33 024 Wijziging van de Wet op de zorgtoeslag, in verband met de introductie van een vermogenstoets

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de aanspraak op zorgtoeslag afhankelijk te stellen van het vermogen om aldus enige bezuinigingen te bereiken;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op de zorgtoeslag wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, tweede lid, wordt «de draagkracht» vervangen door: de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen.

B

Na artikel 2 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 2a

  • 1. In afwijking van artikel 7, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen bestaat geen aanspraak op een zorgtoeslag indien de grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende in het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 80 000, dan wel, ingeval de belanghebbende het gehele berekeningsjaar dezelfde partner heeft, de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, van de belanghebbende en zijn partner in het berekeningsjaar meer bedraagt dan € 80 000.

  • 2. Bij het begin van het kalenderjaar wordt het bedrag, bedoeld in het eerste lid, bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de tabelcorrectiefactor, bedoeld in artikel 10.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • 3. Indien er aanleiding is om het bedrag, bedoeld in het eerste lid, te verhogen op een andere wijze dan op grond van het tweede lid, wordt het bedrag vastgesteld bij algemene maatregel van bestuur.

  • 4. Het overeenkomstig het eerste of tweede lid aangepaste bedrag treedt in de plaats van het bedrag, genoemd in het eerste lid.

  • 5. Indien een verhoging als bedoeld in het derde lid wordt toegepast, vindt deze verhoging plaats nadat het tweede lid toepassing heeft gevonden.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Staatssecretaris van Financiën,

Naar boven