Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel I wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL Ia
Artikel 205 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek is niet van toepassing.
Toelichting
In de toelichting ten aanzien van het overgangsrecht in de huidige memorie van toelichting
van het wetsvoorstel is de werking van artikel 205 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk
Wetboek niet in ogenschouw genomen. Wel werd ingegaan op de artikelen 68a en 74 van
dit Boek. Op grond van deze artikelen werd gesteld dat de nieuwe regels die ingevolge
het wetsvoorstel komen te gelden, na inwerkingtreding van het wetsvoorstel onmiddellijk
van toepassing zijn op bestaande huurovereenkomsten en op lopende rechterlijke procedures.
In twee situaties geldt dit niet, zo werd aangegeven. Allereerst is de «oude» wet
nog van toepassing in procedures die in de hoogste feitelijke instantie al in staat
van wijzen verkeren. Een geding is in staat van wijzen, indien daarin eindvonnis kan
worden gewezen (volgens HR 29 januari 1999, NJ 1999, 272: Campina/De Brie). Zo lang
de zaak niet is afgeconcludeerd kan daarvan geen sprake zijn. Ten tweede zullen de
nieuwe regels, ook na inwerkingtreding daarvan, niet van toepassing zijn indien sprake
is van een cassatieberoep tegen een, vóór de inwerkingtreding van het initiatiefvoorstel
tot stand gekomen, uitspraak. Ook in dit geval zal de «oude» wet van toepassing blijven.
Toepasselijkheid van het nieuwe recht zou in bovenstaande gevallen veelal niet mogelijk
zijn zonder behandeling van nieuwe feitelijke vragen die voor het nieuwe recht relevant
zijn.
Bij het bovenstaande is de werking van artikel 205 van de Overgangswet buiten beschouwing
gebleven. Dit artikel bepaalt dat het voor de inwerkingtreding van titel 7.4 (waarop
het wetsvoorstel ziet) geldende recht wordt geëerbiedigd in lopende procedures, om
processuele complicaties te voorkomen. Deze regel is ook van toepassing op wijziging
van reeds bestaande bepalingen uit het huurrecht, zoals thans aan de orde. Dit betekent
dat zonder uitdrukkelijke bepaling de voorgestelde wijziging eerbiedigende en geen
onmiddellijke werking zal hebben, zoals wel wordt betoogd in de toelichting en wat
ook wordt beoogd door de indieners. De indieners zijn van mening dat onmiddellijke
werking nodig is, de twee uitzonderingssituaties als hierboven beschreven daargelaten.
De indieners wensen te voorkomen dat de behandeling van dit initiatiefvoorstel verhuurders
stimuleert om voor de vaststelling van het voorstel renovatieprojecten met spoed in
uitvoer te brengen. Met als doel de nieuwe wetgeving niet van toepassing te laten
zijn op deze projecten. De indieners wensen daarom bij nota van wijziging artikel
205 van de Overgangswet als niet van toepassing te verklaren op het moment van inwerkingtreding
van dit wetsvoorstel bestaande huurovereenkomsten. Dit betekent dat het recht zoals
dat luidde voor de inwerkingtreding van het initiatiefvoorstel alleen van toepassing
is indien op het moment van inwerkingtreden van het initiatiefvoorstel een rechtszaak
is begonnen die in de hoogste feitelijke instantie in staat van wijzen verkeert of
sprake is van een cassatieberoep tegen een, voor het van toepassing worden van de
wet tot stand gekomen, uitspraak.
Deze nota van wijziging beoogt de (in de memorie van toelichting reeds aangegeven)
bedoeling van de indieners in overeenstemming te brengen met de wetstekst door het
buiten toepassing verklaren van artikel 205 van de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek.
Gesthuizen Smeets Blanksma-Van den Heuvel Van Gent