Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33019 nr. 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2011-2012 | 33019 nr. 4 |
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State d.d. 15 augustus 2011 en het nader rapport d.d. 23 september 2011, aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 15 juli 2011, no. 11.001741, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en wetenschap, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met aanpassing van de rijksmediabijdrage, opheffing van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep als publieke media-instelling en aanpassingen van meer technische aard, met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe de wettelijk vastgelegde rijksmediabijdrage te verlagen en de wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep (de Wereldomroep) te beëindigen.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 15 juli 2011, nr. 11.001741, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 15 augustus 2011, nr. W05.11.0278/I, bied ik U hierbij aan.
De Afdeling advisering van de Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel van wet maar maakt enkele opmerkingen van inhoudelijke aard. Hieronder ga ik in op de opmerkingen van de Afdeling.
Het voorstel regelt dat de Wereldomroep vanaf 2013 niet langer gefinancierd wordt uit de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en dat de wettelijke taken van de Wereldomroep worden beëindigd.
Blijkens de toelichting wordt de kerntaak tot verspreiding van het vrije woord – het voorzien in onafhankelijke informatie in landen met een informatieachterstand – niet beëindigd; de Wereldomroep zal voor deze taak bekostiging ontvangen uit de begroting van het ministerie van Buitenlandse zaken.
De Afdeling merkt op dat door het vervallen van de bescherming die de Mediawet biedt aan de aard en identiteit van de Wereldomroep, de Wereldomroep een subsidierelatie krijgt met het ministerie van Buitenlandse Zaken. De Afdeling is van oordeel dat de eigen verantwoordelijkheid van de Wereldomroep als maatschappelijke organisatie door deze subsidierelatie niet mag worden ingeperkt.
Voorts wordt in de toelichting opgemerkt dat ten behoeve van een ordentelijke afbouw van de organisatie aan de Wereldomroep zal worden gevraagd om een plan tot afbouw en een bijbehorend sociaal plan voor te leggen. De uitvoering van deze plannen zal in 2012 zijn beslag moeten krijgen, aldus de toelichting.2 Uit de toelichting wordt echter niet duidelijk of het voorleggen van dit sociaal plan betekent dat de minister van OCW betrokken is bij de totstandkoming van dit plan.
De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de twee bovenstaande punten.
De Afdeling merkt op dat de eigen verantwoordelijkheid van de Wereldomroep als maatschappelijke organisatie door de komende subsidierelatie met de minister van Buitenlandse Zaken niet mag worden ingeperkt. De regering neemt deze opmerking van de Afdeling ter harte. De eigen identiteit van de Wereldomroep als maatschappelijke organisatie accentueert het belang van zijn eigen verantwoordelijkheid. De regering zal er voor waken dat de Wereldomroep zijn journalistieke werkzaamheden in het kader van het vrije woord, het voorzien in onafhankelijke informatie in landen met een informatieachterstand, onafhankelijk kan uitvoeren.
Een andere kwestie die de Afdeling aan de orde stelt, is dat uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel niet duidelijk blijkt of de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betrokken is bij de totstandkoming van het sociaal plan in het kader van de afbouw van de Wereldomroep. Tot 1 januari 2013 is de Wereldomroep onderdeel van het omroepbestel. Met ingang van dat tijdstip is de Wereldomroep niet langer een publieke media-instelling en zal die organisatie voor haar activiteiten gericht op de verspreiding van het vrije woord worden gesubsidieerd door de minister van Buitenlandse Zaken. Bij brief van 8 juli 2011 heb ik de Wereldomroep meegedeeld dat ik tot 1 januari 2013 verantwoordelijk ben voor de Wereldomroep en tevens gevraagd uiterlijk 1 december 2011 een plan tot reorganisatie en een bijbehorend sociaal plan aan mij voor te leggen.
Ik ben in de memorie van toelichting bij het onderhavige wetsvoorstel nader op beide punten ingegaan.
Artikel V bepaalt dat de financiële bijdrage van de overheid aan de mediabegroting zal worden verlaagd met 50,474 miljoen euro in 2013 tot 201,201 miljoen euro voor het jaar 2017. Volgens de toelichting is gekozen voor een wetswijziging in twee stappen: onderhavig voorstel regelt de verlaging van de rijksmediabijdrage en de beëindiging van de wettelijke taken van de Wereldomroep, vervolgens zullen in een voorstel met ruimere strekking de taak en organisatie van de landelijke publieke omroep vanaf 1 januari 2016 worden geregeld, evenals de herpositionering van de omroeporkesten.
De Afdeling constateert dat in de toelichting aangegeven wordt dat de rijksmediabijdrage wordt verlaagd, maar dat de wijze waarop deze verlaging vorm zal krijgen niet wordt toegelicht.
De Afdeling adviseert in de toelichting aandacht te besteden aan het procesverloop van het andere wetsvoorstel.
