevoegd door artikel 1.25. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

27 (Verstrekking gegevens; ingevoegd door artikel 1.26. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling, behoeft naar zijn aard geen implementatie

Artikel 27 bis (In derde staten gedetacheerde verbindingsmagistraten; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 ter (Verzoek aan of van een derde land om justitiële samenwerking; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 quater, eerste lid (Aansprakelijkheid betreffende andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

De contractuele aansprakelijkheid van Eurojust wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op de betrokken overeenkomst. Normadressaat is Eurojust. Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 quater, tweede lid (Aansprakelijkheid betreffende andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Met betrekking tot de niet-contractuele aansprakelijkheid is Eurojust, onverminderd de aansprakelijkheid op grond van artikel 24, verplicht de door het college of het personeel van Eurojust in de uitoefening van hun functie veroorzaakte schade te vergoeden in de mate waarin dezen daarvoor verantwoordelijk zijn, zulks ongeacht de verschillende schadevergoedingsprocedures die in de nationale wetgeving van de lidstaten bestaan. Normadressaat is Eurojust. Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 quater, derde lid

(Aansprakelijkheid betreffende andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Lid 2 is tevens van toepassing op de door een nationaal lid, een adjunct of een medewerker in de uitoefening van zijn functie veroorzaakte schade. Indien de betrokkene echter op grond van de hem bij de artikelen 9 bis tot en met 9 sexies verleende bevoegdheden heeft gehandeld, betaalt de lidstaat van oorsprong aan Eurojust het ter vergoeding van de schade betaalde bedrag terug. Normadressaten zijn Eurojust en lidstaten. Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 quater, vierde lid (Aansprakelijkheid betreffende andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 27 quater, vijfde lid (aansprakelijkheid betreffende andere aangelegenheden dan ongeoorloofde of onjuiste verwerking van gegevens; ingevoegd door artikel 1.27. van het herzieningsbesluit)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 28 (Organisatie en werking; gewijzigd door artikel 1.28. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 29 (Administratief directeur; gewijzigd door artikel 1.29. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 30 (Personeel; gewijzigd door artikel 1.30. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 31 (Bijstand voor vertolking en vertaling)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 32 (Verstrekking van informatie aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; gewijzigd door artikel 1.31. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 33 (Financiën; gewijzigd door artikel 1.32. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 34 (Begroting)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 35 (Opstelling van de begroting; gewijzigd door artikel 1.33. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 36 (Uitvoering van de begroting en kwijting; gewijzigd door artikel 1.34. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 37 (Financieel reglement van toepassing op de begroting)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 38, eerste lid (Audits)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 39 (Toegang tot documenten)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 39 bis (Gerubriceerde EU-gegevens; ingevoegd door artikel 1.35. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 40 (Territoriaal toepassingsgebied)

Behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 41 (Verslaglegging; gewijzigd door artikel 1.36. van het herzieningsbesluit)

Feitelijke handeling lidstaat. Behoeft naar zijn aard geen implementatie in wetgeving.

Artikel 41 bis (Evaluatie; ingevoegd door artikel 1.37. van het herzieningsbesluit)

Uitvoeringsbepaling gericht aan Eurojust, behoeft naar zijn aard geen implementatie.

Artikel 42 (omzetting)

Op grond van dit artikel moet het Besluit van 2009/426 worden geïmplementeerd.

Artikel 43 (Inwerkingtreding)

Regelt de inwerkingtreding van het besluit.


X Noot
1

Pb L 63/1 van 6 maart 2002.

X Noot
2

Pb L 348/130

X Noot
3

Dit betreft Besluit 2002/494/JBZ (genocide, misdrijven tegen de mensheid en oorlogsmisdrijven) en 2007/845/JBZ (bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen) van de Raad.

Naar boven