33 013 Wijziging van de Pensioenwet en enige andere wetten (Verzamelwet pensioenen 2012)

Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 oktober 2011

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Na artikel I, onderdeel A, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Aa

In artikel 71, eerste lid, wordt «de artikelen 72 en 73» vervangen door: de artikelen 72, 72a en 73.

Ab

Na artikel 72 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 72a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling

De in artikel 71 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien de overdragende of ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de oude of nieuwe werkgever noodzakelijk zijn die een bij regeling van Onze Minister te bepalen grens overschrijden.

Ac

Aan artikel 75 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien in de in artikel 71 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat sprake is van de in artikel 72a bedoelde situatie is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

a. voldaan wordt aan de in artikel 71, eerste en vierde lid, genoemde voorwaarden; en

b. de oude of nieuwe werkgever bereid is de aanvullende bijdragen te betalen.

2

In artikel I, onderdeel H, wordt «met ingang van 1 januari 2017» vervangen door: vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van de Verzamelwet pensioenen 2012.

3

Na artikel II, onderdeel B, worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

In artikel 82, eerste lid, wordt «de artikelen 83 en 84» vervangen door: de artikelen 83, 83a en 84.

Bb

Na artikel 83 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 83a. Uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht in verband met bijbetaling

De in artikel 82 genoemde plicht tot waardeoverdracht geldt niet indien de ontvangende pensioenuitvoerder een verzekeraar is en aanvullende bijdragen van de werkgever noodzakelijk zijn die een bij regeling van Onze Minister te bepalen grens overschrijden.

Bc

Aan artikel 86 wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Indien in de in artikel 82 bedoelde situatie geen plicht tot waardeoverdracht bestaat omdat sprake is van de in artikel 83a bedoelde situatie is de pensioenuitvoerder bevoegd tot waardeoverdracht indien:

a. voldaan wordt aan de in artikel 82, eerste en vierde lid, genoemde voorwaarden; en

b. de werkgever bereid is de aanvullende bijdragen te betalen.

4

In artikel II, onderdeel H, wordt «met ingang van 1 januari 2017» vervangen door: vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel II, onderdeel E, van de Verzamelwet pensioenen 2012.

5

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel IIIA OVERGANGSRECHT

1. Artikel 72a van de Pensioenwet en artikel 83a van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn niet van toepassing indien de ontvangende pensioenuitvoerder de deelnemer voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel Ab of artikel II, onderdeel Bb, een opgave of voorlopige opgave heeft verstrekt per de overdrachtsdatum van de overdrachtswaarde en de daaraan ten grondslag liggende gegevens onder vermelding van de aanspraken die zullen voortvloeien uit de waardeoverdracht en de wijze waarop de aanspraken in de pensioenregeling, ondergebracht bij de ontvangende pensioenuitvoerder, zullen worden behandeld.

2. Dit artikel vervalt twee jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Toelichting

Onderdelen 1 en 3

De pensioenregelgeving kent procedure- en rekenregels voor waardeoverdracht bij bijvoorbeeld baanwisseling van een werknemer. Deze regels beogen deelnemers ertegen te beschermen dat zij door waardeoverdracht minder pensioenaanspraken verkrijgen dan zij voorheen hadden.

De huidige regels kunnen grote gevolgen hebben voor de financiële afwikkeling van waardeoverdrachten. Zij kunnen leiden tot bijbetalingslasten voor de oude werkgever of het oude fonds, dan wel de nieuwe werkgever of het nieuwe fonds. Deze lasten kunnen substantieel zijn, zeker voor kleine ondernemingen. Daarnaast kunnen bijbetalingslasten de arbeidsmobiliteit van werknemers belemmeren. Het risico op bijbetalingslasten kan werkgevers belemmeren in het aannemen van werknemers.

Voorliggende wijziging van de Pensioenwet ziet erop dergelijke gevolgen te voorkomen. Hiermee wordt een uitzondering op de plicht van pensioenuitvoerders tot medewerking aan waardeoverdracht geïntroduceerd indien de overdragende of ontvangende uitvoerder een verzekeraar is en de overdracht leidt tot bijbetalingslasten voor de oude of de nieuwe werkgever die een bij ministeriële regeling te stellen grens te boven gaan.

Voor pensioenfondsen is een bepaling als zojuist beschreven, niet nodig. Fondsen kunnen de bijbetalingslasten spreiden over alle aangesloten werkgevers en deelnemers, en hebben daarnaast de mogelijkheid om de lasten te spreiden in de tijd.

In de huidige regelgeving is bepaald dat als een pensioenuitvoerder niet verplicht is om mee te werken aan waardeoverdracht, deze wel bevoegd is om die medewerking vrijwillig te verlenen. In lijn hiermee wordt voorgesteld dat als de bijbetalingslasten de te stellen grens overschrijden, pensioenuitvoerders de bevoegdheid krijgen om dan alsnog mee te werken aan waardeoverdracht. Daarvoor zal dan als nadrukkelijke voorwaarde gelden dat de desbetreffende werkgever bereid is om de bijbetalingslasten (vrijwillig) te betalen.

Deze wijziging van de Pensioenwet betekent een (nieuwe) uitzondering op het recht van werknemers op waardeoverdracht. Het is wenselijk om de inbreuk op dit recht zo beperkt mogelijk te houden. Tegelijkertijd moeten de gewijzigde regels de bijbetalingslasten effectief beperken, vooral voor kleine werkgevers. Bij de opstelling van de ministeriële regeling zal met beide aspecten rekening worden gehouden.

De Wet verplichte beroepspensioenregeling wordt overeenkomstig aangepast.

Het betreft hier een tijdelijke maatregel, in afwachting van een meer fundamentele discussie over waardeoverdracht.

In het overgangsrecht is geregeld dat de uitzondering op de plicht tot waardeoverdracht niet geldt indien de ontvangende pensioenuitvoerder de «waardeoverdrachtofferte» heeft verstrekt voor het tijdstip van inwerkingtreding van de gewijzigde bepalingen. Deze overgangsbepaling vervalt na twee jaar.

Onderdelen 2 en 4

Het overgangsrecht bij het verbod op kapitaalcontracten eindigt uiterlijk met ingang van 1 januari 2017. Daarbij is uitgegaan van een termijn van vijf jaar. De concrete datum die nu in de overgangsbepalingen staat wordt vervangen door een termijn van vijf jaar na het tijdstip van inwerkingtreding, zodat de overgangstermijn ook bij inwerkingtreding na 1 januari 2012 gewaarborgd is.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. G. J. Kamp

Naar boven