Aan het advies van de Afdeling om aandacht te besteden aan de wijze waarop de verlaging van de rijksmediabijdrage vorm zal krijgen, en aan het procesverloop van het andere, nog aan de Afdeling voor advies voor te leggen voorstel van wet tot wijziging van de Mediawet 2008 heb ik gevolg gegeven.
3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Afdeling naar de bij het advies behorende bijlage.
De redactionele opmerkingen van de Afdeling zijn overgenomen met uitzondering van de derde opmerking. De Afdeling adviseert om in artikel 2.1, eerste lid, van de Mediawet 2008 (artikel I, onderdeel B) het gehele onderdeel b te schrappen. Ik neem dit advies van de Afdeling niet over. De reden hiervan is dat een deel van de in die bepaling vermelde mediaopdracht in het vervolg door de Stichting Nederlands Publieke Omroep zal worden uitgevoerd. Het betreft de verzorging van het zogenoemde BVN-aanbod (beste van Nederland en Vlaanderen) en van het media-aanbod voor het Caribisch gebied.
Overige wijzigingen
Van de gelegenheid heb ik gebruikgemaakt om nog enkele wijzigingen in het voorstel van wet en in de memorie van toelichting aan te brengen, dit naar aanleiding van de uitvoeringstoets van het Commissariaat voor de Media (verder: Commissariaat) met betrekking tot het onderhavige voorstel van wet. Het Commissariaat stelt met betrekking tot het nieuwe artikel 2.138b van de Mediawet (artikel I, onderdeel DD) voor de eindafrekening na afloop van het uittreden van een kerkgenootschap of een genootschap op geestelijke grondslag uit het omroepbestel zo spoedig als mogelijk is te laten indienen. Het Commissariaat bepleit de opname in het wetsvoorstel van een concrete termijn (4 maanden) met een overschrijdingsmogelijkheid. Ik heb dit voorstel overgenomen waarbij ik aanteken dit voorstel ook van toepassing te doen zijn op de eindafrekening van omroepverenigingen in geval van uittreding uit het bestel. Een volgende suggestie van het Commissariaat staat los van de aan hem voorgelegde versie van het voorstel van wet en ziet op de omschrijving van «telewinkelboodschap». Omdat telewinkelboodschappen ook buiten een televisieprogramma kunnen worden aangeboden als onderdeel van het overige televisieprogramma-aanbod, moet volgens het Commissariaat de omschrijving in die zin in artikel 1.1 van de Mediawet worden aangepast. Ik heb dit voorstel ook overgenomen. De tekstuele suggesties van het Commissariaat voor enkele onderdelen van de memorie van toelichting zijn eveneens overgenomen.
Verder zijn in de memorie van toelichting kleine redactionele verbeteringen aangebracht.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.
De vice-president van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
– In de citeertitel en in de toelichting, in het opschrift van hoofdstuk 3, de zinsnede «opheffing van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep als publieke media-instelling» vervangen door: beëindiging van wettelijke taken van de Stichting Radio Nederland Wereldomroep.
– In de considerans de zinsnede «ter uitvoering van de in het regeerakkoord opgenomen» schrappen, aangezien de considerans een inhoudelijke onderbouwing van de wet moet weergeven (vergelijk aanwijzing 118 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).
– In Artikel I, onderdeel B, het artikel 2.1, eerste lid, onderdeel b, geheel schrappen, nu dit onderdeel ziet op de taken van de Wereldomroep (vergelijk Kamerstukken II 2007/08, 31 356, nr. 3, blz. 42).
– In Artikel I, onderdeel I, derde lid, de zinsnede «3. Aan de volzin wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:» vervangen door: 3. Na onderdeel d wordt een nieuw onderdeel e toegevoegd, luidende:.
– Het bestaande artikel 2.26, laatste volzin, in een apart tweede lid onderbrengen. Ook artikel 2.25, laatste volzin, in een apart tweede lid onderbrengen.
– In Artikel I, onderdeel HH, het gehele eerste lid vervangen door: 1. Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel b, vervalt onderdeel b.
– Artikel I, onderdeel RR, artikel 2.185, eerste lid, als volgt laten luiden: De NPO stelt een commissie in die tot taak heeft de evaluatie te verrichten. De commissie bestaat uit ten minste vijf onafhankelijke deskundigen en is zoveel mogelijk representatief voor het kijk- en luisterpubliek.
– In artikel I, onderdeel SS, in artikel 2.186, aanhef, de zinsnede «De evaluatiecommissie van de NPO» vervangen door: De evaluatiecommissie. Ook in artikel 2.185, tweede lid, de zinsnede «De leden van de evaluatiecommissie van de NPO» vervangen door: De leden van de evaluatiecommissie.
– In artikel I, onderdeel TT, in artikel 2.187, tweede lid, «Onze minister» vervangen door: Onze Minister.
De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33019-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.